gezond
sain, saine
gezond en wel, heelhuids
sain et sauf
de gezondheid
la santé
gezond/niet gezond zijn
être bien/mal portant(e)
de (gezondheids)toestand
l’état (de santé)
ernstige toestand
un état grave
in vorm zijn
être en forme
er goed/slecht uitzien
avoir bonne/mauvaise mine
zich goed/slecht voelen
se sentir bien/mal, être bien/mal en point
goed/slecht gaan
aller bien/mal, se porter bien/mal
uitgeput zijn
être épuisé, épuisée
een voorzorgsmaatregel
une précaution
weer op krachten komen
récupérer, reprendre des forces
herstellen van iets, opknappen
se remettre de qc
verbeteren
s’améliorer
een verbetering
une amélioration
het herstel, de beterschap
la convalescence
iemand van iets genezen
guérir qn de qc
genezen (voltooid deelwoord)
guéri, guérie
de genezing
la guérison
moe worden, vermoeien
fatiguer
moe, vermoeid
fatigué, fatiguée
de moeheid, de vermoeidheid
la fatigue
doodmoe zijn
être mort de fatigue
slaap hebben
avoir sommeil
(bijna) omvallen van de slaap
tomber de sommeil
uitrusten
se reposer
de rust
le repos
zwak
faible
de zwakheid, de zwakte
la faiblesse
teer, kwetsbaar
fragile
ziek
malade
ernstig ziek worden
tomber gravement malade
een zieke
un/une malade
een ziekte
une maladie
een ernstige ziekte oplopen
attraper une maladie grave
kwaadaardig
malin, maligne
goedaardig
bénin, bénigne
en tumor
une tumeur
erfelijk
héréditaire
genetisch
génétique
besmetten, aansteken
contaminer
besmettelijk
contagieux, contagieuse
verergeren, verslechteren
s’aggraver
ee, verergering, een verslechtering
une aggravation
een terugval
une rechute
pijn hebben (aan)
avoir mal (à)
(zich) pijn doen, (zich) bezeren
(se) faire mal
de pijn, de kwaal, de ziekte
le mal, les maux
de pijn
le douleur
de symptomen, de ziekteverschijnselen
les symptômes
de stoornissen, de aandoeningen
les troubles
aan iets lijden
souffrir de qc
de bloeddruk
la tension
kou vatten
prendre froid
de verkoudheid
le rhume
de hooikoorts
le rhume des foins
niezen
éternuer
keelpijn hebben
avoir mal à la gorge
de keelpijn
le mal de gorge
hoesten
tousser
de hoest
la toux
een verkoudheid, een afkoeling
un refroidissement
een infectie, een besmetting
une infection
een bacterie, een microbe
un microbe
een virus
un virus
een angina, een keelontsteking
une angine
een ontsteking
une inflammation
een bronchitis
une bronchite
een longontsteking
une pneumonie
een (midden)oorontsteking
une otite
de koorts
la fièvre
een koortsaanval
un accès de fièvre
de griep
la grippe
gloeien
être brûlant(e)
zweten
transpirer
trillen
trembler
in bed blijven
garder le lit
een thermometer
un thermomètre
de temperatuur opnemen
prendre sa température
de spierpijn
les courbatures
het zweet
la sueur
duizelig zijn
avoir des vertiges
een beroerte
une attaque
een crisis, een aanval
une crise
een hartaanval
une crise cardiaque
een galaanval
une crise de foie
een infarct
un infarctus
de cholesterol
le cholestérol
de diabetes, de suikerziekte
le diabète
de reuma
les rhumatismes
de kanker
le cancer
de aids
le SIDA
seropositief zijn
être séropositif, séropositive
een shock
un choc
allergisch zijn voor
être allergique à
een allergie
une allergie
dringend, urgent
urgent, urgente
een ongeluk
un accident
een val
une chute