Haven Sie einen Tisch für drei/ sechs Personen?
Heeft u een tafel voor drie/ zes personen?
Ja, folgen Sie mir bitte! / Da müssen Sie zehn Minuten warten
Ja, komt u maar mee! / dan moet u tien minuten wachten
Was nimmst du?
Wat neem jij?
Ich nehme Knödel/ ein Schnitzel
ik neem knoedels/ een schnitzel
Was möchtest du trinken?
Wat wil je drinken?
Für mich bitte ein Wasser/ einen Apfelsaft
Voor mij graag water/ een appelsap
Möchtest du noch einen Nachtisch/ etwas zu trinken
Wil je nog een toetje/ iets te drinken?
Ja, ein Eis/ einen Tee bitte. Nein, ich bin satt
Ja, graag een ijsje/ een thee graag. Nee, ik heb genoeg
Hat es geschmeckt?
Heeft het gesmaakt?
Ja, es war lecker/ sehr gut
Ja, het was lekker/ erg goed