1/30
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Pragmatiek
De studie van hoe taalgebruikers betekenis geven aan taal in concrete communicatieve situaties.
Deixis
Woorden die pas betekenis krijgen in een specifieke context. Ze verwijzen naar elementen zoals persoon, tijd en plaats.
Deiktisch centrum (origo)
Het referentiepunt in de communicatie: de spreker, op het moment en de plaats van de uiting.
Deiktische woorden
Woorden waarvan de betekenis afhankelijk is van de context van de spreker. Ze verwijzen naar persoon, tijd of ruimte. Voorbeeld: 'Ik ben hier gisteren nog geweest.'
Niet-deiktische woorden
Woorden die onafhankelijk van de spreeksituatie een vaste betekenis hebben. Voorbeeld: 'De zon is een ster.'
Referent
Het object of de persoon in de werkelijkheid waarnaar verwezen wordt.
Taalhandeling (speech act)
Taaluitingen waarmee we niet alleen informatie geven, maar ook daden stellen zoals bevelen, verzoeken, beloven, enz.
Klassen van taalhandelingen
Taalhandelingen kunnen worden ingedeeld op basis van hun oriëntatie:
- Sprekergericht (Ik beloof je dat...)
- Hoorgericht (Wil je..., Mag ik...)
- Referentgericht (De trein vertrekt om 8u.)
Taalhandelingswerkwoord
Een werkwoord dat expliciet de taalhandeling aanduidt, bv. 'verklaar', 'beloof', 'verzoek'.
Directe taalhandeling
Een taalhandeling waarbij de vorm en de bedoeling overeenkomen, bv. 'Geef me het zout.'
Indirecte taalhandeling
Een taalhandeling waarbij vorm en bedoeling niet overeenkomen. Wordt vaak gebruikt uit beleefdheid, bv. 'Zou je me het zout willen geven?'
Implicatuur
De bedoelde betekenis die niet letterlijk wordt uitgesproken, maar die we afleiden uit context en gesprekssituatie.
Samenwerkingsbeginsel (Grice)
Het uitgangspunt dat sprekers elkaar proberen te begrijpen en bijdragen leveren die nuttig zijn voor het gesprek.
Maxime van kwaliteit
Het uitgangspunt dat sprekers elkaar proberen te begrijpen en bijdragen leveren die nuttig zijn voor het gesprek.
Maxime van kwaliteit
Zeg geen dingen die je niet gelooft of waarvoor je onvoldoende bewijs hebt.
Maxime van kwantiteit
Geef genoeg informatie, maar niet te veel.
Maxime van relevantie
Wees relevant.
Maxime van wijze
Formuleer duidelijk, vermijd dubbelzinnigheid en wees ordelijk.
Flouting
Opzettelijke schending van de maximes, waarbij de spreker toch zinvol wil communiceren. Hierdoor ontstaat vaak een implicatuur.
Beleefdheidsprincipe
Kies formuleringen die de status van de toehoorder zo min mogelijk ondermijnen.
Multimodaal
Mondelinge communicatie verloopt niet enkel via woorden. Ook intonatie, gebaren, houding en mimiek dragen bij tot de betekenis. Taal is dus multimodaal, met verbale, paraverbale en non-verbale elementen.
Paraverbale communicatie
De 'special effects' van taal: toonhoogte, luidheid, pauzes, intonatie, tempo, ritme...
Non-verbale communicatie
Houding, gebaren, mimiek, oogcontact, aanraking... Alles wat niet met woorden wordt gecommuniceerd.
Symbolische gebaren
Hoog geconventionaliseerde gebaren met vaste betekenis, bv. duim omhoog voor 'goed gedaan'.
Iconische gebaren
Gebaren die een concrete handeling of object uitbeelden, bv. een dakje vormen met de handen voor 'huis'.
Aanwijzende gebaren
Gebaren die een object of persoon aanduiden als referent van het gesprek, bv. wijzen met de vinger.
Metaforische gebaren
Gebaren die abstracte concepten uitdrukken via concrete bewegingen. Voorbeeld: Bij het zeggen van 'De prijzen zijn gestegen', een hand omhoog bewegen om stijging aan te duiden.
Beats
Ritmische gebaren die de nadruk leggen op bepaalde delen van de communicatie, vaak met de handen.
Pragmatische gebaren
Gebaren die de betekenis van de boodschap afzwakken, versterken of anderszins beïnvloeden.
Gebarentaal
Een volwaardige taal met eigen grammatica, meestal gebruikt door doven. Verschilt per land.
Naamgebaren
In de gebarentaal een kort gebaar dat verwijst naar een persoon, vaak gebaseerd op uiterlijk, beroep, hobby of naam.