frans 3.3

waar houd je van?

qu'est-ce que tu aimes?

ik houd van muziek

j'aime la musique

houd je van voetbal?

tu aimes le foot?

nee, ik heb een hekel aan voetbal

non, je déteste le foot

ik heb liever rugby

je préfère le rugby

hij houdt van honden

il aime les chiens

zij houdt van tennis

elle aime le tennis

houdt u van sport?

vous aimez le sport?

waar houden jullie van?

qu'est-ce que vous aimez?

wij houden van dieren

nous aimons les animaux

houden jullie van zwemmen?

vous aimez la natation?

nee, wij houden van computerspelletjes

non, nous aimons les jeux vidéo

waar houden zij (mmv) van?

qu'est-ce qu'ils aiment?

zij (mmv) houden van basketbal

ils aiment le basket

zij (vmv) houden van dansen

elles aiment la danse

ze is dol op tekenen

elle adore le dessin

hij voetbalt

il joue au foot

zij tennist

elle joue au tennis

we spelen op het voetbalveld

on joue sur le terrain de foot

ik speel basketbal

Je joue au basket