TH1 | Hidden Champions & TH2: Franchise

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/137

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

138 Terms

1
New cards
abhängen von + D
afhangen van
2
New cards
absolut
absoluut, helemaal
3
New cards
aufstehen
opstaan
4
New cards
die Ausrüstung, -en
de uitrusting, de apparatuur
5
New cards
ausüben (eine Arbeit/einen Beruf)
uitoefenen, beoefenen
6
New cards
die Automobilindustrie (nur Sg.)
de auto-industrie
7
New cards
die Bäckerei, -en
de bakkerij
8
New cards
der Bedarf, -e (Pl. Selten)
de behoefte, de vraag
9
New cards
den Bedarf decken
in een behoefte voorzien
10
New cards
behandeln (Krankheit)
behandelen (ziekte)
11
New cards
die Bekleidungsindustrie (nur Sg.)
de kledingindustrie
12
New cards
beschäftigen
in dienst hebben
13
New cards
beschäftigt sein bei + D
in dienst zijn bij, werken bij
14
New cards

der/die Beschäftigte, -n

der/die Angestellte, -n

de werknemer/de werkneemster, het personeel

15
New cards
der Besitz (nur Sg.)
het bezit, het eigendom
16
New cards
die Branche, -n
de branche, de tak
17
New cards
die Chemieindustrie (nur Sg.)
de chemische industrie
18
New cards
die Definition, -en
de definitie
19
New cards
die Dienstleistung, -en
de dienst, de service, de dienstverlening
20
New cards
eine Dienstleistung erbringen
een dienst verlenen
21
New cards
drittens
ten derde
22
New cards
das Eigenkapital, -e/-ien (A)
het eigen kapitaal, het eigen geld
23
New cards
die Einführung, -en
de introductie
24
New cards
(sich) erhöhen
verhogen, stijgen
25
New cards
erstens
ten eerste
26
New cards
erwägen
overwegen, nadenken over
27
New cards
es geht um + A
het gaat om
28
New cards
exklusiv
exclusief
29
New cards
der Export, -e
export, uitvoer
30
New cards
die Exportquote, -n
exportquotum, exportaandeel
31
New cards
der Familienbesitz (nur Sg.)
het familiebezit
32
New cards
ein Fazit ziehen
een conclusie trekken
33
New cards
die Finanzdienstleistung, -en
de financiële dienstverlening
34
New cards
finanzieren
financieren
35
New cards
die Forschung, -en
het onderzoek
36
New cards
führend sein
leidend, toonaangevend zijn
37
New cards
das Franchise (nur Sg.)
de franchise
38
New cards
der Franchisegeber, -
de franchisegever
39
New cards
der Franchisenehmer, -
de franchisenemer
40
New cards
frisch
vers
41
New cards
der Fruchtsaft, -säfte
het vruchtensap
42
New cards
das Gebäck, -e (Pl. Selten)
het gebak; de koekjes
43
New cards
gebrauchen
gebruiken
44
New cards
gehören zu + D
horen bij
45
New cards
der Gesamtumsatz, -sätze
de totale omzet
46
New cards
ein Geschäft betreiben
een zaak hebben/runnen
47
New cards
das Geschäftsmodell, -e
het bedrijfsmodel
48
New cards
der Gewinn, -e
de winst
49
New cards
Gewinn machen
winst maken
50
New cards
Die Gründung
de oprichting, de stichting
51
New cards
gründen
oprichten, stichten, ‚start-up‘
52
New cards
Der Gründer, -
de oprichter, de stichter
53
New cards
Die Gründerin, -innen
de oprichtster, stichtster
54
New cards
das Gut, Güter
het goed, de goederen
55
New cards
der Handel (nur Sg.)
de handel
56
New cards
das Handwerk (nur Sg.)
het handwerk, het ambacht, het vak
57
New cards
der Handwerker, -
de ambachtsman
58
New cards
der Hauptsitz, -e
het hoofdkantoor, het hoofdkwartier
59
New cards
heimlich
geheim, heimelijk
60
New cards

herstellen

produceren

61
New cards
der Hersteller, -
de producent
62
New cards
immateriell
immaterieel
63
New cards
in der Regel (i.d.R.)
doorgaans, normaliter
64
New cards
die Industrie, -n
de industrie
65
New cards
industriell
industrieel
66
New cards
(sich) informieren über + A
inlichten over, (zich) op de hoogte stellen van
67
New cards
innovativ
innovatief
68
New cards
insgesamt
in totaal, samen
69
New cards
investieren
investeren
70
New cards
die Investition, -en
de investering
71
New cards
das Investitionsgut, güter
het investeringsgoed
72
New cards
die IT-Industrie (nur Sg.)
de IT-sector, de IT-industrie
73
New cards
jeweils
telkens, steeds; elk
74
New cards
das Kapital, -e/-ien (A)
het kapitaal
75
New cards
die Kategorie, -n
de categorie
76
New cards
klassisch
klassiek
77
New cards
das Konzept, -e
het concept
78
New cards
einen Kredit aufnehmen
een lening aangaan
79
New cards
der Kredit, -e
de lening, het krediet
80
New cards
kurzfristig
van korte duur; op korte termijn
81
New cards

längerfristig

langfristig

langdurig; op langere termijn

82
New cards

das Lebensmittel, -

het levensmiddel, het voedsel

83
New cards
leihen
lenen; uitlenen
84
New cards
sich lohnen
de moeite waard zijn
85
New cards
die Markteinführung, -en
de marktintroductie
86
New cards
der Marktführer, - (Weltmarktführer)
de marktleider
87
New cards
die Messe, -n
de beurs
88
New cards
der Mittelstand, Mittelstände
middenstand
89
New cards
die Nahrungsmittelindustrie (nur Sg.)
de voedselindustrie
90
New cards
die Partnerschaft, -en
de samenwerking
91
New cards
die Pharmaindustrie (nur Sg.)
de farmaceutische industrie
92
New cards
das Produkt, -e
het product
93
New cards
der Produzent, -en
de producent
94
New cards
produzieren
produceren
95
New cards
die Rechnung, -en
De factuur
96
New cards
der Schritt, -e
de stap
97
New cards
schwarze Zahlen schreiben
winst maken, zwarte cijfers schrijven
98
New cards
der Schwerpunkt liegt in + D
het zwaartepunt ligt op
99
New cards
der Schwerpunkt, -e
het zwaartepunt; het accent, de nadruk
100
New cards
die Selbstbedienung (nur Sg.)
de zelfbediening

Explore top notes

Explore top flashcards