1/56
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Homeostase
Het vermogen van een organisme om een stabiel intern milieu te behouden ondanks externe veranderingen.
Cephalisatie
Concentratie van zenuwweefsel en zintuigen aan de voorzijde van het lichaam, typisch voor bilateraal symmetrische dieren.
Fenotypische kenmerken
Waarneembare eigenschappen van een organisme die bepaald worden door genetische en omgevingsfactoren.
Analoog kenmerk
Kenmerken die op elkaar lijken bij verschillende soorten, maar niet door een gemeenschappelijke voorouder zijn ontstaan (convergente evolutie) volgens evolutietheorie.
Prion
Abnormaal gevouwen eiwit dat andere eiwitten kan misvormen en ziekten zoals Creutzfeldt-Jakob veroorzaakt.
Spina bifida
Aangeboren afwijking waarbij de neurale buis niet volledig sluit, wat leidt tot zenuwschade en lichamelijke beperkingen.
Gastrulatie
Het proces waarin tijdens de embryonale ontwikkeling de drie kiemlagen (ectoderm, mesoderm en endoderm) ontstaan.
Hermafrodiet
Organisme dat zowel mannelijke als vrouwelijke voortplantingsorganen heeft.
Neurulatie
Vorming van de neurale buis waaruit het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) ontstaat.
Reductiedeling (meiose)
Celdeling waarbij het aantal chromosomen wordt gehalveerd, essentieel voor geslachtscellen.
Mucosa
Slijmvlies dat de binnenkant van organen zoals darmen en luchtwegen bekleedt.
Kwantitatieve kenmerken
Eigenschappen die in gradaties variëren en beïnvloed worden door meerdere genen en omgevingsfactoren.
Pseudocoelomaat
Dier met een lichaamsholte (pseudocoeloom) die niet volledig omgeven is door mesoderm.
Mesolecithaal
Eicel met een matige hoeveelheid dooier, zoals bij amfibieën.
Eukaryoot
Organisme met cellen die een echte celkern en organellen bevatten.
Mesomeer
Intermediaire celgrootte of structuur tijdens ontwikkeling.
Cnidoblast
Gespecialiseerde cel bij neteldieren die netelcellen (nematocysten) bevat.
Notochord
Flexibele staaf die ondersteuning biedt in embryonale stadia, bij gewervelden vervangen door de wervelkolom.
Germinatieve cellen
Cellen die betrokken zijn bij voortplanting en de vorming van gameten (zaadcellen en eicellen).
Open circulatiesysteem
Bloedsomloop waarbij bloed vrij in lichaamsholten stroomt en niet volledig door bloedvaten wordt omgeven.
Proto-nefron
Primitief excretiesysteem bij sommige ongewervelden, functionerend als een eenvoudige nier.
Hydrozoa
Klasse binnen de neteldieren (Cnidaria), waaronder kwallen en hydra’s vallen.
Myofilamenten
Eiwitstructuren in spiercellen, bestaande uit actine en myosine, die samentrekkingen mogelijk maken.
Diploblast
Organisme met twee kiemlagen (ectoderm en endoderm), zoals neteldieren (Cnidaria).
Haploïd
Cel met een enkelvoudige set chromosomen (n), zoals gameten (eicellen en zaadcellen).
QWBA
(Quantitative Whole-Body Autoradiography) Techniek om de verdeling van radioactieve stoffen in het lichaam te meten.
Open field test
Gedragstest bij dieren om angst en exploratief gedrag in een open ruimte te meten.
I.M. (Intramusculair)
Toedieningswijze waarbij een stof direct in de spier wordt geïnjecteerd.
Gavage
Techniek waarbij vloeistoffen direct in de maag van een dier worden toegediend via een sonde.
Transgene muis
Muis waarin genetisch materiaal is ingebracht om specifieke genen te bestuderen.
Barbituraat
Groep van kalmerende middelen die de activiteit van het zenuwstelsel onderdrukken.
IVC (Individually Ventilated Cages)
Speciale kooien voor laboratoriumdieren met een apart ventilatiesysteem.
Jejunum
Middelste deel van de dunne darm, betrokken bij de opname van voedingsstoffen.
Metabole kooi
Experimentele kooi waarmee de stofwisseling van een dier nauwkeurig kan worden gemeten.
Grooming
Verzorgingsgedrag bij dieren, zoals vachtverzorging of schoonlikken.
Cupping
Techniek waarbij een vacuüm op de huid wordt gecreëerd, vaak gebruikt in alternatieve geneeskunde.
Barnes maze
Gedragstest bij knaagdieren om ruimtelijk leervermogen en geheugen te meten.
Syncytium
Meerkerninge celstructuur die ontstaat door samensmelting van meerdere cellen of door kernen die zich delen zonder celmembraanvorming.
Nefron
Functionele eenheid van de nier die zorgt voor filtratie en uitscheiding van afvalstoffen via urine.
Sinoatriale knoop
Natuurlijke pacemaker van het hart die het hartritme reguleert door elektrische impulsen te genereren.
Myofibrillen
Eiwitstructuren in spiercellen die verantwoordelijk zijn voor spiercontracties.
Monotremata
Groep van eierleggende zoogdieren, waaronder het vogelbekdier en de mierenegel.
Mucosa
Slijmvlies dat de binnenkant van organen zoals de darmen en luchtwegen bekleedt.
Trachea
Luchtpijp die zuurstof naar de longen transporteert.
Ecdysis
Proces van vervelling bij geleedpotigen en reptielen.
Pseudocoeloom
Lichaamsholte die niet volledig door mesoderm is omgeven, zoals bij rondwormen.
Homeobox
Groep genen die betrokken is bij de regulatie van embryonale ontwikkeling en lichaamsbouw.
Mesoderm
Middelste kiemlaag in embryo’s waaruit spieren, botten en bloedvaten ontstaan.
Zygote
Eerste cel die ontstaat na de samensmelting van een eicel en een zaadcel.
Wire suspension test
Test bij dieren (meestal knaagdieren) om spierkracht en coördinatie te meten.
Ileum
Het laatste deel van de dunne darm dat voedingsstoffen en vitamine B12 absorbeert.
Telemetry
Het meten en verzenden van fysiologische gegevens op afstand, vaak gebruikt bij dierenexperimenten.
Stylet
Scherpe, naaldachtige structuur die sommige parasieten of insecten gebruiken om te voeden.
Chitine
Polysacharide die het exoskelet van geleedpotigen en de celwand van schimmels vormt.
Deuterostoma
Groep dieren (zoals stekelhuidigen en chordaten) waarbij de anus zich vóór de mond ontwikkelt tijdens de embryonale fase.
Hirudinea
Klasse van bloedzuigers binnen de ringwormen.
Cestoda
Klasse van lintwormen die parasitair leven in de darmen van gewervelden.