 Call Kai
Call Kai Learn
Learn Practice Test
Practice Test Spaced Repetition
Spaced Repetition Match
Match1/105
Looks like no tags are added yet.
| Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced | 
|---|
No study sessions yet.
Balts
Het gedrag waarmee dieren elkaar proberen te verleiden voor de paring, bijvoorbeeld zingen, dansen of pronken met veren.
Seks
Alle handelingen waardoor iemand seksueel opgewonden kan raken of seksueel contact heeft met een ander.
Seksualiteit
Een verzamelbegrip dat gaat over hoe iemand gevoelens, gedachten, verlangens en gedrag ervaart rond intimiteit en seks.
Puberteit
De levensfase waarin je lichaam en geest zich ontwikkelen van kind naar volwassene; hierbij veranderen ook je gevoelens en hormonen.
Gender
De optelsom van hoe je bent geboren, hoe je je voelt, hoe je je gedraagt en hoe je wilt dat anderen je zien.
Sekse
De biologische kenmerken van een persoon, zoals de geslachtsorganen, hormonen en chromosomen, vastgelegd in het DNA.
Genderidentiteit
Wat je van binnen voelt: of je je een jongen, meisje, beide of geen van beide voelt.
Non-binair
Iemand die zich niet (alleen) man of vrouw voelt, maar ergens tussenin of buiten deze hokjes.
Transgender
Iemand wiens gevoel van gender niet overeenkomt met de sekse waarmee diegene geboren is.
Genderexpressie
De manier waarop iemand laat zien wie hij, zij of die is, bijvoorbeeld via kleding, gedrag, stem of houding.
Porno
Beelden, filmpjes of teksten die zijn bedoeld om iemand seksueel op te winden.
Toestemming
Als iemand duidelijk laat merken dat hij of zij het eens is met wat er gebeurt, bijvoorbeeld bij seks of aanraking.
Sexting
Het versturen van seksueel getinte berichten, foto's of video's via telefoon of internet.
Geslachtsorganen
De delen van het lichaam die betrokken zijn bij voortplanting en seksueel plezier.
Primaire geslachtskenmerken
De lichamelijke kenmerken waarmee je geboren wordt, zoals penis of vagina.
Venusheuvel
De met vet bedekte heuvel boven de vrouwelijke geslachtsdelen.
Voorhuid
Het stukje huid dat de eikel van de penis bedekt.
Schaft
Het langwerpige deel van de penis tussen de eikel en het lichaam.
Eikel
Het gevoelige topje van de penis of de clitoris.
Zwellichamen
Weefsel in de penis of clitoris dat zich vult met bloed bij seksuele opwinding.
Plasbuis
De buis waardoor urine (en bij mannen ook sperma) het lichaam verlaat.
Penis
Mannelijk geslachtsorgaan dat dient voor plassen en voor het overbrengen van sperma.
Vulvalippen
De huidplooien rond de opening van de vagina.
Vagina
Het inwendige vrouwelijke geslachtsorgaan dat leidt naar de baarmoeder.
Clitoris
Een zeer gevoelig deel bij de vrouw dat zorgt voor seksuele opwinding.
Erectie
Het stijf worden van de penis doordat zwellichamen zich vullen met bloed.
Voortplantingsstelsel
Alle organen die samen zorgen voor de voortplanting.
Teelballen
Organen in het scrotum die zaadcellen maken.
Bijballen
Organen waar zaadcellen tijdelijk worden opgeslagen.
Zaadleider
Buis die zaadcellen van de bijballen naar de prostaat vervoert.
Zaadblaasje
Orgaan dat vocht toevoegt aan zaadcellen om sperma te vormen.
Prostaat
Klier die vocht toevoegt aan het sperma en helpt bij de zaadlozing.
Eierstokken
Organen die eicellen en vrouwelijke hormonen (oestrogeen en progesteron) produceren.
Eileider
De buis die een eicel van de eierstok naar de baarmoeder vervoert.
Baarmoeder
Het orgaan waarin een bevruchte eicel kan uitgroeien tot een baby.
Baarmoedermond
De opening tussen vagina en baarmoeder.
Baarmoederhals
Het onderste, smalle deel van de baarmoeder dat in de vagina uitkomt.
Eicellen
De vrouwelijke geslachtscellen.
Zaadcellen
De mannelijke geslachtscellen.
Geslachtscellen
De voortplantingscellen: eicellen en zaadcellen.
Sperma
Het mengsel van zaadcellen en zaadvocht.
Vruchtbaar
De periode waarin een vrouw zwanger kan worden.
Zaadlozing
Het moment waarop sperma via de penis het lichaam verlaat.
Oestrogeen
Vrouwelijk geslachtshormoon dat zorgt voor ontwikkeling van vrouwelijke kenmerken en menstruatie.
Progesteron
Vrouwelijk hormoon dat helpt bij de menstruatiecyclus en zwangerschap.
Testosteron
Mannelijk geslachtshormoon dat zorgt voor de ontwikkeling van mannelijke kenmerken.
Eisprong
Het moment waarop een rijpe eicel vrijkomt uit een eierstok.
Baarmoederslijmvlies
De binnenlaag van de baarmoeder die dikker wordt om een bevruchte eicel op te vangen.
Ongesteldheid
Het verliezen van bloed en slijm uit de baarmoeder als er geen bevruchting heeft plaatsgevonden.
Menstruatiecyclus
De maandelijkse cyclus waarin het lichaam zich voorbereidt op een mogelijke zwangerschap.
Overgang
De periode waarin vrouwen stoppen met menstrueren en vruchtbaar zijn.
Opgewonden
De lichamelijke en emotionele toestand waarin iemand seksueel prikkels ervaart.
Geslachtsgemeenschap
Seks waarbij de penis in de vagina wordt gebracht.
Masturberen
Zichzelf seksueel bevredigen met de hand of een hulpmiddel.
Vingeren
Met een of meer vingers de vagina of clitoris stimuleren.
Aftrekken
Met de hand de penis stimuleren tot een orgasme.
Voorspel
De handelingen die leiden tot seksuele opwinding vóór de geslachtsgemeenschap.
Beffen
Met de mond of tong de vagina of clitoris stimuleren.
Pijpen
Met de mond of tong de penis stimuleren.
Orgasme/Klaarkomen
Het hoogtepunt van seksuele opwinding waarbij spanning ontlaadt.
Hetero
Iemand die zich aangetrokken voelt tot iemand van het andere geslacht.
Homo
Iemand die zich aangetrokken voelt tot iemand van hetzelfde geslacht.
Lesbisch
Vrouwen die zich aangetrokken voelen tot vrouwen.
Bi
Iemand die zich aangetrokken voelt tot zowel mannen als vrouwen.
Panseksueel
Iemand die zich aangetrokken voelt tot mensen, ongeacht hun geslacht of gender.
Aseksueel
Iemand die weinig of geen seksuele aantrekking voelt.
SOA
Een seksueel overdraagbare aandoening; een infectie die je kunt krijgen door seksueel contact.
Condoom
Voorbehoedsmiddel dat sperma tegenhoudt en beschermt tegen soa’s.
Afscheiding
Vocht uit de vagina of penis; kan normaal of een teken van een soa zijn.
Chlamydia
Een veelvoorkomende soa die vaak zonder klachten verloopt maar vruchtbaarheid kan aantasten.
Drager
Iemand die een ziekteverwekker bij zich heeft en kan overdragen zonder zelf klachten te hebben.
Aids
Ziekte veroorzaakt door het hiv-virus, waardoor het afweersysteem ernstig verzwakt.
Voorbehoedsmiddelen/Anticonceptie
Middelen die een zwangerschap helpen voorkomen, zoals condoom of pil.
Bevruchting
Het samensmelten van een eicel en een zaadcel.
Embryo
De eerste ontwikkelingsfase van een baby na de bevruchting.
Navelstreng
De verbinding tussen moeder en kind waardoor voeding en zuurstof worden vervoerd.
Placenta
Het orgaan dat tijdens de zwangerschap voedingsstoffen en zuurstof aan de baby geeft.
Twee-eiige tweeling
Twee kinderen die ontstaan uit twee verschillende eicellen en zaadcellen.
Eeneiige tweeling
Twee kinderen die ontstaan uit één bevruchte eicel die zich splitst.
Foetus
De naam voor het ongeboren kind vanaf ongeveer acht weken zwangerschap.
Vruchtvliezen
De vliezen die de baby en het vruchtwater omgeven.
Vruchtwater
Het vocht waarin de baby in de baarmoeder drijft en beschermd wordt.
Echo
Beeldonderzoek met geluidsgolven waarmee je het ongeboren kind kunt zien.
Prenataal onderzoek
Medisch onderzoek tijdens de zwangerschap om te controleren of de baby gezond is.
Bevalling
Het proces waarbij de baby wordt geboren.
Weeën
Samentrekkingen van de baarmoeder die helpen de baby naar buiten te duwen tijdens de bevalling.
Erfelijkheid
Het proces waarbij ouders bepaalde eigenschappen doorgeven aan hun nakomelingen.
DNA
Het molecuul dat alle erfelijke informatie bevat; bepaalt eigenschappen zoals oogkleur, haarkleur en bloedgroep.
Chromosomen
Opgerolde DNA-strengen die zich in de celkern bevinden; mensen hebben 46 chromosomen (23 paren).
Gen
Een stukje DNA dat de code bevat voor één erfelijke eigenschap.
Genotype
De totale verzameling van alle genen (erfelijke informatie) van een organisme.
Fenotype
Alle waarneembare eigenschappen van een organisme, zoals uiterlijk en gedrag.
Omgevingsfactoren
Invloeden van buitenaf (zoals voeding, opvoeding, ziekten, training) die samen met het genotype het fenotype bepalen.
Geslachtscellen
Eicellen en zaadcellen; bevatten elk 23 chromosomen (de helft van het totaal).
Bevruchting
Het versmelten van een eicel en een zaadcel, waardoor een nieuwe cel met 46 chromosomen ontstaat.
Chromosomenparen
Mensen hebben 23 paren; van elk paar komt één chromosoom van de vader en één van de moeder.
Unieke combinatie
Elke persoon heeft een unieke combinatie van chromosomen; daardoor is iedereen genetisch uniek.
Geslachtschromosomen
Het 23e chromosomenpaar dat de sekse bepaalt (XX = meisje, XY = jongen).
X-chromosoom
Lang chromosoom met veel genen, aanwezig bij zowel mannen als vrouwen.
Y-chromosoom
Kort chromosoom met weinig genen, alleen aanwezig bij mannen (in combinatie met een X-chromosoom).