Sociologie sem 1 {2023-2024}

studied byStudied by 3 people
4.0(1)
learn
LearnA personalized and smart learning plan
exam
Practice TestTake a test on your terms and definitions
spaced repetition
Spaced RepetitionScientifically backed study method
heart puzzle
Matching GameHow quick can you match all your cards?
flashcards
FlashcardsStudy terms and definitions

1 / 136

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Sociology

137 Terms

1

Sieyès

  • samenleving veranderen

  • normatief concept

  • politiek standpunt

  • derde stand rechten krijgen

  • volkssoevereiniteit

New cards
2

Comte

  • dagelijkse praktijken begrijpen & vorm geven

  • nadenken over realiteit zelf

  • samenlevingskunde is zeer beschrijvend

  • empirisch concept

  • positivist

New cards
3

C.W. Mills

  • sociological imagination

  • 3 componenten

    • geschiedenis

    • biografie

    • structuur

New cards
4

selectieve waarneming

  1. gewicht van routineur denken en handelen

    • enige echte waarheid

    • denken

    • informatie in sociale context zullen reduceren, ordenen en interpreteren vanuit eigen standpunt

  2. fysische en sociale beperkingen

    • nemen de samenleving waar vanuit bepaalde sociale positie

    • missen stukken info of we verkrijgen ze juist makkelijker

  3. belangen

    • bepaalde belangen verdedigen

    • verhaal zal verschillen a.d.h.v. sociale positie

    • krant en eigen interpretatie hangen af van je eigen positie

  1. kennis en informatie (en onderwijs)

    • onze waarneming vanuit de kennis die we al hebben

    • andere kijk op een bepaald persoon/situatie als we iets meer of anders te weten zijn gekomen

    • info bepalend voor wat je waarneemt

  1. voorkeur en afkeer

    • voor- en afkeur van personen

    • pos en neg houdingen zijn niet aangeboren, maar sociaal bepaald

    • socialisatieproces

New cards
5

referentiekaders

  • vormt een geheel

  • stabiel toch niet onveranderlijk

  • talrijk, divers en individueel

  • ook gedeelde kaders

New cards
6

G.Gurvitch

  • vliegtuiganalogie

  • common sense

  • sociologie

    • echtscheidingen (gezinssociologie)

    • arbeid

New cards
7

G.Gurvitch: sociologie

  • op zoek naar verklaringen achter de zichtbare fenomenen

  • wetenschappelijke aanpak onderscheidt van het ‘gezond verstand’

  • aantal fenomenen te verklaren vanuit persoonlijke kenmerken/drijfveren + sociale factoren uiterst belangrijke rol

  • situeert verklaringen en wetmatigheden in sociale factoren

  • bouwt voort op systematische, empirische waarnemingen

New cards
8

G.Gurvitch: echtscheidingen

  • persoonlijke en sociale omstandigheden

  • beschrijven en verklaren

  • stijging in westerse landen

  • verzameling van persoonlijke problemen → sociaal feit

  • sociale omstandigheden

New cards
9

G.Gurvitch: arbeid

  • domineert het dagelijks leven

  • vraagt zich af of het altijd al zo geweest is

  • arbeidsethos → arbeid beschouwen als het hoogste goed

  • latentiedeprivatiemodel (jahoda)

    • inkomen niet enige functie van arbeid

    • stelling: psychische welbevinden verslechtert bij het wegvallen van betaalde arbeid

  • 5 manifeste en latente functies

    1. structureert de tij van individuen

    2. belangrijke rol van sociale contacten en ervaringen

    3. verbindt een individu met doeleinden die de persoonlijke preferenties overstijgen

    4. zorgt voor status en draagt zo bij tot de def. van iemands positis in de SL

    5. dwingt tot activiteit, kansen om handelingen te stellen met zichtbare gevolgen, dwingt ook tot het ontwikkelen en uitdrukken van competenties

New cards
10

1ste deel van de def. sociologie

verwijst naar patronen:

  • positionele structuren

    • zichtbaar via interactie- en communicatiepatronen

  • symbolische structuren

    • (= cultuurpatronen)

    • geïnstitutionaliseerde opvattingen

New cards
11

2de deel van de def. sociologie

sociaal handelen

  • niet alle handelingen zijn sociaal

  • gebeurt in sociale omgeving en ondergaat de kenmerken van die omgeving

  • patronen in voortdurende wisselwerking met het sociaal handelen

  • patronen → vaste resultaat van het sociaal handelen

New cards
12

Simmel

  • analyseerde hoe mode op het eerste gezicht een onwaarschijnlijke verbinding tot stand

  • conformen aan anderen en tegelijkertijd onderscheid maken van ‘grijze massa’

New cards
13

Baudrillard

  • onderzocht het belang van de tekenwaarde van consumptie in het streven van mensen om zich van elkaar te defferentiëren

  • door kapitalisme is gebruikswaarde, ruilwaarde, symbolische waarde niet meer belangrijk

  • wel belangrijk: de waarden die hebben als teken

    • gemanipuleerde tekenobjecten

    • wie macht heeft, bepaalt wat ‘in’ en ‘uit’ de mode is

    • mogelijkheid tot manipuleren beïnvloedt (hedendaagse) consumptiemaatschappij

New cards
14

Gehlen

  • mengelwesen: mengeling van individu en SL

  • ondanks persoonlijke eigenschappen vertegenwoordigen we de SL

  • geen relatie aangaan via positie in de SL

  • onontkoombaar deel uitmaken van een samenlevingsverband

  • zonder sociaal weefsel → niet overleven

  • geboren zonder instincten die nodig zijn om te overleven → 2de natuur zelf aanleren

  • 2de natuur = cultuur, deel te nemen aan sociaal verkeer en wordt aangeleerd via socialisatie

New cards
15

Malraux: menselijke conditie

  • twee zijnsgebieden

    • in-zich-zijn (en-soi)

    • voor-zich-zijn (pour-soi)

  • bepaaldheden van het in-de-wereld-geworpen-zijn (en-soi)

    • we zijn geboren in een bestaande SL en tijd

    • we hebben een lichaam

    • we hebben een verleden

    • we bestaan en sterven in een vooraf bestaande wereld, ritussen andere subjecten

New cards
16

vervreemding

treedt op wanneer menselijke scheppingen een eigen leven gaan leiden en zich uiteindelijk zelfs tegen de mens keren

New cards
17

Marx

arbeiders vervreemden van het product dat ze voortbrengen

New cards
18

actor-factor-dilemma

= individuele en collectieve actoren vs. structuren en instituties

  • maatschappelijke structuren of factoren

  • het actorperspectief: alle soorten actoren

New cards
19

nature-nurture-debat

  • nature: erfelijke eigenschappen

    • het genetisch materiaal dat van ouders op kind wordt doorgegeven

  • nurture: maatschappelijke omgeving waarin een persoon opgroeit

    • de invloed die deze omgeving heeft op het ontwikkeling van iemands capaciteiten en persoonlijkheid

  • belang van socialisatieproces: de opvoeding die iemand ontvangt via die instituties

New cards
20

6 types ‘handelingsmarges’

  1. wettelijke en reglementaire drempels

  2. informatieve en dispositionele drempels

    • informatieve drempels: verband met niet/verkeerd geïnformeerd zijn over bestaande hulp- en dienst- verleningsaanbod

    • dispositionele drempels: gebaseerd op attitudes en percepties

  3. institutionele en situationele drempels

  • d

    • zich voordoen aan de kant van respectievelijk de dienst of de potentiële gebruiker en kunnen slaap op de (gestoorde) verbinding tussen beide

    • dienst: omstandigheden en procedures die potentiële deelnemers uitsluiten van of ontmoedigen voor deelname

    • potentiële gebruiker: drempels die voortkomen uit concrete levensomstandigheden

New cards
21

solidariteit

een bewustzijnsbegrip dat verwijst naar wat een groep, een organisatie of een SL samenhoudt, solide maakt, een identiteit geeft

New cards
22

sociale cohesie

  • structurele component van solidariteit

  • verwijst naar de concrete relaties tussen de posities die mensen in de SL innemen

  • banden tussen leden van een samenlevingsverband die ervoor zorgen dat dit verband bij elkaar wordt gehouden en het uit elkaar valt

New cards
23

warme en koude solidariteit

  • warme solidariteit

    • gevoelens van samenhorigheid

  • koude solidariteit

    • structurele solidariteit

    • ingrijpendere en langdurige impact op ons leven

    • mechanismen uit SL die het leven mogelijk of makkelijker maken

    • we vertrouwen op de medemens dat ze hun werk doen

    • arbeidsdeling leidt tot ‘veralgemeende afhankelijkheid’

New cards
24

paradox van de individualisering

de maatschappelijke welvaart gaat samen met individuele hulpeloosheid

New cards
25

mettheus-effect

middenklasse maakt meer gebruik van sociale voordelen en diensten van de welvaartsstaat dan de sociale zwakkeren en armen (voor wie ze bedoeld zijn)

New cards
26

solidariteit volgens Durkheim

  1. traditionele

    • geringe arbeidsdeling

    • relatief eenvoudige sociale structuur

  2. complexe, moderne

New cards
27

organische solidariteit

  • iedereen heeft eigen plaats in het systeem

  • je legt je toe op je taak waardoor je niet meer volledig in eigen behoeften kan voorzien (steeds afhankelijker aan elkaar)

  • individuen zoeken elkaar op omdat ze elkaar nodig hebben (complementair aan elkaar)

New cards
28

mechanische solidariteit

  • traditionele SL klitten we op mechanische wijze aan elkaar

  • mensen zijn zo met elkaar verbonden → geen sprake van individualiteit

  • collectief bewust zijn

  • hoge graad conformisme: afwijkend gedrag is nagenoeg onmogelijk

New cards
29

collectief bewustzijn

samen met anderen een gemeenschap vormen en zo moreel verplicht zijn de eisen van die gemeenschap te volgen

New cards
30

functionalisten

  • sterven naar evenwicht

  • uitgangspunt: alles wat bestaat in de SL levert een bijdrage tot haar bestaan en voortbestaan

  • SL voorgesteld als systeem dat naar evenwicht streeft → elk conflict/afwijking van norm zijn negatief omdat ze voortbestaan v/h geheel bedreigingen

  • willen op (middel)lange termijn orde houden en zien dat die conflicten op lange termijn de SL laat overleven

  • conflicten zorgen voor dynamiek

New cards
31

conflictsociologen

  • beklemtonen dat conflict inherent zijn aan SL

  • conflict niet ontkennen, laat ze maar naar boven komen

  • SL haar eigen ritme volgen en op lange termijn komt evenwicht terug

New cards
32

individuele conflicten

conflicten waarmee we dagelijks worden geconfronteerd

New cards
33

organisationele conflicten

ernstigere conflicten die worden uitgevochten binnen en tussen organisaties

New cards
34

belangenconflicten

in een situatie van relatieve schaarste eisen twee actoren dezelfde sociale goederen op

New cards
35

waardenconflict

een actor die zijn eigen morele gelijk, opvattingen, waarden en normen aan de andere actor wil opleggen

New cards
36

manifeste conflicten

  • open conflicten: zichtbaar voor de actoren en toeschouwers

  • kunnen van allerlei aard zijn

    • subtiel, indirect en beheerst

    • direct, gewelddadig, agressief en onbeheerst

New cards
37

latente conflicten

  • conflicten die feitelijk wel aanwezig zijn, maar worden niet waargenomen door de betrokkenen en zeker niet door de buitenstaanders

  • wordt manifest wanneer het aan de opp. wordt gebracht

New cards
38

‘conflictparadox’

functioneel maar te vermijden

  • positief benaderd: conflict kan functioneel zijn → zal bijdragen aan de continuïteit of groei van samenlevingsverband

  • negatief gesteld: een conflict kan disfunctioneel zijn omdat de vlotte werking van het betrokken verband wordt gehinderd

  • ziet de functionaliteit van een conflict in, maar stelt vast dat conflicten vaak worden vermeden binnen samenlevingsverband

New cards
39

positieve effecten van ongelijkheid

  • vroeger goede zaak voor economie en SL

  • belonen van arbeidsinspanning, talent en innovatie, de 3 motoren van economische groei en welvaartschepping

  • MAAR te grote verschillen bedreigen de sociale samenhang

New cards
40

negatieve effecten van ongelijkheid

  • nu meer aandacht voor de stukmakende gevolgen van ongelijkheid

  • meer sociale problemen door (inkomens)ongelijkheid

  • landen met een hogere inkomensongelijkheid komen veel meer sociale problemen voor dan in landen waar het inkomen gelijker verdeeld is

  • vakbonden zorgen voor minder ongelijkheid

New cards
41

3 perspectieven op gelijkheid: 1. juridische gelijkheid

  • iedereen heeft dezelfde rechten

  • mensen vertrekken sws gelijk en de achterstand die ze tijdens hun leven ophalen heeft te maken met onvermijdelijke risico’s van het leven of met hun gedrag

  • er is geen plaats voor een beleid ter bestrijding van ongelijkheid of ter bevordering van gelijkheid

New cards
42

3 perspectieven op gelijkheid: 2. gelijkheid als uitkomst

  • gelijkheid aan de eindmeet

  • overheid moet er alles aan doen om die uitkomsten te realiseren

New cards
43

3 perspectieven op gelijkheid: 3. gelijke kansen

  • bij de startsituatie → mensen hebben gelijke rechten bij hun geboorte, maar daarmee gaan geen gelijke middelen gepaard

  • complexer en dus meer eigen aan de moderne SL

  • toegewezen kenmerken

    • etiketten waarmee je vanaf je geboorte door het leven moet

New cards
44

optimistische stelling

  • verdere economische ontwikkelingen krachten sluimerden die ergste vormen van ongelijkheid zouden afnemen tot op een aanvaardbaar niveau

  • Durkheim: geen andere vormen van ongelijkheid te bestaan dan deze die gebaseerd zijn op verschillende bijdrage van individuen aan het maatschappelijke geheel

New cards
45

pessimistische stelling

  • voorzichtiger in haar analyse

  • aanvaarden dat de economische en technologische ontwikkelingen zullen zorgen voor meer sociale mobiliteit + voor het vervagen v/d scheidingslijnen tussen de oude klasse → in plaats nieuwe ongelijkheden ontstaan

New cards
46

de ‘onttovering van de wereld’ (Weber)

  • belangstelling naar ver verwijderde fenomenen → sterren

  • nabijere werkelijkheid kwam aanbod → eerst de dode natuur daarna de levende

  • sociologie ontstond erg laat

  • ruimte voor eigen wetenschap v/d SL te construeren → na dat de SL niet langer als een door God gegeven orde werd aanvaarden

    • 1st: wereld word onttoverd → die Entzüberung de Welt

    • 2de: SL door de mens gemaakt → aanschouwt als maakbaar

      • proces van lange duur

      • verlichting + Franse revolutie + industrialisering speelden een belangrijke rol

New cards
47

natuurwetenschap

denk aan de ontdekking van de sterren, bewoonbare planeten, onbekende diersoorten, …

New cards
48

sociologische wetenschap

ontdekking van de sociale gelaagdheid van de SL, de wet van vraag en aanbod, uitvindingen van de sociale zekerheid

New cards
49

comparatief onderzoek (stappenplan)

  1. introductie

  2. onderzoeksvraag

  3. onderzoeksonderwerp

  4. onderzoeksgroepen

  5. variabelen

  6. data verzameling

  7. data analyse

  8. resultaten

  9. discussie

  10. conclusie

  11. beperkingen en aanbevelingen

  12. referenties

New cards
50

algemene wetmatigheden

onderzoekers worden met dezelfde werkelijkheid geconfronteerd daardoor zijn natuurwetten altijd en overal dezelfde en altijd geldig

New cards
51

particuliere wetmatigheden

  • kennis die enkel geldig is voor bepaalde SL in die tijd

  • Ceteris paribus: bij gelijkblijvende omstandigheden

New cards
52

sociale wetmatigheden: bewuste veranderingen

  • aangebracht via economisch en sociaal beleid

  • via planmatig ingrijpen → gebaseerd op gedegen sociologische, economische en historische kennis van mechanismen die het maatschappelijke gebeuren regelen

New cards
53

sociale wetmatigheden: onbewust ingrijpen

  • self-destroying prophecy

  • self-fulfilling prophecy

New cards
54

self-destroying prophecy

  • zichzelf vernietigende voorspelling

  • actie ondergaan waardoor het idee niet gaat gebeuren

  • juiste mening wordt onwerkelijk omdat met er zijn handelingen niet op richt

New cards
55

self-fulfilling prophecy

  • naar verwachtingen gedragen en die zo doen laten uitkomen

  • als iemand denkt dat er iets gaat gebeuren gaat die acties ondernemen waardoor het echt gaat gebeuren

New cards
56

quasi-experimenten

  • lijkt op echt experiment

  • deelnemers niet willekeurig toegewezen aan verschillende groepen → ontbreekt aan volledige controle over variabelen

  • causale verbanden te identificeren tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen

New cards
57

regelluwte

  • bepaalde institutionele contexten (zoals wet & financieringswijze) een specifieke innovatie onmogelijk maken die (hinderlijke) institutionele contexten tijdelijk buiten spel zetten

  • na periode van regelluwte te vergelijken

    • met en zonder institutionele beperking

    • kunnen we de impact van die veranderde context inschatten

    • geen echt experiment

New cards
58

functionele relaties

  • verwijst naar de onderlinge afhankelijkheid tussen verschillende aspecten van een sociaal systeem

  • sociale wetenschappen bestaan alleen probaliteitsverbanden

    • B doet zich voor als A gebeurt, met onzekerheid over de richting van de oorzakelijkheid

  • besluit: mensen zullen nooit 100% gedetermineerd door hun omgeving

New cards
59

experimentele effecten

deelnemers die aan het experiment vaststellen en worden waargenomen, kunnen zich anders gaan gedragen → experiment mislukt

New cards
60

het Hawthorne-onderzoek (Mayo)

  • verband nagaan tussen arbeidsomstandigheden, de vermoeidheid van de arbeiders + productiviteit

  • 5 vrouwelijke vrijwilligers

  • factoren veranderen (temp, vochtigheid, werkuren en pauzes)

  • ongewoon → productie bleven stijgen zelfs in verslechterende omstandigheden

  • reden → ze reageerde positief op de aandacht die aan hen werd besteed

  • besluit → mensen presteren beter als leidinggevende belangstelling voor hun werk tonen → hawthrone-effect

New cards
61

van ‘Fremdzwang’ naar ‘Selbstzwang’ (Elias Norbert)

  • civilisatie proces

    • ‘goede manieren’ geleidelijk aan hun weg vonden naar alle lagen van de bevolking

  • overgang van Fremdzwang naar Selbstzwang

    • vroeger: gedrag gereguleerd door externe dwang (kerk)

    • nu: maatschappelijk verkeer veel afhankelijker geworden van discipline van het individu

    • iedereen heeft regels voor goed gedrag geïnternaliseerd en zorgt zelf voor hun naleving

New cards
62

Durkheim

  • moralisten

    • niet iemand die zijn morele persoonlijkheid wil ontwikkelen

  • utilitarisme

    • niet iemand die aan zijn behoeften wil voldoen om zo klein mogelijke inspanning

    homo oeconomicus

    • niet iemand die op een zo rationeel mogelijke wijze zijn eigen belang nastreeft

New cards
63

wat wou Durkheim nagaan?

hoe, wanneer, onder welke omstandigheden en met welke gevolgen mensen in hun eigen belangen handelen

New cards
64

empirisch gezindheid

vergt een bereidheid om opvattingen over de sociale werkelijkheid te toetsen aan voortdurend nieuwe, eigen waarnemingen en aan observaties van andere sociologen

New cards
65

structuur

een georganiseerde samenhang tussen fenomenen, een (onderliggend) samenspel tussen kenmerken of variabelen dat leidt tot een zicht op de regelmatigheden in de werkelijkheid

New cards
66

japanse ‘wirtschaftswunder"‘

  • blikverruimer

  • sociologie leert om te relativeren en te relateren en fenomenen te situeren door verbanden te leggen

  • helpt om sociale problemen efficiënter en doelmatiger op te lossen

  • andere wetenschappelijke perspectieven te nuanceren en een objectievere kijk op de werkelijkheid te hebben

→ kan worden verklaard wanneer we de karakteristieken van de Japanse samenleving in overweging nemen

New cards
67

Sociaal handelen (Weber)

samenleven betekent ontmoeten

  • aard en vorm van ontmoeten kunnen verschillend zijn

  • iets gemeenschappelijks aan die ontmoetingen → op elkaar reageren

    • ook al is het beperkt tot een blik of negeren

  • houden (on)bewust rekening met elkaar & stemmen onze handelingen op elkaar af

New cards
68

sociaal handelen (Weber)

het sociaal feit dat wij samen met anderen (moeten) leven, zorgt er dus voor dat ons handelen zinvol betrokken is op dat van anderen

  • gelijktijdig handelen of gericht op objecten is niet sociaal handelen

    • denk aan fietser voorbeeld

New cards
69

volgens Weber zijn niet alle handelingen in publieke ruimte sociaal handelen

  • gericht op objecten

  • handeling dat sociaal is aangeleerd (vb: timmeren)

  • innerlijk gericht handelen (vb: mediteren, bidden)

New cards
70

4 soorten sociaal handelen volgens Weber

  1. affectief sociaal handelen

  2. traditioneel sociaal handelen

  3. waardenrationeel sociaal handelen

  4. doelrationeel sociaal handelen

New cards
71

affectief sociaal handelen (Weber)

  • = ‘emotioneel sociaal handelen’

  • niet doelgericht en niet refereert aan een waarde

  • uitdrukking van toestand die instinctief, zintuigelijk, emotioneel of passioneel is

  • onderhevig aan maatschappelijke regulering en regels verschillen naargelang tijd, cultuur & specifieke omstandigheden

  • woede, angst, verdriet, haat en passie kunnen op een sociaal aanvaardbare manier tot uitdrukking gebracht worden

New cards
72

traditioneel sociaal handelen (Weber)

  • quasi-automatisch handelen

  • onbewust volgen van diep ingewortelde gewoonten

  • staat heel dichtbij en gaat vaak over de grens van wat zinvol handelen is

New cards
73

waardenrationeel sociaal handelen (Weber)

  • geïnspireerd door overtuiging dat handelen een intrinsieke betekenis bezit

  • je handelt waardenrationeel omwille van het waardevolle van het handelen zelf → onafhankelijk van het resultaat

New cards
74

doelrationeel sociaal handelen (Weber)

  • gericht op systematisch verwezenlijken van weloverwogen doelstellingen

  • het verwachte gedrag van anderen wordt daarbij als voorwaarde of middel gehanteerd om die doelstellingen te bereiken

  • rekening gehouden met de eventuele neveneffecten

New cards
75

essentiële karakteristieken van interactie

  1. wisselwerking

  2. anticipatie

  3. gemeenschappelijke interpretatie

New cards
76

sociogram (Moreno)

= grafisch voorstellen van de sociale banden die iemand heeft

  • keuzes en voorkeuren die binnen een groep ontstaan te analyseren

  • eerste vorm van sociologiebeoefening in NL

  • getekend op basis van diverse criteria

    • sociale relaties

    • communicatielijnen

    • kanalen van invloed

  • kan worden nagegaan hoe vaak een welbepaalde interactie plaatsvindt, wie het initiatief neemt, of het om een samenwerking of een tegenwerking gaat

  • voorlopers van de sociale netwerken

New cards
77

mechanismen die de interactie ordenen (Goffman) {interactie}

  1. beleefde inattentie

    • elkaar ongewild ontmoeten → toch elkaar tolereren

  2. front stage & back stage

    • mensen gedragen zich verschillend

    • back stage → sociale beheersing minder, minder formeel gedrag, gevoelens de vrije loop in gaan, kunnen ons voorbereiden op de ‘front stage’

  3. afbakenen van persoonlijke ruimte (Hall)

    • fysieke afstand tijdens de interactie (= cultureel gedifferentieerd)

    • 4 zones

      • de intieme afstand

      • de persoonlijke afstand

      • de sociale afstand

      • de publieke afstand

  4. ongerichte vs gerichte interacties

    • ongerichte → samen bewust van elkaars aanwezigheid, maar gaan niet tot directe interactie over

    • gerichte → interactiepartners richten zich uitdrukkelijk tot elkaar

  5. bracketing

    • ‘tussen haakjes plaatsen’

    • haakjes markeren het begin + einde van interactie

New cards
78

communicatie

het overdragen van gedachten, gevoelens, wensen en strevingen via een boodschap

New cards
79

pseudo-communicatie

deelnemers hechten een verschillende betekenis aan gehanteerde symbolen of codes (zoals woorden)

New cards
80

non-verbale communicatie

uitwisseling van informatie en betekenis door gezichtsuitdrukkingen, gebaren en lichaamshoudingen

New cards
81

sociale positie

plaatsen die actoren innemen binnen samenlevingsverbanden

New cards
82

sociale relaties

verbindingen tussen de sociale posities

New cards
83

sociale status

bij elke sociale positie horen waarderingen

New cards
84

sociale rollen

bij elke sociale positie horen verwachtingen

New cards
85

korte vs. lange relaties (Ricoeur)

  • korte relaties

    • direct

    • berusten op een spontane en wederzijds subjectieve voorkeur

  • lange relaties

    • alleen langs een omweg te definiëren

    • ontstaan in een context van rolpatronen en groepsverbanden die concreet gestalte krijgen in allerlei institutioneel bepaalde ontmoetingen

New cards
86

homo sociologicus (Dahrendorf)

mens die bestaat uit het stel sociale rollen die hij speelt

New cards
87

gemeinschaft en gesellschaft (Tönnies)

  • gemeinschaft: SL met sterke affectieve bindingen

  • gesellschaft: sterke economische bindingen met onderlinge concurrentie

New cards
88

status(in)congruentiethesis

mensen houden bij het aangaan van min of meer duurzame sociale relaties rekening met de weerslag daarvan op hun maatschappelijke status

New cards
89

statuscongruentie

de toestand waarbij alle (of de meeste) componenten van een globale sociale status in evenwicht zijn

New cards
90

statusincongruentie

treedt op wanneer de verhouding tussen de diverse componenten van de globale status als onevenwichtig wordt gezien

New cards
91

Dahrendorf onderscheidt 3 sociale rollen

  1. Muss-Erwartungen

  2. Soll-Erwartungen

  3. Kann-erwartungen

New cards
92

rolconflicten

tegenstrijdige verwachtingen die met elkaar worden geconfronteerd en die op een of andere wijze afdwingbaar zijn via sociale sancties

New cards
93

intern rolconflict

conflict tussen verschillende rollen die bij eenzelfde positie horen

New cards
94

extern rolconflict

conflict tussen rollen die bij verschillende posities behoren

New cards
95

rolatributen

uiterlijke tekenen ter herkenning van een positiebekleder of voorwerpen die nodig zijn om een rol te kunnen vervullen

  • fungeren als een non-verbaal communicatiemiddel

  • hebben een communicatieve en utilitaire functie

New cards
96

statussymbolen

rolattributen worden opgevoerd als verwijzingen naar een schaars sociaal goed dat zich achter de sociale positie bevindt (rijkdom, macht, …)

New cards
97

sociale fraude

mensen suggereren dan met behulp van uiterlijkheden en materiële bezittingen een status waarop zij (nog) geen aanspraak kunnen maken

New cards
98

sociale controle

ze dragen ertoe bij dat de sociale afstand tussen hogeren en lageren in stand wordt gehouden

New cards
99

sociaal netwerken

geheel van posities en relaties met bepaalde mate van (onbewuste) organisatie

→ netwerken = bestaat uit relaties tussen verschillende positie(bekleder)s

New cards
100

sociale goederen

materiële en immateriële goederen

New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 1 person
65 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 16 people
863 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 33 people
1045 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 2 people
312 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 12 people
883 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 55 people
878 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 8 people
824 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 31 people
944 days ago
5.0(1)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard (51)
studied byStudied by 11 people
3 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (133)
studied byStudied by 13 people
725 days ago
5.0(2)
flashcards Flashcard (34)
studied byStudied by 52 people
446 days ago
5.0(2)
flashcards Flashcard (24)
studied byStudied by 14 people
351 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (66)
studied byStudied by 1 person
693 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (30)
studied byStudied by 5 people
491 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (345)
studied byStudied by 73 people
799 days ago
5.0(4)
flashcards Flashcard (87)
studied byStudied by 68 people
799 days ago
5.0(3)
robot