Sieyès
samenleving veranderen
normatief concept
politiek standpunt
derde stand rechten krijgen
volkssoevereiniteit
Comte
dagelijkse praktijken begrijpen & vorm geven
nadenken over realiteit zelf
samenlevingskunde is zeer beschrijvend
empirisch concept
positivist
C.W. Mills
sociological imagination
3 componenten
geschiedenis
biografie
structuur
selectieve waarneming
gewicht van routineur denken en handelen
enige echte waarheid
denken
informatie in sociale context zullen reduceren, ordenen en interpreteren vanuit eigen standpunt
fysische en sociale beperkingen
nemen de samenleving waar vanuit bepaalde sociale positie
missen stukken info of we verkrijgen ze juist makkelijker
belangen
bepaalde belangen verdedigen
verhaal zal verschillen a.d.h.v. sociale positie
krant en eigen interpretatie hangen af van je eigen positie
kennis en informatie (en onderwijs)
onze waarneming vanuit de kennis die we al hebben
andere kijk op een bepaald persoon/situatie als we iets meer of anders te weten zijn gekomen
info bepalend voor wat je waarneemt
voorkeur en afkeer
voor- en afkeur van personen
pos en neg houdingen zijn niet aangeboren, maar sociaal bepaald
socialisatieproces
referentiekaders
vormt een geheel
stabiel toch niet onveranderlijk
talrijk, divers en individueel
ook gedeelde kaders
G.Gurvitch
vliegtuiganalogie
common sense
sociologie
echtscheidingen (gezinssociologie)
arbeid
G.Gurvitch: sociologie
op zoek naar verklaringen achter de zichtbare fenomenen
wetenschappelijke aanpak onderscheidt van het ‘gezond verstand’
aantal fenomenen te verklaren vanuit persoonlijke kenmerken/drijfveren + sociale factoren uiterst belangrijke rol
situeert verklaringen en wetmatigheden in sociale factoren
bouwt voort op systematische, empirische waarnemingen
G.Gurvitch: echtscheidingen
persoonlijke en sociale omstandigheden
beschrijven en verklaren
stijging in westerse landen
verzameling van persoonlijke problemen → sociaal feit
sociale omstandigheden
G.Gurvitch: arbeid
domineert het dagelijks leven
vraagt zich af of het altijd al zo geweest is
arbeidsethos → arbeid beschouwen als het hoogste goed
latentiedeprivatiemodel (jahoda)
inkomen niet enige functie van arbeid
stelling: psychische welbevinden verslechtert bij het wegvallen van betaalde arbeid
5 manifeste en latente functies
structureert de tij van individuen
belangrijke rol van sociale contacten en ervaringen
verbindt een individu met doeleinden die de persoonlijke preferenties overstijgen
zorgt voor status en draagt zo bij tot de def. van iemands positis in de SL
dwingt tot activiteit, kansen om handelingen te stellen met zichtbare gevolgen, dwingt ook tot het ontwikkelen en uitdrukken van competenties
1ste deel van de def. sociologie
verwijst naar patronen:
positionele structuren
zichtbaar via interactie- en communicatiepatronen
symbolische structuren
(= cultuurpatronen)
geïnstitutionaliseerde opvattingen
2de deel van de def. sociologie
sociaal handelen
niet alle handelingen zijn sociaal
gebeurt in sociale omgeving en ondergaat de kenmerken van die omgeving
patronen in voortdurende wisselwerking met het sociaal handelen
patronen → vaste resultaat van het sociaal handelen
Simmel
analyseerde hoe mode op het eerste gezicht een onwaarschijnlijke verbinding tot stand
conformen aan anderen en tegelijkertijd onderscheid maken van ‘grijze massa’
Baudrillard
onderzocht het belang van de tekenwaarde van consumptie in het streven van mensen om zich van elkaar te defferentiëren
door kapitalisme is gebruikswaarde, ruilwaarde, symbolische waarde niet meer belangrijk
wel belangrijk: de waarden die hebben als teken
gemanipuleerde tekenobjecten
wie macht heeft, bepaalt wat ‘in’ en ‘uit’ de mode is
mogelijkheid tot manipuleren beïnvloedt (hedendaagse) consumptiemaatschappij
Gehlen
mengelwesen: mengeling van individu en SL
ondanks persoonlijke eigenschappen vertegenwoordigen we de SL
geen relatie aangaan via positie in de SL
onontkoombaar deel uitmaken van een samenlevingsverband
zonder sociaal weefsel → niet overleven
geboren zonder instincten die nodig zijn om te overleven → 2de natuur zelf aanleren
2de natuur = cultuur, deel te nemen aan sociaal verkeer en wordt aangeleerd via socialisatie
Malraux: menselijke conditie
twee zijnsgebieden
in-zich-zijn (en-soi)
voor-zich-zijn (pour-soi)
bepaaldheden van het in-de-wereld-geworpen-zijn (en-soi)
we zijn geboren in een bestaande SL en tijd
we hebben een lichaam
we hebben een verleden
we bestaan en sterven in een vooraf bestaande wereld, ritussen andere subjecten
vervreemding
treedt op wanneer menselijke scheppingen een eigen leven gaan leiden en zich uiteindelijk zelfs tegen de mens keren
Marx
arbeiders vervreemden van het product dat ze voortbrengen
actor-factor-dilemma
= individuele en collectieve actoren vs. structuren en instituties
maatschappelijke structuren of factoren
het actorperspectief: alle soorten actoren
nature-nurture-debat
nature: erfelijke eigenschappen
het genetisch materiaal dat van ouders op kind wordt doorgegeven
nurture: maatschappelijke omgeving waarin een persoon opgroeit
de invloed die deze omgeving heeft op het ontwikkeling van iemands capaciteiten en persoonlijkheid
belang van socialisatieproces: de opvoeding die iemand ontvangt via die instituties
6 types ‘handelingsmarges’
wettelijke en reglementaire drempels
informatieve en dispositionele drempels
informatieve drempels: verband met niet/verkeerd geïnformeerd zijn over bestaande hulp- en dienst- verleningsaanbod
dispositionele drempels: gebaseerd op attitudes en percepties
institutionele en situationele drempels
d
zich voordoen aan de kant van respectievelijk de dienst of de potentiële gebruiker en kunnen slaap op de (gestoorde) verbinding tussen beide
dienst: omstandigheden en procedures die potentiële deelnemers uitsluiten van of ontmoedigen voor deelname
potentiële gebruiker: drempels die voortkomen uit concrete levensomstandigheden
solidariteit
een bewustzijnsbegrip dat verwijst naar wat een groep, een organisatie of een SL samenhoudt, solide maakt, een identiteit geeft
sociale cohesie
structurele component van solidariteit
verwijst naar de concrete relaties tussen de posities die mensen in de SL innemen
banden tussen leden van een samenlevingsverband die ervoor zorgen dat dit verband bij elkaar wordt gehouden en het uit elkaar valt
warme en koude solidariteit
warme solidariteit
gevoelens van samenhorigheid
koude solidariteit
structurele solidariteit
ingrijpendere en langdurige impact op ons leven
mechanismen uit SL die het leven mogelijk of makkelijker maken
we vertrouwen op de medemens dat ze hun werk doen
arbeidsdeling leidt tot ‘veralgemeende afhankelijkheid’
paradox van de individualisering
de maatschappelijke welvaart gaat samen met individuele hulpeloosheid
mettheus-effect
middenklasse maakt meer gebruik van sociale voordelen en diensten van de welvaartsstaat dan de sociale zwakkeren en armen (voor wie ze bedoeld zijn)
solidariteit volgens Durkheim
traditionele
geringe arbeidsdeling
relatief eenvoudige sociale structuur
complexe, moderne
organische solidariteit
iedereen heeft eigen plaats in het systeem
je legt je toe op je taak waardoor je niet meer volledig in eigen behoeften kan voorzien (steeds afhankelijker aan elkaar)
individuen zoeken elkaar op omdat ze elkaar nodig hebben (complementair aan elkaar)
mechanische solidariteit
traditionele SL klitten we op mechanische wijze aan elkaar
mensen zijn zo met elkaar verbonden → geen sprake van individualiteit
collectief bewust zijn
hoge graad conformisme: afwijkend gedrag is nagenoeg onmogelijk
collectief bewustzijn
samen met anderen een gemeenschap vormen en zo moreel verplicht zijn de eisen van die gemeenschap te volgen
functionalisten
sterven naar evenwicht
uitgangspunt: alles wat bestaat in de SL levert een bijdrage tot haar bestaan en voortbestaan
SL voorgesteld als systeem dat naar evenwicht streeft → elk conflict/afwijking van norm zijn negatief omdat ze voortbestaan v/h geheel bedreigingen
willen op (middel)lange termijn orde houden en zien dat die conflicten op lange termijn de SL laat overleven
conflicten zorgen voor dynamiek
conflictsociologen
beklemtonen dat conflict inherent zijn aan SL
conflict niet ontkennen, laat ze maar naar boven komen
SL haar eigen ritme volgen en op lange termijn komt evenwicht terug
individuele conflicten
conflicten waarmee we dagelijks worden geconfronteerd
organisationele conflicten
ernstigere conflicten die worden uitgevochten binnen en tussen organisaties
belangenconflicten
in een situatie van relatieve schaarste eisen twee actoren dezelfde sociale goederen op
waardenconflict
een actor die zijn eigen morele gelijk, opvattingen, waarden en normen aan de andere actor wil opleggen
manifeste conflicten
open conflicten: zichtbaar voor de actoren en toeschouwers
kunnen van allerlei aard zijn
subtiel, indirect en beheerst
direct, gewelddadig, agressief en onbeheerst
latente conflicten
conflicten die feitelijk wel aanwezig zijn, maar worden niet waargenomen door de betrokkenen en zeker niet door de buitenstaanders
wordt manifest wanneer het aan de opp. wordt gebracht
‘conflictparadox’
functioneel maar te vermijden
positief benaderd: conflict kan functioneel zijn → zal bijdragen aan de continuïteit of groei van samenlevingsverband
negatief gesteld: een conflict kan disfunctioneel zijn omdat de vlotte werking van het betrokken verband wordt gehinderd
ziet de functionaliteit van een conflict in, maar stelt vast dat conflicten vaak worden vermeden binnen samenlevingsverband
positieve effecten van ongelijkheid
vroeger goede zaak voor economie en SL
belonen van arbeidsinspanning, talent en innovatie, de 3 motoren van economische groei en welvaartschepping
MAAR te grote verschillen bedreigen de sociale samenhang
negatieve effecten van ongelijkheid
nu meer aandacht voor de stukmakende gevolgen van ongelijkheid
meer sociale problemen door (inkomens)ongelijkheid
landen met een hogere inkomensongelijkheid komen veel meer sociale problemen voor dan in landen waar het inkomen gelijker verdeeld is
vakbonden zorgen voor minder ongelijkheid
3 perspectieven op gelijkheid: 1. juridische gelijkheid
iedereen heeft dezelfde rechten
mensen vertrekken sws gelijk en de achterstand die ze tijdens hun leven ophalen heeft te maken met onvermijdelijke risico’s van het leven of met hun gedrag
er is geen plaats voor een beleid ter bestrijding van ongelijkheid of ter bevordering van gelijkheid
3 perspectieven op gelijkheid: 2. gelijkheid als uitkomst
gelijkheid aan de eindmeet
overheid moet er alles aan doen om die uitkomsten te realiseren
3 perspectieven op gelijkheid: 3. gelijke kansen
bij de startsituatie → mensen hebben gelijke rechten bij hun geboorte, maar daarmee gaan geen gelijke middelen gepaard
complexer en dus meer eigen aan de moderne SL
toegewezen kenmerken
etiketten waarmee je vanaf je geboorte door het leven moet
optimistische stelling
verdere economische ontwikkelingen krachten sluimerden die ergste vormen van ongelijkheid zouden afnemen tot op een aanvaardbaar niveau
Durkheim: geen andere vormen van ongelijkheid te bestaan dan deze die gebaseerd zijn op verschillende bijdrage van individuen aan het maatschappelijke geheel
pessimistische stelling
voorzichtiger in haar analyse
aanvaarden dat de economische en technologische ontwikkelingen zullen zorgen voor meer sociale mobiliteit + voor het vervagen v/d scheidingslijnen tussen de oude klasse → in plaats nieuwe ongelijkheden ontstaan
de ‘onttovering van de wereld’ (Weber)
belangstelling naar ver verwijderde fenomenen → sterren
nabijere werkelijkheid kwam aanbod → eerst de dode natuur daarna de levende
sociologie ontstond erg laat
ruimte voor eigen wetenschap v/d SL te construeren → na dat de SL niet langer als een door God gegeven orde werd aanvaarden
1st: wereld word onttoverd → die Entzüberung de Welt
2de: SL door de mens gemaakt → aanschouwt als maakbaar
proces van lange duur
verlichting + Franse revolutie + industrialisering speelden een belangrijke rol
natuurwetenschap
denk aan de ontdekking van de sterren, bewoonbare planeten, onbekende diersoorten, …
sociologische wetenschap
ontdekking van de sociale gelaagdheid van de SL, de wet van vraag en aanbod, uitvindingen van de sociale zekerheid
comparatief onderzoek (stappenplan)
introductie
onderzoeksvraag
onderzoeksonderwerp
onderzoeksgroepen
variabelen
data verzameling
data analyse
resultaten
discussie
conclusie
beperkingen en aanbevelingen
referenties
algemene wetmatigheden
onderzoekers worden met dezelfde werkelijkheid geconfronteerd daardoor zijn natuurwetten altijd en overal dezelfde en altijd geldig
particuliere wetmatigheden
kennis die enkel geldig is voor bepaalde SL in die tijd
Ceteris paribus: bij gelijkblijvende omstandigheden
sociale wetmatigheden: bewuste veranderingen
aangebracht via economisch en sociaal beleid
via planmatig ingrijpen → gebaseerd op gedegen sociologische, economische en historische kennis van mechanismen die het maatschappelijke gebeuren regelen
sociale wetmatigheden: onbewust ingrijpen
self-destroying prophecy
self-fulfilling prophecy
self-destroying prophecy
zichzelf vernietigende voorspelling
actie ondergaan waardoor het idee niet gaat gebeuren
juiste mening wordt onwerkelijk omdat met er zijn handelingen niet op richt
self-fulfilling prophecy
naar verwachtingen gedragen en die zo doen laten uitkomen
als iemand denkt dat er iets gaat gebeuren gaat die acties ondernemen waardoor het echt gaat gebeuren
quasi-experimenten
lijkt op echt experiment
deelnemers niet willekeurig toegewezen aan verschillende groepen → ontbreekt aan volledige controle over variabelen
causale verbanden te identificeren tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen
regelluwte
bepaalde institutionele contexten (zoals wet & financieringswijze) een specifieke innovatie onmogelijk maken die (hinderlijke) institutionele contexten tijdelijk buiten spel zetten
na periode van regelluwte te vergelijken
met en zonder institutionele beperking
kunnen we de impact van die veranderde context inschatten
geen echt experiment
functionele relaties
verwijst naar de onderlinge afhankelijkheid tussen verschillende aspecten van een sociaal systeem
sociale wetenschappen bestaan alleen probaliteitsverbanden
B doet zich voor als A gebeurt, met onzekerheid over de richting van de oorzakelijkheid
besluit: mensen zullen nooit 100% gedetermineerd door hun omgeving
experimentele effecten
deelnemers die aan het experiment vaststellen en worden waargenomen, kunnen zich anders gaan gedragen → experiment mislukt
het Hawthorne-onderzoek (Mayo)
verband nagaan tussen arbeidsomstandigheden, de vermoeidheid van de arbeiders + productiviteit
5 vrouwelijke vrijwilligers
factoren veranderen (temp, vochtigheid, werkuren en pauzes)
ongewoon → productie bleven stijgen zelfs in verslechterende omstandigheden
reden → ze reageerde positief op de aandacht die aan hen werd besteed
besluit → mensen presteren beter als leidinggevende belangstelling voor hun werk tonen → hawthrone-effect
van ‘Fremdzwang’ naar ‘Selbstzwang’ (Elias Norbert)
civilisatie proces
‘goede manieren’ geleidelijk aan hun weg vonden naar alle lagen van de bevolking
overgang van Fremdzwang naar Selbstzwang
vroeger: gedrag gereguleerd door externe dwang (kerk)
nu: maatschappelijk verkeer veel afhankelijker geworden van discipline van het individu
iedereen heeft regels voor goed gedrag geïnternaliseerd en zorgt zelf voor hun naleving
Durkheim
moralisten
niet iemand die zijn morele persoonlijkheid wil ontwikkelen
utilitarisme
niet iemand die aan zijn behoeften wil voldoen om zo klein mogelijke inspanning
homo oeconomicus
niet iemand die op een zo rationeel mogelijke wijze zijn eigen belang nastreeft
wat wou Durkheim nagaan?
hoe, wanneer, onder welke omstandigheden en met welke gevolgen mensen in hun eigen belangen handelen
empirisch gezindheid
vergt een bereidheid om opvattingen over de sociale werkelijkheid te toetsen aan voortdurend nieuwe, eigen waarnemingen en aan observaties van andere sociologen
structuur
een georganiseerde samenhang tussen fenomenen, een (onderliggend) samenspel tussen kenmerken of variabelen dat leidt tot een zicht op de regelmatigheden in de werkelijkheid
japanse ‘wirtschaftswunder"‘
blikverruimer
sociologie leert om te relativeren en te relateren en fenomenen te situeren door verbanden te leggen
helpt om sociale problemen efficiënter en doelmatiger op te lossen
andere wetenschappelijke perspectieven te nuanceren en een objectievere kijk op de werkelijkheid te hebben
→ kan worden verklaard wanneer we de karakteristieken van de Japanse samenleving in overweging nemen
Sociaal handelen (Weber)
samenleven betekent ontmoeten
aard en vorm van ontmoeten kunnen verschillend zijn
iets gemeenschappelijks aan die ontmoetingen → op elkaar reageren
ook al is het beperkt tot een blik of negeren
houden (on)bewust rekening met elkaar & stemmen onze handelingen op elkaar af
sociaal handelen (Weber)
het sociaal feit dat wij samen met anderen (moeten) leven, zorgt er dus voor dat ons handelen zinvol betrokken is op dat van anderen
gelijktijdig handelen of gericht op objecten is niet sociaal handelen
denk aan fietser voorbeeld
volgens Weber zijn niet alle handelingen in publieke ruimte sociaal handelen
gericht op objecten
handeling dat sociaal is aangeleerd (vb: timmeren)
innerlijk gericht handelen (vb: mediteren, bidden)
4 soorten sociaal handelen volgens Weber
affectief sociaal handelen
traditioneel sociaal handelen
waardenrationeel sociaal handelen
doelrationeel sociaal handelen
affectief sociaal handelen (Weber)
= ‘emotioneel sociaal handelen’
niet doelgericht en niet refereert aan een waarde
uitdrukking van toestand die instinctief, zintuigelijk, emotioneel of passioneel is
onderhevig aan maatschappelijke regulering en regels verschillen naargelang tijd, cultuur & specifieke omstandigheden
woede, angst, verdriet, haat en passie kunnen op een sociaal aanvaardbare manier tot uitdrukking gebracht worden
traditioneel sociaal handelen (Weber)
quasi-automatisch handelen
onbewust volgen van diep ingewortelde gewoonten
staat heel dichtbij en gaat vaak over de grens van wat zinvol handelen is
waardenrationeel sociaal handelen (Weber)
geïnspireerd door overtuiging dat handelen een intrinsieke betekenis bezit
je handelt waardenrationeel omwille van het waardevolle van het handelen zelf → onafhankelijk van het resultaat
doelrationeel sociaal handelen (Weber)
gericht op systematisch verwezenlijken van weloverwogen doelstellingen
het verwachte gedrag van anderen wordt daarbij als voorwaarde of middel gehanteerd om die doelstellingen te bereiken
rekening gehouden met de eventuele neveneffecten
essentiële karakteristieken van interactie
wisselwerking
anticipatie
gemeenschappelijke interpretatie
sociogram (Moreno)
= grafisch voorstellen van de sociale banden die iemand heeft
keuzes en voorkeuren die binnen een groep ontstaan te analyseren
eerste vorm van sociologiebeoefening in NL
getekend op basis van diverse criteria
sociale relaties
communicatielijnen
kanalen van invloed
kan worden nagegaan hoe vaak een welbepaalde interactie plaatsvindt, wie het initiatief neemt, of het om een samenwerking of een tegenwerking gaat
voorlopers van de sociale netwerken
mechanismen die de interactie ordenen (Goffman) {interactie}
beleefde inattentie
elkaar ongewild ontmoeten → toch elkaar tolereren
front stage & back stage
mensen gedragen zich verschillend
back stage → sociale beheersing minder, minder formeel gedrag, gevoelens de vrije loop in gaan, kunnen ons voorbereiden op de ‘front stage’
afbakenen van persoonlijke ruimte (Hall)
fysieke afstand tijdens de interactie (= cultureel gedifferentieerd)
4 zones
de intieme afstand
de persoonlijke afstand
de sociale afstand
de publieke afstand
ongerichte vs gerichte interacties
ongerichte → samen bewust van elkaars aanwezigheid, maar gaan niet tot directe interactie over
gerichte → interactiepartners richten zich uitdrukkelijk tot elkaar
bracketing
‘tussen haakjes plaatsen’
haakjes markeren het begin + einde van interactie
communicatie
het overdragen van gedachten, gevoelens, wensen en strevingen via een boodschap
pseudo-communicatie
deelnemers hechten een verschillende betekenis aan gehanteerde symbolen of codes (zoals woorden)
non-verbale communicatie
uitwisseling van informatie en betekenis door gezichtsuitdrukkingen, gebaren en lichaamshoudingen
sociale positie
plaatsen die actoren innemen binnen samenlevingsverbanden
sociale relaties
verbindingen tussen de sociale posities
sociale status
bij elke sociale positie horen waarderingen
sociale rollen
bij elke sociale positie horen verwachtingen
korte vs. lange relaties (Ricoeur)
korte relaties
direct
berusten op een spontane en wederzijds subjectieve voorkeur
lange relaties
alleen langs een omweg te definiëren
ontstaan in een context van rolpatronen en groepsverbanden die concreet gestalte krijgen in allerlei institutioneel bepaalde ontmoetingen
homo sociologicus (Dahrendorf)
mens die bestaat uit het stel sociale rollen die hij speelt
gemeinschaft en gesellschaft (Tönnies)
gemeinschaft: SL met sterke affectieve bindingen
gesellschaft: sterke economische bindingen met onderlinge concurrentie
status(in)congruentiethesis
mensen houden bij het aangaan van min of meer duurzame sociale relaties rekening met de weerslag daarvan op hun maatschappelijke status
statuscongruentie
de toestand waarbij alle (of de meeste) componenten van een globale sociale status in evenwicht zijn
statusincongruentie
treedt op wanneer de verhouding tussen de diverse componenten van de globale status als onevenwichtig wordt gezien
Dahrendorf onderscheidt 3 sociale rollen
Muss-Erwartungen
Soll-Erwartungen
Kann-erwartungen
rolconflicten
tegenstrijdige verwachtingen die met elkaar worden geconfronteerd en die op een of andere wijze afdwingbaar zijn via sociale sancties
intern rolconflict
conflict tussen verschillende rollen die bij eenzelfde positie horen
extern rolconflict
conflict tussen rollen die bij verschillende posities behoren
rolatributen
uiterlijke tekenen ter herkenning van een positiebekleder of voorwerpen die nodig zijn om een rol te kunnen vervullen
fungeren als een non-verbaal communicatiemiddel
hebben een communicatieve en utilitaire functie
statussymbolen
rolattributen worden opgevoerd als verwijzingen naar een schaars sociaal goed dat zich achter de sociale positie bevindt (rijkdom, macht, …)
sociale fraude
mensen suggereren dan met behulp van uiterlijkheden en materiële bezittingen een status waarop zij (nog) geen aanspraak kunnen maken
sociale controle
ze dragen ertoe bij dat de sociale afstand tussen hogeren en lageren in stand wordt gehouden
sociaal netwerken
geheel van posities en relaties met bepaalde mate van (onbewuste) organisatie
→ netwerken = bestaat uit relaties tussen verschillende positie(bekleder)s
sociale goederen
materiële en immateriële goederen