Kaarten: Mondzorgkunde 1 fysiologie blok a | Quizlet

studied byStudied by 48 people
0.0(0)
Get a hint
Hint

cytosol

1 / 152

encourage image

There's no tags or description

Looks like no one added any tags here yet for you.

153 Terms

1

cytosol

vloeibaar onderdeel van cytoplasma; transporteert stoffen via diffusie

New cards
2

endoplasmatisch reticulum

synthese klierproducten, biedt opslag en transport in de cel

New cards
3

mitochondriën

vormen 95% van het ATP (energie) dat de cel nodig heeft

New cards
4

lysosoom

verwijdert beschadigde organellen en ziekteverwekkers in de cel

New cards
5

Beenderstelsel

biedt stevigheid, bescherming weefsels, opslag mineralen, vorming bloed

New cards
6

Spijsverteringsstelsel

verwerking voedsel, opname voedingsstoffen

New cards
7

Cardiovasculairestelsel

transporteert cellen en opgeloste stoffen, met inbegrip van voedingsstoffen, afvalstoffen en gassen

New cards
8

Ademhalingsstelsel

transporteert lucht naar plaatsen waar gaswisseling kan plaatsvinden tussen de lucht en het bloed in de bloedsomloop

New cards
9

Uitscheidingstelsel

verwijdert overtollig water, zouten en afvalstoffen

New cards
10

Huid

beschermt het lichaam tegen gevaren vanuit de omgeving, speelt een rol bij reguleren van de lichaamstemperatuur

New cards
11

Voortplantingsstelsel

vormt geslachtscellen en hormonen

New cards
12

Hormoonstelsel

reguleert langdurige veranderingen van de activiteiten van andere orgaanstelsels

New cards
13

Zenuwstelsel

geleiding onmiddellijke reactie op prikkels, meestal door het coördineren van de activiteiten van andere orgaanstelsels

New cards
14

Immuunsysteem

verdedigt tegen ziekten en infecties, zorgt voor terugkeer weefselvocht naar de bloedsomloop

New cards
15

celmembraan

biedt isolatie, bescherming, gevoeligheid en stevigheid en reguleert in- en uitgang van stoffen

New cards
16

celkern

reguleert stofwisseling, opslag en verwerking erfelijke informatie, reguleert eiwitsynthese

New cards
17

cytoskelet

biedt stevigheid en ondersteuning, maakt beweging van cellulaire structuren en stoffen mogelijk

New cards
18

Golgi-complex

vormt lyposomen en verzorgt opslag, omzetting en verpakking van klierproducten

New cards
19

trilharen

verplaatsen stoffen langs celmembraan

New cards
20

Spierstelsel

voortbeweging, biedt stevigheid, produceert warmte

New cards
21

Osmose

het proces waarbij watermoleculen over een selectief permeabel membraan bewegen zodat de concentratie opgeloste stoffen aan beide kanten gelijk is. —> passief transport

New cards
22

Osmotische waarde

mate waarin opgeloste stoffen aanwezig zijn in de vloeistof

New cards
23

hoge osmotische waarde

veel opgeloste stoffen

New cards
24

lage osmotische waarde

weinig opgeloste stoffen

New cards
25

isotone omgeving

osmotische waarde is binnen en buiten de cel gelijk

New cards
26

hypertone omgeving

osmotische waarde is buiten de cel hoger dan binnen de cel

New cards
27

hypotone omgeving

osmotische waarde binnen de cel hoger dan buiten de cel —> cel zet uit

New cards
28

Diffusie

een verplaatsing van moleculen van een plaats met een hoge concentratie naar een plaats met een lage concentratie ; de verspreiding van moleculen door een gasvormig of een vloeibaar medium

New cards
29

diffusiesnelheid

de nettoverplaatsing van een stof per tijdseenheid

New cards
30

Actief membraantransport

verplaatsing van een stof door een membraan wat de cel energie kost (ATP) ; transport is niet afhankelijk van een concentratiegradient. VB: Natrium-Kaliumpomp, vesiculair transport.

New cards
31

Passief membraantransport

verplaatsing van een stof door een membraan zonder dat het de cel energie kost. VB: osmose en diffusie

New cards
32

vesiculair transport

in blaasjes verpakte stoffen worden de cel in of uit verplaatst (actief proces)

New cards
33

endocytose

het verpakken van extracellulair materiaal in een blaasje bij het celoppervlak voor transport de cel in

New cards
34

exocytose

een blaasje dat in de cel is ontstaan, versmelt met de celmembraan en geeft zijn inhoud aan de extracellulaire omgeving af

New cards
35

fagocytose

de vorming van blaasjes met daarin vaste voorwerpen die even groot kunnen zijn als de cel zelf

New cards
36

pinocytose

de vorming van kleine blaasjes die met extracellulaire vloeistof zijn gevuld

New cards
37

receptorgemedieerde endocytose

kleine blaasjes worden gevormd aan het membraanoppervlak om selectief bepaalde stoffen de cel in te vervoeren

New cards
38

homeostase

het bestaan van een stabiel intern milieu

New cards
39

homeostatische regulering

de aanpassingen van de fysiologische systemen waarbij de homeostase wordt gehandhaafd

New cards
40

stimulus

prikkel

New cards
41

positieve terugkoppeling

de aanvankelijke prikkel brengt een reactie teweeg waardoor die prikkel wordt versterkt

New cards
42

negatieve terugkoppeling

een variatie buiten de normale grenzen wekt een automatische reactie op waardoor de situatie wordt gecorrigeerd

New cards
43

Bloed

gespecialiseerd type bindweefsel dat bestaat uit cellen die in een vloeibare matrix ronddrijven.

New cards
44

Hemopoëse

het proces waarbij alle vaste bloedbestanddelen worden gevormd door stamcellen (hemocytoblasten) die zich delen

New cards
45

vaste bloedbestanddelen

bloedcellen en celfragmenten

New cards
46

Rode bloedcellen ; erytrocyten

vervoeren zuurstof en koolstofdioxide

New cards
47

witte bloedellen ; leukocyten

functioneren als afweermechanisme van het lichaam

New cards
48

bloedplaatjes

trombocyten = kleine, door membranen omgeven pakketjes cytoplasma gevuld met enzymen en factoren die noodzakelijk zijn voor de bloedstolling

New cards
49

veneuze punctie

bloed afnemen uit een oppervlakkige ader

New cards
50

arteriële punctie

bloedafname, gebruikt voor beoordelen gaswisseling longen

New cards
51

immunoglobulinen ; antistoffen

vallen lichaamsvreemde eiwitten en ziekteverwekkers aan ; worden gevormd door plasmacellen van het lymfestelsel

New cards
52

transporteiwitten

binden zich aan (onoplosbare) kleine ionen, hormonen of verbindingen om niet te worden uitgescheiden door de nieren

New cards
53

lipoproteïnen

globulinen die betrokken zijn bij het transport van vetten

New cards
54

globulinen

antistoffen en transporteiwitten

New cards
55

fibrinogeen

plasma-eiwit, speelt een rol bij de bloedstolling

New cards
56

fibrine

lange, onoplosbare strengen fibrinogeen ; vormt het raamwerk van een bloedstolsel

New cards
57

albuminen

plasma-eiwitten, leveren grote bijdrage aan osmotische druk van bloedplasma

New cards
58

serum

vloeistof die overblijft nadat de stollingseiwitten verwijde"|rd zijn

New cards
59

hemopoëse

het proces waarbij alle vaste bloedbestanddelen worden gevormd

New cards
60

hemaglobine

bindt en vervoert zuurstof en koolstofdioxide

New cards
61

hematocriet

volumepercentage cellen in vol bloed (37-54%)

New cards
62

bloedarmoede ; anemie

aandoening waarbij iemand een laag hematocriet heeft of bij wie de rode bloedcellen minder hemaglobine bevatten

New cards
63

pernicieuze anemie

stamcellen kunnen zich niet normaal delen door tekort aan vitamime B12

New cards
64

hemocytoblasten

myeloïde stamcellen

New cards
65

Erytropoëse

vorming van rode bloedcellen, vindt voornamelijk plaats in het rode beenmerg

New cards
66

myeloïde weefsel

het rode beenmerg

New cards
67

hemoglobinurie

afbraak grote aantallen rode bloedcellen in de nieren, veroorzaakt roodbruine verkleuring van urine

New cards
68

hemolyse

het scheuren van rode bloedcellen in het bloed

New cards
69

erytroblasten

zeer onrijpe rode bloedcellen die actief hemoglobine vormen

New cards
70

reticulocyt

erytroblasten die hun kern hebben afgestoten

New cards
71

hypoxie

lage zuurstofconcentratie in de weefsels

New cards
72

antigenen

stoffen die een immuunreactie kunnen veroorzaken (verdedigingsmechanisme)

New cards
73

oppervlakteantigenen

agglutinogenen

New cards
74

anti-stoffen

antifglutininen

New cards
75

agglutinatie

samenklonteren van rode bloedcellen als gevolg van de binding van antigenen en antistoffen door een kruisreactie

New cards
76

megakaryocyten

grote cellen met grote celkernen die voorkomen in het beenmerg ; geven pakketjes cytoplasma aan het circulerende bloed af.

New cards
77

niet-specifieke afweer

wordt verzorgd door neutrofielen, eosionofielen, basofielen en monocyten

New cards
78

leukocytose

abnormaal hoge aantallen witte bloedcellen

New cards
79

leukemie

tumor van de bloedvormende weefsels

New cards
80

trombocytose

abnormaal hoge aantallen trombocyten

New cards
81

endotheel

binnenbekleding van vaatwanden, bestaat uit enkelvoudig plaveiselepitheel

New cards
82

vaatspasme

plaatselijke contractie van een bloedvat plaatprop = massa die een scheur in een bloedvatwand kan afsluiten, tenzij de schade ernstig is

New cards
83

lipoproteïne

weefselfactor plasmine = de geactiveerde vorm van plasminogeen in het bloed.

New cards
84

trombus

stabiele plaatjesprop

New cards
85

diapedese

het vermogen van macrofagen om zich door vaatwanden te verplaatsen, door zich tussen aangrenzende endotheelcellen te wringen ; cellen kunnen door vaatwanden heen om bij een ontsteking te komen

New cards
86

chemotaxis

vermogen van macrofagen om te worden aangetrokken of afgestoten door chemische stoffen in de omringende vloeistoffen ; aantrekken van leukocyten naar plaats van ontsteking

New cards
87

granulocyten

granulaire leukocyten ; neutrofielen, eosinofielen en basofielen

New cards
88

neutrofielen

zeer beweeglijke fagocyten

New cards
89

eosinofielen

fagocyten die worden aangetrokken tot lichaamsvreemde stoffen die met antistoffen hebben gereageerd

New cards
90

macrofagen

grote, actief fagocyterende cellen die afstammen van de monocyten

New cards
91

basofielen

zeldzaam, migreren naar beschadigde weefsels en geven histamine af

New cards
92

agranulocyten

a-granulaire leukocyten

New cards
93

monocyten

vrije macrofagen

New cards
94

lymfocyten

spelen een rol bij de specifieke afweerreacties van het lichaam

New cards
95

lymfopoëse

vorming van lymfocyten door lymfoide stamcellen

New cards
96

CSFs

hormonen die de rijping van leukocyten reguleren

New cards
97

amoeboïde bewegingen

kleine bewegingen door de stroming van cytoplasma

New cards
98

T-cellen

belangrijk voor cellulaire immuniteit

New cards
99

B- cellen

verantwoordelijk voor de humorale immunuteit (antistofgemedieerde immuniteit)

New cards
100

granulocyten

polymorfonucleaire leukocyten (PMN)

New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 6 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 20 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 46 people
... ago
5.0(2)
note Note
studied byStudied by 61 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 3 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 23 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 135 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 12 people
... ago
5.0(1)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard (20)
studied byStudied by 35 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (20)
studied byStudied by 19 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (25)
studied byStudied by 155 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (74)
studied byStudied by 10 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (56)
studied byStudied by 7 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (27)
studied byStudied by 1 person
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (29)
studied byStudied by 6 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (30)
studied byStudied by 11 people
... ago
5.0(1)
robot