1/57
Flashcards for learning Dutch vocabulary related to celebrations and common phrases.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
the birthday boy/girl
de jarige
the birthday
de verjaardag
being your birthday
jarig zijn
the marriage
het huwelijk
the invite
de uitnodiging
de reactie
the reaction
the confirmation
de bevestiging
the guest
de gast
the host (male)
de gastheer
the hostess (female)
de gastvrouw
the birthday card
de verjaardagskaart
the gift
het cadeau
the wrapping paper
het inpakpapier
the birthday cake
de verjaardagstaart
the candle
de kaars
the party hat
het feesthoedje
the crown
de kroon
the party garland
de slinger
the dress code
de dresscode
the theme party
het themafeest
the presence
de aanwezigheid
the birthday wish
de verjaardagswens
the birthday song
het verjaardagslied
the wish
de wens
the birthday party
het verjaardagsfeest
the wedding party
het trouwfeest
the communion party
het communiefeest
the Christmas party
het kerstfeest
the Easter party
het paasfeest
the new year’s party
het nieuwjaarsfeest
the jubilee/anniversary
het jubileum
congratulations
gefeliciteerd (met …)
congratulations
proficiat (met …)
happy birthday
gelukkige verjaardag
hip hip hurray
hiep hiep hoera
sincere congratulations
van harte gefeliciteerd (met)
sincere congratulations
van harte proficiat (met …)
see you then
tot dan
have fun
veel plezier
lots of love
veel liefs
Welcome on tram 3/4/…
Welkom op tram 3/4/…
Happy Easter
Zalig Pasen
Merry Christmas
Vrolijk kerstfeest
kind regards
groetjes
dear
liefste
dear
beste
unfortunately
helaas
luckily
gelukkig
to celebrate
vieren
to invite
uitnodigen
to blow out
uitblazen
to send
sturen
to receive
ontvangen
to react/respond
reageren
to wish
wensen
to congratulate
feliciteren
to confirm
bevestigen
to organize
organiseren