une maman
een mama
un papa
een papa
une personne
een persoon
individuel(le)
individueel
un individu
een individu
la puberté
de puberteit
un mari (époux)
een echtgenoot
une femme (épouse)
een echtgenote
un(e) fiancé(e)
een verloofde
la grossesse
de zwangerschap
enceinte
zwanger
la naissance
de geboorte
un accouchement
een bevalling
un avortement
een abortus
la vie
het leven
un anniversaire
een verjaardag
la mort
de dood
mort(e)
dood
un mort
een dode man
une morte
een dode vrouw
un veuf
een weduwnaar
une veuve
een weduwe
un(e) adulte
een volwassene
un(e) jeune
een jongere
la jeunesse
de jeugd
sincères condoléances
innige deelneming
un cimetière
een begraafplaats
un tombeau, une tombe
een graf
un cadavre
een lijk
la lune de miel
de wittebroodsweken
le voyage de noces
de huwelijksreis
un(e) orphelin(e)
een wees
la famille
het gezin
l'ainé(e)
de oudste
le benjamin, le cadet(te)
de jongste
un homme
een man
l'homme (m)
de mens
les gens
de mensen
humain(e)
menselijk
inhumain(e)
onmenselijk
le cerveau
de hersenen
masculin(e)
mannelijk
féminin(e)
vrouwelijke
un monsieur
een heer, een meneer
une dame
een dame
une demoiselle
een juffrouw
Madame
mevrouw (aanspreking)
Mademoiselle
juffrouw (aanspreking)
Mesdames, Mesdemoiselles, Messieurs
dames, juffrouwen, heren
un jeune homme
een jonge man
une jeune fille
een jong meisje
les parents (m)
de ouders
des parents (m)
de familieleden, verwanten
des jumeaux (m)
tweelingen (jongens)
des jumelles (f)
tweelingen (meisjes)
un frère jumeau
een tweelingbroer
une soeur jumelle
een tweelingszus
se ressembler
lijken op elkaar
vivre
leven
vif, vive
levendige
survivre
overleven
en vie, vivant(e)
in leven
mourir
sterven
mortel(le)
sterfelijk
immortel(le)
onsterfelijk
un meurtre
een moord
un meurtrier
een moordenaar
un suicide
een zelfmoord
se suicider
zelfmoord plegen
célibataire
vrijgezel, ongehuwd
le mariage
het huwelijk
épouser
trouwen, huwen met
je me marierai avec
ik zal trouwen met
marié(e)
getrouwd
divorcé(e)
gescheiden
le divorce
de echtscheiding
cohabiter
samenwonen
un couple
een koppel, paar
le mari
de man, echtgenoot
se remarier
hertrouwen
un nom (de famille)
een (familie)naam
un prénom
een voornaam
le nom de jeune fille
de meisjesnaam
la carte d'identité
de identiteitskaart
élever
grootbrengen, opvoeden
les grands-parents (m)
de grootouders
un petit-enfant
een kleinkind
éduquer
opvoeden
l'éducation (f.)
de opvoeding
un faire-part de mariage
een trouwbrief, trouwbericht
les jeunes mariés (m)
de jonggehuwden
la mariée
de bruid
le jeune marié
de bruidegom
le beau-père
de stiefvader
le beau-fils
de stiefzoon
la belle-mère
de stiefmoeder
la belle-fille
de stiefdochter
le beau-père
de schoonvader
le beau-fils
de schoonzoon
la belle-mère
de schoonmoeder