Sociologie – Hoofdstukken 3-5 (Universiteit Gent)

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/69

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

70 vocab-flashcards in het Nederlands over kernbegrippen uit de colleges Sociologie (UGent), hoofdstukken 3-5.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

70 Terms

1
New cards

Sociologische verbeelding

Het vermogen om persoonlijke ervaringen te verbinden met bredere sociale structuren en historische processen.

2
New cards

Entzauberung der Welt

Webers concept van onttovering: de rationalisering verdringt mythische en religieuze verklaringen.

3
New cards

Verlichting

18e-eeuwse intellectuele beweging die rede, vooruitgang en kritisch denken centraal stelt.

4
New cards

Industrialisering

De overgang naar grootschalige, machinale productie met ingrijpende economische en sociale gevolgen.

5
New cards

Physique sociale

Auguste Comtes oorspronkelijke benaming voor de sociologie als ‘sociale fysica’.

6
New cards

“Savoir pour prévoir afin de pouvoir”

Comtes leuze: kennen om te voorspellen, zodat men kan sturen en beheersen.

7
New cards

Verstehende methode

Webers interpretatieve aanpak die streeft naar het begrijpen van de betekenis die actoren aan hun handelen geven.

8
New cards

Homo oeconomicus

Economisch mensbeeld van volledig rationele nutsmaximalisator; door sociologen bekritiseerd als eenzijdig.

9
New cards

Sociale kwestie

19e-eeuwse problemen rond arbeidersarmoede, ongelijkheid en onveilige arbeidsomstandigheden.

10
New cards

Sociale wetmatigheid

Regelmaat in menselijk samenleven die probabilistisch voorspelbaar is.

11
New cards

Fysische wetmatigheid

Universele en onveranderlijke natuurwet, zoals de zwaartekracht.

12
New cards

Structuur (sociologisch)

Stabiel patroon van relaties tussen posities, rollen en instituties binnen een samenleving.

13
New cards

Sociale feiten (Durkheim)

Wijzen van handelen, denken en voelen die extern en dwingend zijn voor individuen.

14
New cards

Dwingende macht van sociale feiten

Het coercieve karakter waardoor individuen zich conformeren aan collectieve regels.

15
New cards

Sociale werkelijkheid

Het geheel van interacties en instituties die individuen ervaren maar niet volledig beheersen.

16
New cards

Subjecten in de sociologie

Onderzoeksobjecten zijn denkende en handelende mensen met betekenisvolle intenties.

17
New cards

Technologische innovatie

Vernieuwing in fysieke technieken, machines en processen.

18
New cards

Maatschappelijke innovatie

Verandering in sociale organisatie, normen of relaties.

19
New cards

Self-fulfilling prophecy

Voorspelling die uitkomt omdat mensen handelen alsof ze waar is.

20
New cards

Self-destroying prophecy

Voorspelling die zichzelf onwaar maakt doordat gedrag erop anticipeert.

21
New cards

Hawthorne-onderzoek

Studie waarbij productiviteitsstijging bleek te komen door aandacht voor werknemers, niet door ingrepen zelf.

22
New cards

Probabiliteitsverband

Kansmatig verband tussen variabelen; geen absolute wet.

23
New cards

Functionele relatie

Systematische samenhang waarbij verandering in variabele A leidt tot verandering in variabele B.

24
New cards

Moderne empirische wetenschap

Onderzoek gebaseerd op systematische observatie, meetbaarheid en toetsbare theorieën.

25
New cards

Blikverruimer

Functie van sociologie om een breder perspectief te bieden op vanzelfsprekend geachte verschijnselen.

26
New cards

Relativeren

Uitspraken in context plaatsen en absolute waarheden nuanceren.

27
New cards

“Freischwebende Intelligenz”

Mannheims idee van een intellectueel die zich onafhankelijk van groepsbelangen opstelt.

28
New cards

Selectieve waarneming

Proces waarbij men slechts een gedeelte van de werkelijkheid opmerkt op basis van eigen referentiekader.

29
New cards

Referentiekader

Geheel van ervaringen, kennis en waarden waarmee men de wereld interpreteert.

30
New cards

Cognitieve dissonantie

Onaangename spanning bij het ervaren van tegenstrijdige overtuigingen of gedragingen.

31
New cards

Beleefde werkelijkheid

Subjectieve, ervaren werkelijkheid van een situatie.

32
New cards

Zakelijke werkelijkheid

Objectieve, feitelijke kant van een situatie los van persoonlijke beleving.

33
New cards

Pygmalioneffect

Fenomeen dat hogere verwachtingen leiden tot betere prestaties, vooral in onderwijscontext.

34
New cards

Stereotype

Vast, simplistisch beeld van een groep, doorgaans weinig feitelijk onderbouwd.

35
New cards

Ontmenselijking

Proces waarbij men anderen hun menselijke eigenschappen ontzegt of minimaliseert.

36
New cards

Common sense

Alledaagse, vanzelfsprekend geachte maar niet noodzakelijk gecontroleerde kennis.

37
New cards

Received wisdom

Brede, traditioneel aanvaarde opvattingen die zelden kritisch worden getoetst.

38
New cards

Representativiteit

Mate waarin een steekproef de kenmerken van de populatie correct weerspiegelt.

39
New cards

Betrouwbaarheid

Consistentie van metingen; herhaalde metingen leveren dezelfde resultaten op.

40
New cards

Validiteit

De mate waarin een onderzoek daadwerkelijk meet wat het beoogt te meten.

41
New cards

Waardevrijheid

Ideaal dat wetenschappelijk onderzoek vrij is van normatieve oordelen.

42
New cards

Paradigma

Samenhangend stelsel van theorieën, aannames en methoden binnen een wetenschapsgebied.

43
New cards

Deeldiscipline

Gespecialiseerd subveld binnen de sociologie, bijvoorbeeld medische of arbeidssociologie.

44
New cards

Multidisciplinariteit

Samenwerking van verschillende wetenschappelijke disciplines rond één vraagstuk.

45
New cards

Empirische cyclus

Systematisch proces van observatie, hypothesevorming, toetsing en evaluatie.

46
New cards

Desk research

Verzamelen en analyseren van bestaande literatuur en databronnen voorafgaand aan veldwerk.

47
New cards

Toetsbare hypothese

Specifieke, falsifieerbare uitspraak over de relatie tussen variabelen.

48
New cards

Verifiëren

Bevestigen van een hypothese op basis van onderzoeksgegevens.

49
New cards

Falsifiëren

Weerleggen van een hypothese door tegenbewijs te leveren.

50
New cards

Onafhankelijke variabele

Factor die als mogelijke oorzaak of beïnvloeder wordt beschouwd.

51
New cards

Afhankelijke variabele

Uitkomstvariabele die door de onafhankelijke variabele beïnvloed wordt.

52
New cards

Causaal verband

Relatie waarbij verandering in A een verandering in B teweegbrengt.

53
New cards

Cross-sectioneel onderzoek

Onderzoek met metingen op één tijdstip bij verschillende onderzoekseenheden.

54
New cards

Longitudinaal onderzoek

Onderzoek dat dezelfde eenheden op meerdere tijdstippen volgt.

55
New cards

Grand theory

Allesomvattend, abstract theoretisch systeem dat de hele samenleving wil verklaren.

56
New cards

Middle range-theorie

Theorie met een beperktere reikwijdte die empirisch toetsbaar is.

57
New cards

Grounded theory

Theorie die inductief wordt ontwikkeld uit systematische data-analyse.

58
New cards

Arbeidsethos

Dominante norm die arbeid als morele plicht en bron van zelfwaarde beschouwt.

59
New cards

Civilisatieproces

Elias’ beschrijving van de langzame verschuiving naar meer zelfbeheersing en verfijnde omgangsvormen.

60
New cards

Fremdzwang

Externe dwang door anderen, instellingen of sociale normen.

61
New cards

Selbstzwang

Geïnternaliseerde zelfdwang; men beheerst zichzelf volgens sociale regels.

62
New cards

Blaming the victim

Het toeschrijven van oorzaken van problemen aan het individu in plaats van aan structurele factoren.

63
New cards

Institutioneel schuldperspectief

Visie dat armoede voortkomt uit de werking of falen van instellingen en organisaties.

64
New cards

Maatschappelijk schuldperspectief

Structurele benadering die de samenleving als geheel verantwoordelijk houdt voor armoede.

65
New cards

Functionele verbanden

Uitleg die een verschijnsel relateert aan de bijdrage die het levert aan het functioneren van een ander verschijnsel of het geheel.

66
New cards

Tegenkanting

Weerstand of protest tegen sociale veranderingen, bijvoorbeeld bij werkloosheid.

67
New cards

Subjectief perspectief (onderzoek)

Benadering die focust op de betekenissen die actoren zelf aan hun handelen geven.

68
New cards

Holisme

Stelling dat het geheel meer is dan de som der delen; collectieve fenomenen hebben eigen eigenschappen.

69
New cards

Thomas-theorema

“If people define situations as real, they are real in their consequences.”

70
New cards

Socioloog als wetenschapper en maatschappijlid

Dubbele positie die aanleiding geeft tot debat over de mogelijkheid van volledige waardevrijheid.