1/120
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Functies van emoties
- beter aan omgeving aanpassen
- overlevingskansen
- duidelijke communicatie
- wijzen op gevaar
- sneller reageren dan logisch redeneren zou kunnen
3 Emotiecentra
Mensenbrein
Zoogdierenbrein
Reptielenbrein
Emotiecentra: Mensenbrein
- Vooruitkijken
- Bewustzijn v gedachten + emoties
- Probleemoplossing
- Adequaat gedragen
Emotiecentra: Zoogdierenbrein
- Terugkijken
- Emoties
- Sociale binding
- Herinneringen + leren v fouten
Emotiecentra: Reptielenbrein
- Instinct + reflex
- Vechten/vluchten
- Voortplanting
- Ademhaling + hartritme
Fasen van een emotie
1 Gebeurtenis
2 Evaluatie
3 Veranderde gedragsbereidheid/actietendens
4 Subjectieve beleving + veranderende ideeën + attitudes
5 Fysiologische responsen
6 Expressie/gedrag
7 Nieuwe gebeurtenis
Fasen van een emotie: Gebeurtenis
Iets gebeurt.
Fasen van een emotie: Evaluatie
Betekenis aan gebeurtenis, (deels) onbewust
Relevant?
Plezierig?
Gevaarlijk?
Schuld of toeval?
Controleerbaar?
Fasen van een emotie: Veranderde actietendens
Actietendens obv evaluatie, neiging om iets te doen (stuurvoorrang op huidig gedrag)
- Vechten/vluchten/bevriezen/toenadering zoeken
Fasen van een emotie: Subjectieve beleving + veranderende ideeën + attitudes
Gevoel na evaluatie, kan je idee/attitude doen veranderen.
Fasen van een emotie: Fysiologische responsen
Lichamelijke reacties op evaluatie, via zenuwstelsel, lichaam klaarmaken om actietendens uit te voeren.
Fasen van een emotie: Expressie/gedrag
Gedragsmatig antwoord op emotie, actietendens omgezet in gedrag.
Fasen van een emotie: Nieuwe gebeurtenis
Nieuwe situatie => input voor nieuwe gebeurtenis => cyclus begint opnieuw
Emotieregulatie
In goede banen kunnen leiden v, kunnen omgaan m + uiten v emoties.
= pos effecten v emoties in jouw voordeel gebruiken.
Emotieregulatie: ontwikkeld dr kindertijd + adolescentie, hulp v volwassenen
bepalen of gepast is om emotie te tonen in bep sociale situaties
gedragsmatige expressie v emoties wel/niet tonen
oorzaak/aanleiding herkennen
intensiteit v emotie controleren
Co-regulatie
Emotieregulatie met hulp v volwassene.
Co-regulatie: rol v volwassene
emoties v kind accepteren
emoties benoemen
oorzaken aanduiden
actietendensen benoemen
expressiemogelijkheden benoemen
Goede co-regulatie
Kind krijgt grip op eigen emoties
Inzicht in culturele display rules (welke situaties = gepast)
Kind heeft ouder steeds minder nodig => zelfregulatie
Gebrekkige co-regulatie
Ongepaste expressie/gedrag
Fysieke klachten verwarren m fysiologische reacties
Vervormde subjectieve beleving
Verhinderde opvattingen + attitudes
Emotionele stoornis
Psychische aandoening veroorzaakt dr onvermogen om emoties te reguleren op een manier die de culturele context aanvaardt.
Wanneer wordt iets een stoornis?
Dagelijks leven hindert/onmogelijk maakt.
DSM-V-TR
Diagnostic and Statistical Manual of mental disorders -> psychische stoornissen diagnosticeren.
Soorten stoornissen
Fobie
Gegeneraliseerde angststoornis
Paniekstoornis
Posttraumatische stresstoornis
Fobie: Oorzaak
Observeren v intense angst/intens negatieve ervaring m object v angst.
Fobie: Symptomen
Intense angst vr situatie/dier/natuurfenomeen
Niet in verhouding tot gevaar v prikkel
Besef dat angst overdreven is
Hevige vermijd reacties om niet in situatie te komen
Gegeneraliseerde angststoornis: Oorzaak
Onduidelijk, combinatie (persoonlijkheid, neg ervaringen + stresserende omstandigheden)
Gegeneraliseerde angststoornis: Symptomen
Voortdurend bezorgdheid over gevaar
Gevoel v bedreiging, ongemak, onrust + constante angstige voorgevoelens over dreigende onheil
Onredelijk veel zorgen
Rusteloosheid, vermoeidheid, moeite m concentratie, prikkelbaarheid, slaapproblemen
Paniekstoornis: Oorzaak
Paniekaanval in bep. situatie.
Paniekstoornis: Symptomen
Continue angst vr nieuwe paniekaanval
Vermijdingsgedrag om aanval in publieke ruimte te voorkomen
Posttraumatische stresstoornis: Oorzaak
Blootstelling aan zeer stresserende situaties
Posttraumatische stresstoornis: Symptomen
Lichamelijke + psychische klachten (nachtmerries, herbeleven, schrikreacties bij stimulus)
Moeilijkheden bij dagelijkse activiteiten
Abnormaliteit
Fel afwijken v heersende waarden + normen
Fel afwijken v gemiddelde
Berokkent betrokkene leed
VRPH
Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap
Basisrechten waarborgen, erkent mensen m beperking als volwaardige burgers v/d maatschappij
Evolutie: denken rond Handicap
Medisch model:
denken vanuit stoornis
vrijheidsbeperkend
denken in term v behandeling
specialistische zorg in speciale omgevingen
wij/zij
Burgerschapsmodel:
denken vanuit participatie
autonomie
denken in termen van rechten
ondersteuning + vermaatschappelijking
wij
Kwaliteit van bestaan
Multidimensioneel fenomeen bestaand uit kerndomeinen die beïnvloed worden dr persoons- + omgevingskenmerken. Kerndomeinen = zelfde vr iedereen, belang v domeinen verschitl.
Kwaliteit van bestaan: Kerndomeinen
Persoonlijke ontwikkeling
Zelfdeterminatie
Interpersoonlijke relaties
Sociale inclusie
Rechten
Emotioneel welbevinden
Fysiek welbevinden
Materieel welbevinden
= aangrijpingspunten vr ondersteuning + beleid -> verbetering kwaliteit v bestaan.
Impact v beperking op opvoeding: Cognitieve domein
Moeilijkheden bij ontwikkeling
Impact v beperking op opvoeding: Sociale domein
Moeilijk vrijheid in beweging -> moeilijk spelen m andere kinderen
Impact v beperking op opvoeding: Emotionele domein
Beseffen v wat je niet kunt -> frustratie + verdriet, rouwproces
Beperking → handicap
Hangt af v macrosysteem + mesosysteem
Kansen op arbeidsmarkt?
Voldoende zorg op school?
Gespecialiseerde zorg + ondersteuning?
Plaats in buitengewoon onderwijs?
Opgenomen in klasgroep?
inclusie/exclusie?
Het burgerschapsmodel
Zorgt ervoor d opdrachten vd overheid tav mensen m handicap = verspreid over alle staatsniveaus, beleidsdomeinen + sectoren v welzijnsbeleid.
Ontwikkelingsstoornis
Psychisch/neurologisch probleem d optreedt in kindertijd/adolescentie.
Iets werkt niet naar behoren/gemis/functieverlies => beperking (kan X deelnemen aan dagelijkse leven zoals jongere zonder stoornis zou kunnen)
DSM-5: Groepen neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
Verstandelijke beperkingen
Communicatiestoornissen (vb. stotteren)
Motorische stoornissen (vb. dyspraxie)
Aandachtstekort - en hyperactiviteitstoornissen (ADHD, ADD)
Autismespectrumstoornissen (ASS)
Ticstoornissen (vb. tourettessyndroom)
ASS volgens DSM-5
1 - Tekort aan sociale interactie
2 - Beperkingen gedragspatronen
Aanwezig vanaf vroegste kindertijd, soms pas later onderkend
Zichtbaar lijden/beperking in soc/beroepsmatig functioneren
Soc communicatie = minder dan past bij cog. niveau
! Meisjes
ASS volgens DSM-5: Tekort soc interactie
Tekort sociaal-emotionele wederkerigheid
Tekort voor soc omgang gebruikelijke NVC gedrag
Tekort aangaan, onderhouden + begrijpen v relaties
ASS volgens DSM-5: Beperkingen gedragspatronen
Stereotiepe/repetitieve motorische bewegingen, stereotiep gebruik v voorwerpen/spraak
Hardnekkig vasthouden aan hetzelfde/gehecht aan routines/geritualiseerde gedragspatronen / zeer beperkte gefixeerde interesses (abnormaal intens/gefocust)
Over-/onderreageren op zintuiglijke prikkels / ongewone belangstelling vr zintuiglijke aspecten v omgeving
Orthopedagogiek
Tak v pedagogiek, gaat in op spec noden v kinderen m (ontwikkelings)stoornis, beperking of handicap.
(20e eeuw): begin anders nr opvoeding kijken
ASS: mogelijke interacties - Microniveau
1 - Emoties
Hevige emoties bij ouders => risicofactor
Hevige emoties bij kind omd dingen niet snappen/gedrag niet onder controle kunnen houden terwijl ze dat willen
2 - Zelfbeeld ouders
Nog geen diagnose: gevoel gefaald => risicofactor
Onzekerheid => extreme maatregelen/impulsieve beslissingen => werkt X => + onzekerheid
ASS: mogelijke interacties - Mesoniveau
1 - School
Extra opvoeding, begeleiding + steun => beschermende factor
Niet “ ^ ” => frustratie + stress => risicofactor
2 - Sociale steun
Steun uit omgeving vr ouders => beschermende factor
Afkeuring v soc omgeving dr gedrag v kind => risicofactor
ASS: mogelijke interacties - Macroniveau
1 - Attestering + handelingsplan
Vastgestelde stoornis => ouders erkenning => extra zorg, gespecialiseerd hulp => beschermende factor => + zelfbeeld, emoties,...
2 - Kansarmoede
= minder kans op diagnose (X juiste hulp vinden, school wijt problemen aan opvoedings) => moeilijke omgeving PLUS stoornis => dubbele risicofactor
Kansarmoede
Toestand waarbij mensen beknot worden in kansen om voldoende toegang te hebben tot maatschappelijke goederen (onderwijs, arbeid, huisvesting), continue situatie op materiële + immateriële terreinen.
Kansarmoedecriteria (Kind + gezin)
1 - Beschikbaar maandinkomen
2 - Opleidingsniveau ouders
3 - Arbeidssituatie ouders
4 - Stimulatieniveau ouders
5 - Huisvesting
6 - Gezondheid
Kansarmoedecriteria: Beschikbaar maandinkomen
+ Gemiddeld maandloon
- Minimumloon
Kansarmoedecriteria: Opleidingsniveau ouders
+ Hoger opgeleid
- Laagopgeleid (enkel lager/lager middelbaar)
Kansarmoedecriteria: Arbeidssituatie ouders
+ Vast contract
- Werkloos/langdurig ziek
Kansarmoedecriteria: Stimulatieniveau ouders
+ Veel stimulatie, boeken voorgelezen, speelgoed, betrokkenheid
- Weinig stimulatie, weinig speelgoed, geen boeken, geen interesse v ouders
Kansarmoedecriteria: Huisvesting
+ Eigen woning
- Huren, slechte staat
Kansarmoedecriteria: Gezondheid
+ X Gezondheidsproblemen
- Chronische ziekten
Kansarmoede: Invloed op omgeving
(macroniveau -> microniveau)
Invloed op alle domeinen
Verhoogt draaglast, neg invloed op andere risicofactoren, beschermende factoren tenietdoen
Kansarmoede: Invloed op omgeving (spec domeinen)
Gezondheidsproblemen
Minder taken per dag uitvoeren, moeilijk huishouden organiseren
Budgetbeheer
Lage beschikbare inkomen in combo m hoge kosten vr energie v huis in slechte staat
Arbeidssituatie
Minder flexibele jobs -> moeilijkere combo werk + privé
Laag inkomen
Moeilijk inkopen doen, veel rekenen + tellen
Cultureel kapitaal
Waarden + normen, ongeschreven afspraken + regels, attitudes + etiquette over gedrag + interactie m anderen.
Kansarmoede = weinig cultureel kapitaal
= moeilijker in maatschappij (minder kansen, uitsluiting, boetes,...)
DSM-5
Diagnostic + Statistical Manual of Mental Disorders (5de editie: 2013)
DSM-5: Secties
1 - Hoe gebruik? Definitie stoornis, hulpvraag
2 - Stoornissen, criteria, codering, afzonderlijke psychische stoornissen
3 - Aanvullende maten + modellen
DSM-5: Praktijk
Diagnostiek: problemen, klachten (= casus per patiënt)
Classificatie: hulpvraag, significantie + belang, criteria
=> Sectie 2 - specificeren
=> Sectie 3 - hulpmiddelen
Andere richtlijnen, leerboeken, systemen => inzichten
DSM-5: Toevoegingen
Verzamelwoede (hoarding)
Samenvoeging verslaving, autisme (vb Aspergers)
Jargon = ingedeeld in 22 hoofdstukken, opgesplitst -> dieper ingaan
X apart vr kinderen
Specifiers: labels, verfijnen (ernst, beloop, kenmerken - vb inzicht, suïcidaliteit, angst)
DSM-5: Kritiek
Neg:
Diagnose = beschrijvend (gedrag) - bep kenmerken samen voorkomen => diagnose, gedrag =/= ziekte !!
X symptomen, diagnose blijft toch
Pos:
Onderscheid verschillende stoornissen
-> psychische ervaringen moeten centraler staan, hoeven geen ziekte te zijn, niet genoeg contextualisering
-> persoonlijk, X reduceren tot categorie! (categorieën lopen door elkaar)
Diagnose: typering + goede uitleg
Normatief -> idealen over functioneren => sociale aspecten/normen (conformeren)
Belang: naamgeving -> verstaan, helderheid, label, erkenning (X fantasie)
Maar: te veel gewicht op, X verklaring vr gedrag
-> valstrik, visie op persoon
=> verenging, reductie tot gedrag + diagnose
=/= hulp, stigma
Categorie/type => type ervaring -> context, impact op leven
=> waar helpen bij therapie? -> op maat v ervaring, persoonlijk !!!
Verontrustende opvoedingssituatie (VOS) / Problematische leefsituatie (PLS)
Opvoedingssituatie = risicofactor
ontwikkeling bedreigt
1980 - Wim ter Horst.
Wim ter Horst: 3 dimensies
Breedte - hoeveelheid
Hoogte - ernst
- Conflictgehalte
Lengte - duur (Steeds X oplossing na tussenkomst v hulpverlening?)
Wim ter Horst: 3 dimensies - Conflictgehalte
- Rationeel conflict - betrokkenen onderling in conflict
- Normatief conflict - botsen met omgeving + waarden
Signs of Safety (SofS)
Jeugdhulp: oplossingen vinden
Centraal: + relatie m gezin
Doel: veiligheidsplan
- Afspraken (hulpverlener: nageleefd?)
- Alle leden betrokken + verantwoordelijk
- Aandacht vr risicofactoren + problemen, zoekt ook beschermende factoren
1990 -Turnell + Edwards.
Voorzieningen bij vermoeden v/e VOS:
1 - Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK)
2 - Ondersteuningscentrum Jeugdzorg (OCJ)
Voorzieningen bij vermoeden v/e VOS - uitleg
- Advies, ondersteuning + hulpverlening
- Aanklampend ondersteunen
- Voorkeur: minst ingrijpende maatregel
Doorverwijzing -> parket
Aanklampend ondersteunen
Ondersteuning + zelf opvolgen, langsgaan, gesprekken
Parket
Afdeling Openbare Ministerie, verantwoordelijk vr onderzoek nr strafbare feiten, vervolging v verdachten
Misdrijf
Dader = wilsbekwaam - kan instaan vr gevolgen v daden omd zelfstandig beslissingen kunnen nemen + gevolgen overzien (X kind).
Als misdrijf omschreven feit (MOF)
Kind pleegt feit dat in strafwetboek staat.
-> jeugdrechter -> maatregel (herstel)
MOF: Maatregelen
Berisping (waarschuwing)
Educatieve begeleiding
Opvolging dr sociale dienst
Opvoedend project
Gemeenschapswerk
Plaatsing in gesloten/open instelling
Maatschappelijk mandaat VK, OCJ + jeugdrechtbank
= ingrijpen in verontrustende situaties, als ontplooiingskansen + veiligheid v jongere = in gevaar. Ook preventief.
Laagdrempelige hulp → niet-rechtstreeks toegankelijke hulp
Laagdrempelige hulpverlening
→ Hulpverlener/OCJ + VK
→ Intersectorale toegangspoort
→ Niet-rechtstreeks toegankelijke hulp
Rechtstreeks toegankelijke hulp (RTJ)
Laagdrempelig, zorgen balans X doorslaat. Soms onvoldoende (te complex/groot) -> niet-rechtstreeks toegankelijke hulp, geregeld dr intersectorale toegangspoort.
Intersectorale toegangspoort
1 - Team Indicatiestelling
2 - Team Jeugdhulpregie
Intersectorale toegangspoort - Team Indicatiestelling
Onderzoekt welke hulp nodig, gebaseerd op noden v kind, X rekening m haalbaarheid + beschikbare plaatsen.
Intersectorale toegangspoort - Team Jeugdhulpregie
A/d slag m advies v Indicatiestelling, binnen bestaande aanbod + praktische mogelijkheden.
Niet-rechtstreeks toegankelijke hulpverlening
Bij Complexe situaties
1e keuze: kind bij opvoeder laten.
-> Gezinsvervangende omgeving
-> Opvang Centrum vr Kinderzorg + Gezinsondersteuning
-> Gemeenschapsinstelling
Niet-rechtstreeks toegankelijke hulpverlening - Gezinsvervangende omgeving
Pleeggezin, tijdelijk/langdurig
Niet-rechtstreeks toegankelijke hulpverlening - Opvang Cenrum vr Kinderzorg + Gezinsondersteuning
Laagdrempelig, (emotionele) ondersteuning
Niet-rechtstreeks toegankelijke hulpverlening - Gemeenschapsinstelling
Opvang, zorg, opvoeding + begeleiding, gesloten aanbod + vrijheidsbeperkende maatregel (ook MOF-plegers)
Problemen niet-rechtsreeks toegankelijke hulpverlening
Jongeren lang op plek blijven waar noden X beantwoord, ongeschikt + onaangepast voor hun situatie.
Problemen niet-rechtsreeks toegankelijke hulpverlening - Oorzaken
Overbevolking
Complexere samenleving -> + problemen (scheiding, leerproblemen)
Politieke klimaat (oorlog -> vluchtelingen)
Crisispleegzorg
Acute gevallen, korte periode, snel gebeuren.
- Over draagkracht gaan
Nagy
(1920-2007)
Grondlegger contextuele benadering
Loyaliteit
Onlosmakelijke band tus ouders + kinderen, zelfs in moeilijke situaties/conflict.
=> Kind probeert opvoedingssituatie af te schermen vr buitenwereld.
Problemen/uitdagingen verbergen om ouders te beschermen / relatie m ouder niet te beschadigen.
Soorten loyaliteit
Existentiële loyaliteit
Verworven loyaliteit
Verticale loyaliteit
Horizontale loyaliteit
Existentiële loyaliteit
Onbreekbare band tus ouders + kind dr geboorte
Verworven loyaliteit
Komt voort uit daden, gunsten, investeringen in een relatie
Verticale loyaliteit
Band over generaties heen
Horizontale loyaliteit
Band in gekozen relaties m partners/vrienden
Loyaliteit: scheiding
Verhuizing
Dagelijks contact m beide ouders = - vanzelfsprekend
Ruzies af-/toenemen
Veranderde inkomenssituatie -> stress
Gespleten loyaliteit
Onzichtbare loyaliteit
Gespleten loyaliteit
Kind loyaal aan 2+ mensen m tegenstrijdige belangen (loyaal vr A = X loyaal vr B)
Onzichtbare loyaliteit
Kind heeft gevoel X openlijk loyaal te mogen zijn aan andere ouder.