Looks like no one added any tags here yet for you.
l'ado
de puber
l'adolescence
de puberteit
l'adolescent/l'adolescente
de puber
l'adulte
de volwassene
l'Ăąge adulte
de volwassenheid
l'aßné(e)
de oudste
le beau-fils
de schoonzoon
le beau-frĂšre
de schoonbroer, de stiefbroer
le beau-pĂšre
de schoonvader, de stiefvader
les beaux-parents
de schoonouders, de stiefouders
la belle-fille
de schoondochter
la belle-mĂšre
de schoonmoeder, de stiefmoeder
la belle-soeur
de schoonzus, de stiefzus
le cadet/la cadette
de jongste
le couple
het koppel
le demi-frĂšre/la demi-soeur
de halfbroer/de halfzus
le divorce
de scheiding
l'enfance
de kindertijd
l'enfant unique
het enig kind
la famille recomposée
het nieuw samengesteld gezin
la femme
de vrouw
le filleul/la filleule
het petekind/ het metekind
les jumeaux/les jumelles
de tweeling
le mari
de man, echtgenoot
le mariage
het huwelijk
la marraine
de (doop)meter
le membre de la famille
het familielid
la mort
het overlijden, de dood
la naissance
de geboorte
le neveu
de neef (zoon van broer/zus)
la niĂšce
het nichtje (dochter van broer/zus)
le nom de famille
de achternaam
le parrain
de (doop)peter
le/la partenaire
de partner
la personne ùgée
de bejaarde
le petit ami/la petite amie
het vriendje/het vriendinnetje
la petite-fille/le petit-fils
de kleindochter/de kleinzoon
le prénom
de voornaam
le/la retraité(e)
de gepensioneerde
le veuf/la veuve
de weduwnaar/de weduwe
célibataire
vrijgezel
majeur(e)
meerderjarig
marié(e)
getrouwd
mineur(e)
minderjarig
vieux, vieille
oud
avoir (treize) ans
(dertien) jaar oud zijn
divorcer
scheiden
ĂȘtre amoureux, amoureuse (de)
verliefd zijn (op)
ĂȘtre nĂ©(e)
geboren zijn
ĂȘtre (quatre)
met (z'n vieren) zijn
ressembler Ă
lijken op
s'appeler
heten
se marier avec
huwen met
(se) présenter
(zich) voorstellen
se séparer
scheiden, uiteengaan
le développement
de ontwikkeling
amusant(e)
leuk,grappig
bĂȘte
dom
branché(e)
hip
calme
rustig
marrant
grappig
cool
cool
courageux, courageuse
moedig
créatif, créative
creatief
curieux, curieuse
nieuwsgierig
déprimé(e)
depressief, neerslachtig
doux, douce
zacht
drĂŽle
grappig
dur(e)
hard, taai
ennuyeux, ennuyeuse
saai
fùché(e)
boos, kwaad
gentil(le)
lief, vriendelijk
honnĂȘte
eerlijk
intolérant(e)
onverdraagzaam
jaloux, jalouse
jaloers
joyeux, joyeuse
vrolijk
macho
macho
comique
grappig
méchant(e)
stout, kwaadaardig
nerveux, nerveuse
zenuwachtig
nul(le)
stom
ouvert(e)
open
ridicule
belachelijk
sage
braaf, wijs
sérieux, sérieuse
ernstig
sévÚre
streng
sincĂšre
oprecht
sociable
sociaal
stressé(e)
gestresseerd
tĂȘtu(e)
koppig
timide
verlegen
détester
haten
Ă©nerver
op de zenuwen werken
ĂȘtre de bonne/mauvaise humeur
goed-/slechtgezind zijn
ĂȘtre passionĂ©(e) de
heel geboeid zijn door
irriter
op de zenuwen werken
préférer
liever hebben, verkiezen
se débrouiller
zich uit de slag trekken
s'Ă©nerver
zich druk maken
s'entendre avec
overeenkomen met