Nederlandse woordenschat

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/30

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

31 Terms

1
New cards

Pragmatiek

De studie van hoe taalgebruikers betekenis geven aan taal in concrete communicatieve situaties.

2
New cards

Deixis

Woorden die pas betekenis krijgen in een specifieke context. Ze verwijzen naar elementen zoals persoon, tijd en plaats.

3
New cards

Deiktisch centrum (origo)

Het referentiepunt in de communicatie: de spreker, op het moment en de plaats van de uiting.

4
New cards

Deiktische woorden

Woorden waarvan de betekenis afhankelijk is van de context van de spreker. Ze verwijzen naar persoon, tijd of ruimte. Voorbeeld: 'Ik ben hier gisteren nog geweest.'

5
New cards

Niet-deiktische woorden

Woorden die onafhankelijk van de spreeksituatie een vaste betekenis hebben. Voorbeeld: 'De zon is een ster.'

6
New cards

Referent

Het object of de persoon in de werkelijkheid waarnaar verwezen wordt.

7
New cards

Taalhandeling (speech act)

Taaluitingen waarmee we niet alleen informatie geven, maar ook daden stellen zoals bevelen, verzoeken, beloven, enz.

8
New cards

Klassen van taalhandelingen

Taalhandelingen kunnen worden ingedeeld op basis van hun oriëntatie:
- Sprekergericht (Ik beloof je dat...)
- Hoorgericht (Wil je..., Mag ik...)
- Referentgericht (De trein vertrekt om 8u.)

9
New cards

Taalhandelingswerkwoord

Een werkwoord dat expliciet de taalhandeling aanduidt, bv. 'verklaar', 'beloof', 'verzoek'.

10
New cards

Directe taalhandeling

Een taalhandeling waarbij de vorm en de bedoeling overeenkomen, bv. 'Geef me het zout.'

11
New cards

Indirecte taalhandeling

Een taalhandeling waarbij vorm en bedoeling niet overeenkomen. Wordt vaak gebruikt uit beleefdheid, bv. 'Zou je me het zout willen geven?'

12
New cards

Implicatuur

De bedoelde betekenis die niet letterlijk wordt uitgesproken, maar die we afleiden uit context en gesprekssituatie.

13
New cards

Samenwerkingsbeginsel (Grice)

Het uitgangspunt dat sprekers elkaar proberen te begrijpen en bijdragen leveren die nuttig zijn voor het gesprek.

14
New cards

Maxime van kwaliteit

Het uitgangspunt dat sprekers elkaar proberen te begrijpen en bijdragen leveren die nuttig zijn voor het gesprek.

15
New cards

Maxime van kwaliteit

Zeg geen dingen die je niet gelooft of waarvoor je onvoldoende bewijs hebt.

16
New cards

Maxime van kwantiteit

Geef genoeg informatie, maar niet te veel.

17
New cards

Maxime van relevantie

Wees relevant.

18
New cards

Maxime van wijze

Formuleer duidelijk, vermijd dubbelzinnigheid en wees ordelijk.

19
New cards

Flouting

Opzettelijke schending van de maximes, waarbij de spreker toch zinvol wil communiceren. Hierdoor ontstaat vaak een implicatuur.

20
New cards

Beleefdheidsprincipe

Kies formuleringen die de status van de toehoorder zo min mogelijk ondermijnen.

21
New cards

Multimodaal

Mondelinge communicatie verloopt niet enkel via woorden. Ook intonatie, gebaren, houding en mimiek dragen bij tot de betekenis. Taal is dus multimodaal, met verbale, paraverbale en non-verbale elementen.

22
New cards

Paraverbale communicatie

De 'special effects' van taal: toonhoogte, luidheid, pauzes, intonatie, tempo, ritme...

23
New cards

Non-verbale communicatie

Houding, gebaren, mimiek, oogcontact, aanraking... Alles wat niet met woorden wordt gecommuniceerd.

24
New cards

Symbolische gebaren

Hoog geconventionaliseerde gebaren met vaste betekenis, bv. duim omhoog voor 'goed gedaan'.

25
New cards

Iconische gebaren

Gebaren die een concrete handeling of object uitbeelden, bv. een dakje vormen met de handen voor 'huis'.

26
New cards

Aanwijzende gebaren

Gebaren die een object of persoon aanduiden als referent van het gesprek, bv. wijzen met de vinger.

27
New cards

Metaforische gebaren

Gebaren die abstracte concepten uitdrukken via concrete bewegingen. Voorbeeld: Bij het zeggen van 'De prijzen zijn gestegen', een hand omhoog bewegen om stijging aan te duiden.

28
New cards

Beats

Ritmische gebaren die de nadruk leggen op bepaalde delen van de communicatie, vaak met de handen.

29
New cards

Pragmatische gebaren

Gebaren die de betekenis van de boodschap afzwakken, versterken of anderszins beïnvloeden.

30
New cards

Gebarentaal

Een volwaardige taal met eigen grammatica, meestal gebruikt door doven. Verschilt per land.

31
New cards

Naamgebaren

In de gebarentaal een kort gebaar dat verwijst naar een persoon, vaak gebaseerd op uiterlijk, beroep, hobby of naam.