kapitel 3 Einpacken und weg

studied byStudied by 3 people
5.0(1)
Get a hint
Hint

de bagage

1 / 126

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

German

5th

127 Terms

1

de bagage

das Gepäck

New cards
2

de koffer

der Koffer (-)

New cards
3

het ondergoed

die Unterwäsche

New cards
4

de kous (en)

der Strumpf ( ̈e)

New cards
5

de sok (ken)

die Socke (n)

New cards
6

het hemd (en)

das Hemd (en)

New cards
7

de bloes (-zen)

die Bluse (n)

New cards
8

de broek (-en)

die Hose (n)

New cards
9

de rok (ken)

der Rock ( ̈e)

New cards
10

de pyjama (‚s)

der Schlafanzug

New cards
11

de schoen (en)

der Schuh (e)

New cards
12

de bikini

der Bikini

New cards
13

de zwembroek (en)

die Badehose (n)

New cards
14

de portemonnee, de buidel

der Beutel

New cards
15

de riem, de gordel

der Gürtel

New cards
16

de zonnebril (-len)

die Sonnenbrille (n)

New cards
17

het naaigerei

das Nähzeug

New cards
18

de paraplu (‚s)

der Regenschirm (e)

New cards
19

de deodorant

das Deo

New cards
20

de tandenborstel (s)

die Zahnbürste (n)

New cards
21

de tandfloss

die Zahnseide

New cards
22

de kam

der Kamm

New cards
23

de gel

das Gel

New cards
24

de zonnecrème

die Sonnenmilch

New cards
25

het maandverband

die Binde (n)

New cards
26

de reis (-zen)

die Reise (n)

New cards
27

de vakantie,het verlof

der Urlaub

New cards
28

de (school)vakantie

die Ferien

New cards
29

de reisbestemming

das Reiseziel

New cards
30

het vakantieoord (en)

der Ferienort (e)

New cards
31

de taalvakantie

die Sprachreise

New cards
32

het vakantiehuis

das Ferienhaus

New cards
33

de vreemde taal (talen)

die Fremdsprache (n)

New cards
34

ontspannend

erholsam

New cards
35

vermoeiend

anstrengend

New cards
36

avontuurlijk

abenteuerlich

New cards
37

saai

langweilig

New cards
38

leuk

toll

New cards
39

reuze, fantastisch

riesig

New cards
40

goedkoop

billig

New cards
41

het geld waard

preiswert

New cards
42

duur

teuer

New cards
43

langzaam, traag

langsam

New cards
44

vlug

schnell

New cards
45

overdag

tagsüber

New cards
46

liften

trampen

New cards
47

de lifter

der Tramper (-)

New cards
48

het strand

der Strand

New cards
49

het reisbureau

das Reisebüro

New cards
50

de folder

der Prospekt (e)

New cards
51

het buitenland

das Ausland

New cards
52

het eiland

die Insel (n)

New cards
53

iets bekijken

sich etwas angucken

New cards
54

verkennen

erkunden

New cards
55

de bezienswaardigheid

die Sehenswürdigkeit (en)

New cards
56

het verkeersmiddel

das Verkehrsmittel(-)

New cards
57

de bus

der Bus (se)

New cards
58

de wagen

der Wagen

New cards
59

de bromfiets

das Moped

New cards
60

de motor(fiets)

das Motorrad

New cards
61

het station

der Bahnhof

New cards
62

de trein

der Zug ( ̈e)

New cards
63

het ticket, het kaartje voor bus of trein

die Fahrkarte (n)

New cards
64

het inkomticket, het kaartje

das Ticket (s)

New cards
65

het kaartje enkele reis

die einfache Fahrt

New cards
66

het retourbiljet

die Rückfahrkarte (n)

New cards
67

het loket

der Schalter

New cards
68

het perron

der Bahnsteig

New cards
69

het spoor (sporen)

das Gleis (e)

New cards
70

overstappen

umsteigen

New cards
71

het vertrek

die Abfahrt

New cards
72

de vertraging (en)

die Verspätung (en)

New cards
73

het kwartier

die Viertelstunde

New cards
74

een half uur

eine halbe Stunde

New cards
75

anderhalf uur

anderthalb Stunden

New cards
76

het vliegtuig

das Flugzeug (e)

New cards
77

de luchthaven (s)

der Flughafen

New cards
78

de luchtvaartmaatschappij

die Fluggesellschaft (en)

New cards
79

de vlucht (en)

der Flug

New cards
80

het vertrek van het vliegtuig

der Abflug

New cards
81

de aankomst

die Ankunft

New cards
82

de identiteitskaart

der Personalausweis (e)

New cards
83

het vliegtuigticket

der Flugschein (e)

New cards
84

ten laatste

spätestens

New cards
85

het hotel

das Hotel (s)

New cards
86

de eenpersoonskamer

das Einzelzimmer (-)

New cards
87

de tweepersoonskamer

das Doppelzimmer (-)

New cards
88

de lift (en)

der Aufzug (¨e)

New cards
89

het onthaal, de receptie

der Empfang

New cards
90

het verblijf

der Aufenthalt

New cards
91

de overnachting (en)

die Übernachtung (en)

New cards
92

het ontbijt

das Frühstück

New cards
93

vooraf reserveren

im Voraus reservieren

New cards
94

In de vakantie ga ik vaak op reis.

In den Ferien gehe ich häufig auf Reisen.

New cards
95

Tijdens de vakantie heb ik in de bergen gewandeld.

In den Ferien bin ich im Gebirge gewandert.

New cards
96

Met kerst wil ik naar Oostenrijk gaan.

Zu Weihnachten möchte ich nach Österreich fahren.

New cards
97

Ik reis het liefst met de trein.

Ich gehe am liebsten mit dem Zug / mit der Bahn auf Reisen.

New cards
98

Ik vlieg niet graag.

Ich reise nicht gern mit dem Flugzeug.

New cards
99

Ik ga liever te voet.

Ich gehe lieber zu Fuß.

New cards
100

Ik heb m'n trein gemist.

Ich habe meinen Zug verpasst.

New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 13 people
... ago
5.0(2)
note Note
studied byStudied by 8 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 9 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 85 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 46 people
... ago
5.0(2)
note Note
studied byStudied by 9 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 31 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 111257 people
... ago
4.9(688)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard (230)
studied byStudied by 33 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (218)
studied byStudied by 4 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (57)
studied byStudied by 9 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (171)
studied byStudied by 18 people
... ago
5.0(2)
flashcards Flashcard (25)
studied byStudied by 3 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (52)
studied byStudied by 31 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (78)
studied byStudied by 96 people
... ago
5.0(3)
flashcards Flashcard (24)
studied byStudied by 20 people
... ago
5.0(1)
robot