1/310
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Vraag: Wat is het doel van onderzoek met vragenlijsten
Antwoord: Het doel is om betrouwbare en valide gegevens te verzamelen over meningen, gedrag, ervaringen of attitudes van mensen. Deze gegevens helpen onderzoekers om wetenschappelijke of praktische vragen te beantwoorden.
Vraag: Wat is een vragenlijst
Antwoord: Een meetinstrument dat bestaat uit systematisch opgestelde vragen, bedoeld om informatie te verzamelen over een specifiek onderwerp. Voorbeeld: een tevredenheidsenquête na een opleiding.
Vraag: Wat zijn de voordelen van vragenlijsten als onderzoeksinstrument
Antwoord: Ze maken het mogelijk om veel gegevens efficiënt te verzamelen, zijn gestandaardiseerd, relatief goedkoop, en vaak makkelijk te analyseren.
Vraag: Wat zijn de nadelen van vragenlijsten
Antwoord: Beperkte diepgang (weinig context of uitleg), kans op sociaal wenselijke antwoorden en risico op misinterpretatie van vragen.
Vraag: Waarom zijn betrouwbaarheid en validiteit belangrijk bij vragenlijsten
Antwoord: Betrouwbaarheid zorgt voor consistentie in metingen, validiteit zorgt ervoor dat je echt meet wat je bedoelt te meten. Zonder deze twee is een vragenlijst wetenschappelijk onbruikbaar.
Vraag: Wat betekent standaardisatie in onderzoek
Antwoord: Dat alle deelnemers dezelfde vragen onder dezelfde omstandigheden krijgen. Dit vergroot de vergelijkbaarheid van de antwoorden.
Vraag: Wat is het verschil tussen subjectieve en objectieve metingen
Antwoord: Subjectieve metingen zijn gebaseerd op persoonlijke beleving (zoals tevredenheid), objectieve metingen op observeerbare feiten (zoals aantal uren slaap).
Vraag: Wat zijn de belangrijkste fasen van onderzoek met vragenlijsten
Antwoord: (1) Onderzoeksvraag formuleren, (2) ontwerp van de vragenlijst, (3) dataverzameling, (4) data-analyse, (5) interpretatie en rapportage.
Vraag: Wat is een onderzoeksvraag
Antwoord: Een concrete, afgebakende vraag waarop het onderzoek antwoord moet geven. Voorbeeld: “In welke mate zijn studenten tevreden over het online onderwijs
Vraag: Wat is het verschil tussen een beschrijvend en verklarend onderzoek
Antwoord: Beschrijvend onderzoek registreert en beschrijft wat er gebeurt; verklarend onderzoek zoekt naar oorzaken of verbanden.
Vraag: Wat is het belang van theorie in vragenlijstonderzoek
Antwoord: Theorie helpt bij het kiezen van relevante variabelen, het formuleren van hypothesen en het interpreteren van resultaten.
Vraag: Wat is het verschil tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek
Antwoord: Kwantitatief onderzoek werkt met cijfers en statistiek; kwalitatief onderzoek gebruikt woorden, betekenissen en context.
Vraag: Wat is triangulatie in onderzoek
Antwoord: Het combineren van verschillende methoden, bronnen of onderzoekers om de betrouwbaarheid en validiteit te vergroten. Bijvoorbeeld: enquête + interview.
Vraag: Wat is een pilotstudie
Antwoord: Een kleine proefversie van het onderzoek waarmee je test of de vragenlijst goed werkt voordat je hem breed uitzet.
Vraag: Wat is het verschil tussen een enquête en een vragenlijst
Antwoord: Een enquête is de feitelijke uitvoering (de afname) van een vragenlijst bij respondenten. De vragenlijst is het instrument zelf.
Vraag: Wat is het verschil tussen primair en secundair onderzoek
Antwoord: Primair onderzoek verzamelt nieuwe data; secundair onderzoek gebruikt bestaande data.
Vraag: Wat is een respondent
Antwoord: Iemand die deelneemt aan een vragenlijstonderzoek door de vragen te beantwoorden.
Vraag: Wat is meetfout in onderzoek
Antwoord: Een afwijking tussen de gemeten waarde en de werkelijke waarde. Dit kan komen door slechte formulering van vragen of onnauwkeurige antwoorden.
Vraag: Wat is sociaal wenselijk antwoordgedrag
Antwoord: Wanneer respondenten antwoorden geven waarvan ze denken dat ze sociaal acceptabeler zijn dan wat ze echt vinden.
Vraag: Wat zijn ethische overwegingen bij vragenlijstonderzoek
Antwoord: Vrijwillige deelname, anonimiteit, vertrouwelijkheid, en geïnformeerde toestemming.
Vraag: Wat is anonimiteit
Antwoord: Dat de identiteit van respondenten niet bekend is bij de onderzoeker of niet te herleiden is tot specifieke antwoorden.
Vraag: Wat is vertrouwelijkheid
Antwoord: Dat de onderzoeker weet wie de respondent is, maar de gegevens niet deelt of openbaar maakt.
Vraag: Waarom is een goede introductie bij een vragenlijst belangrijk
Antwoord: Om de deelnemer te informeren over het doel, de duur, anonimiteit en om motivatie te verhogen.
Vraag: Wat is non-respons en waarom is het een probleem
Antwoord: Non-respons betekent dat mensen niet deelnemen. Dit kan leiden tot vertekening van resultaten als de niet-deelnemers systematisch verschillen van de deelnemers.
Vraag: Wat is generaliseerbaarheid in onderzoek
Antwoord: De mate waarin de resultaten van een steekproef ook gelden voor de gehele populatie.
Vraag: Wat is een populatie in onderzoek
Antwoord: De gehele groep mensen waarover je uitspraken wilt doen, bijvoorbeeld alle studenten van een universiteit.
Vraag: Wat is een steekproef
Antwoord: Een deel van de populatie dat wordt onderzocht om conclusies over de hele populatie te kunnen trekken.
Vraag: Waarom is helder taalgebruik belangrijk in vragenlijsten
Antwoord: Omdat onduidelijke of ingewikkelde taal leidt tot misinterpretatie, wat de betrouwbaarheid vermindert.
Vraag: Wat is een onderzoeksontwerp
Antwoord: Het plan dat beschrijft hoe een onderzoek wordt uitgevoerd — van onderzoeksvraag tot dataverzameling en analyse. Het bepaalt de structuur en richting van het onderzoek.
Vraag: Waarom is een goed onderzoeksontwerp belangrijk
Antwoord: Omdat het zorgt voor systematische en betrouwbare resultaten. Een slecht ontwerp kan leiden tot onduidelijke of onbruikbare data.
Vraag: Wat zijn de belangrijkste onderdelen van een onderzoeksontwerp
Antwoord: Onderzoeksvraag, hypothesen, variabelen, steekproef, meetinstrumenten, dataverzamelingsmethode en analysetechnieken.
Vraag: Wat is het verschil tussen fundamenteel en toegepast onderzoek
Antwoord: Fundamenteel onderzoek vergroot kennis zonder directe toepassing; toegepast onderzoek richt zich op praktische oplossingen.
Vraag: Wat is het verschil tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek
Antwoord: Kwantitatief = cijfers en statistiek, gericht op generaliseerbare resultaten. Kwalitatief = woorden, ervaringen en context, gericht op begrip en diepgang.
Vraag: Wat is een experimenteel onderzoeksontwerp
Antwoord: Een ontwerp waarbij de onderzoeker één of meer onafhankelijke variabelen manipuleert om het effect op een afhankelijke variabele te meten. Voorbeeld: het effect van cafeïne op concentratie.
Vraag: Wat is een quasi-experimenteel ontwerp
Antwoord: Een ontwerp waarin geen volledige random toewijzing van deelnemers is, maar wel een manipulatie plaatsvindt. Bijvoorbeeld: twee bestaande klassen vergelijken.
Vraag: Wat is een observationeel onderzoeksontwerp
Antwoord: Een ontwerp waarbij onderzoekers gedrag of kenmerken observeren zonder iets te veranderen of te manipuleren.
Vraag: Wat is een cross-sectioneel onderzoek
Antwoord: Onderzoek waarbij gegevens op één moment in de tijd worden verzameld. Voorbeeld: een enquête onder studenten in oktober.
Vraag: Wat is een longitudinaal onderzoek
Antwoord: Onderzoek waarbij dezelfde personen meerdere keren over een langere periode worden gemeten. Voorbeeld: ontwikkeling van stressniveau’s over 2 jaar.
Vraag: Wat is een correlationeel onderzoek
Antwoord: Een onderzoek dat de samenhang tussen twee of meer variabelen onderzoekt, zonder dat er sprake is van manipulatie.
Vraag: Wat is een causale relatie
Antwoord: Een oorzakelijk verband tussen twee variabelen: de verandering in de ene veroorzaakt een verandering in de andere.
Vraag: Wat is het verschil tussen correlatie en causaliteit
Antwoord: Correlatie betekent dat twee variabelen samenhangen, maar het bewijst geen oorzaak-gevolg. Causaliteit betekent dat de ene variabele invloed heeft op de andere.
Vraag: Wat is een hypothese
Antwoord: Een toetsbare voorspelling over een verwacht verband tussen variabelen. Voorbeeld: “Meer slaap leidt tot hogere concentratie.”
Vraag: Wat is een nulhypothese (H₀)
Antwoord: De hypothese die stelt dat er géén verband of verschil bestaat tussen variabelen.
Vraag: Wat is een alternatieve hypothese (H₁)
Antwoord: De hypothese die stelt dat er wél een verband of verschil bestaat tussen variabelen.
Vraag: Wat is een onafhankelijke variabele
Antwoord: De variabele die wordt gemanipuleerd of als oorzaak wordt beschouwd.
Vraag: Wat is een afhankelijke variabele
Antwoord: De variabele waarvan het effect wordt gemeten — het gevolg van de onafhankelijke variabele.
Vraag: Wat is een controlevariabele
Antwoord: Een variabele die constant wordt gehouden om te voorkomen dat zij het resultaat beïnvloedt.
Vraag: Wat is een experimentele groep
Antwoord: De groep deelnemers die blootgesteld wordt aan de onafhankelijke variabele.
Vraag: Wat is een controlegroep
Antwoord: De groep deelnemers die niet wordt blootgesteld aan de manipulatie en dient als vergelijkingsbasis.
Vraag: Wat is randomisatie en waarom is het belangrijk
Antwoord: Het willekeurig toewijzen van deelnemers aan groepen. Dit vermindert de kans op vertekening en verhoogt de interne validiteit.
Vraag: Wat betekent interne validiteit in onderzoeksontwerp
Antwoord: De mate waarin de resultaten echt worden veroorzaakt door de onafhankelijke variabele en niet door andere factoren.
Vraag: Wat betekent externe validiteit in onderzoeksontwerp
Antwoord: De mate waarin de resultaten generaliseerbaar zijn naar andere situaties, personen of tijden.
Vraag: Wat is een controlegroepontwerp
Antwoord: Een onderzoeksontwerp waarbij een experimentele groep wordt vergeleken met een groep die de interventie niet krijgt.
Vraag: Wat is een pretest-posttestontwerp
Antwoord: Een ontwerp waarbij metingen worden gedaan vóór en na een interventie, om veranderingen te meten.
Vraag: Wat is een binnenproefpersoondesign
Antwoord: Een ontwerp waarbij dezelfde deelnemers aan alle condities deelnemen.
Vraag: Wat is een tussenproefpersoondesign
Antwoord: Een ontwerp waarbij verschillende groepen deelnemers aan verschillende condities deelnemen.
Vraag: Wat is het voordeel van een binnenproefpersoondesign
Antwoord: Minder deelnemers nodig en meer controle over individuele verschillen.
Vraag: Wat is een nadeel van een binnenproefpersoondesign
Antwoord: Kans op volgorde-effecten — eerdere condities beïnvloeden latere.
Vraag: Wat is een steekproefplan
Antwoord: De strategie die bepaalt hoe deelnemers worden geselecteerd uit de populatie.
Vraag: Wat is een meetinstrument in onderzoek
Antwoord: Het hulpmiddel waarmee je gegevens verzamelt, bijvoorbeeld een vragenlijst, test of observatieformulier.
Vraag: Wat is operationalisatie in het onderzoeksontwerp
Antwoord: Het proces waarin abstracte begrippen worden vertaald naar concreet meetbare variabelen.
Vraag: Wat is een conceptueel model
Antwoord: Een schematische weergave van de verwachte relaties tussen variabelen in het onderzoek.
Vraag: Wat is een confounder
Antwoord: Een storende variabele die zowel de onafhankelijke als afhankelijke variabele beïnvloedt, waardoor een schijnverband kan ontstaan.
Vraag: Wat is replicatie in onderzoek
Antwoord: Het herhalen van een onderzoek om te zien of de resultaten consistent blijven.
Vraag: Wat is onderzoeksethiek in het onderzoeksontwerp
Antwoord: Richtlijnen die ervoor zorgen dat deelnemers eerlijk, vrijwillig en met respect worden behandeld.
Vraag: Wat is informed consent
Antwoord: De geïnformeerde toestemming van de deelnemer na uitleg over doel, werkwijze en rechten.
Vraag: Waarom is de volgorde van vragen in een vragenlijst belangrijk voor het onderzoeksontwerp
Antwoord: De volgorde kan invloed hebben op de antwoorden (context- of volgorde-effecten).
Vraag: Wat is een onderzoeksprotocol
Antwoord: Een document waarin stap voor stap staat beschreven hoe het onderzoek wordt uitgevoerd.
Vraag: Wat is een variabele
Antwoord: Een kenmerk of eigenschap die kan variëren tussen personen, situaties of tijdstippen.
Voorbeeld: leeftijd, tevredenheid, inkomen.
Vraag: Wat is een constante
Antwoord: Een kenmerk dat in een onderzoek niet varieert; het blijft voor iedereen gelijk.
Voorbeeld: als alle deelnemers vrouw zijn, is “geslacht” een constante.*
Vraag: Wat is operationaliseren
Antwoord: Het proces waarin je een abstract begrip (zoals motivatie) vertaalt naar concreet meetbare variabelen.
Vraag: Waarom is operationalisatie belangrijk
Antwoord: Omdat het bepaalt hoe je een begrip gaat meten, wat essentieel is voor betrouwbaarheid en validiteit.
Vraag: Wat is een conceptueel niveau
Antwoord: Het abstracte niveau waarop begrippen theoretisch worden beschreven.
Voorbeeld: “stress” als psychologische toestand van spanning.
Vraag: Wat is een operationeel niveau
Antwoord: Het meetbare niveau waarop begrippen worden omgezet in observaties of cijfers.
Voorbeeld: “stress” gemeten met een vragenlijstscore van 1–10.
Vraag: Wat is een meetniveau
Antwoord: De manier waarop een variabele gemeten kan worden: nominaal, ordinaal, interval of ratio.
Vraag: Wat is een nominale schaal
Antwoord: Een schaal waarbij categorieën geen rangorde hebben.
Voorbeeld: geslacht, nationaliteit, bloedgroep.
Vraag: Wat is een ordinale schaal
Antwoord: Een schaal met een logische volgorde, maar zonder vaste afstand tussen waarden.
Voorbeeld: opleidingsniveau (laag, middel, hoog).
Vraag: Wat is een intervalschaal
Antwoord: Een schaal met gelijke afstanden tussen waarden, maar zonder absoluut nulpunt.
Voorbeeld: temperatuur in Celsius (0°C is niet “geen temperatuur”).
Vraag: Wat is een ratioschaal
Antwoord: Een schaal met gelijke intervallen én een absoluut nulpunt.
Voorbeeld: gewicht, lengte, inkomen, leeftijd.
Vraag: Wat is een onafhankelijke variabele (IV)
Antwoord: De variabele waarvan men denkt dat ze invloed uitoefent op een andere variabele (de oorzaak).
Vraag: Wat is een afhankelijke variabele (DV)
Antwoord: De variabele die wordt beïnvloed door de onafhankelijke variabele (het gevolg).
Vraag: Wat is een controlevariabele
Antwoord: Een variabele die constant wordt gehouden om te voorkomen dat ze het verband tussen IV en DV verstoort.
Vraag: Wat is een interveniërende variabele
Antwoord: Een variabele die de relatie tussen twee andere variabelen verklaart.
Voorbeeld: motivatie kan verklaren waarom feedback (IV) leidt tot betere prestaties (DV).*
Vraag: Wat is een modererende variabele
Antwoord: Een variabele die de sterkte of richting van het verband tussen twee andere variabelen beïnvloedt.
Voorbeeld: leeftijd kan bepalen hoe sterk stress invloed heeft op werkprestatie.*
Vraag: Wat is het verschil tussen meetfout en systematische fout
Antwoord: Een meetfout is toevallig (vergissingen), een systematische fout is structureel (bijv. slecht instrument).
Vraag: Wat is betrouwbaarheid in meting
Antwoord: De mate waarin een meting consistent is: als je opnieuw meet, krijg je ongeveer hetzelfde resultaat.
Vraag: Wat is validiteit in meting
Antwoord: De mate waarin een meetinstrument werkelijk meet wat het bedoelt te meten.
Vraag: Wat is inhoudsvaliditeit (content validity)
Antwoord: De mate waarin de inhoud van een meting alle aspecten van het begrip dekt.
Voorbeeld: een stressvragenlijst moet zowel fysieke als mentale stress meten.*
Vraag: Wat is criteriumvaliditeit (criterion validity)
Antwoord: De mate waarin de meting overeenkomt met een extern criterium.
Voorbeeld: IQ-score voorspelt schoolprestaties.*
Vraag: Wat is constructvaliditeit
Antwoord: De mate waarin een test echt het theoretische construct meet dat het zegt te meten.
Voorbeeld: een motivatievragenlijst moet niet onbedoeld “zelfvertrouwen” meten.*
Vraag: Wat is test-hertestbetrouwbaarheid
Antwoord: De mate waarin dezelfde test bij herhaalde meting vergelijkbare resultaten oplevert.
Vraag: Wat is interne consistentie
Antwoord: De samenhang tussen de items binnen één test of schaal. Vaak berekend met Cronbach’s alpha.
Vraag: Wat is interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
Antwoord: De mate waarin verschillende beoordelaars tot hetzelfde oordeel komen.
Vraag: Wat is een schijnverband (spurious relationship)
Antwoord: Een ogenschijnlijk verband tussen twee variabelen dat in werkelijkheid wordt veroorzaakt door een derde variabele.
Voorbeeld: ijsverkoop en verdrinkingen hangen samen door temperatuur.*
Vraag: Wat is een indicator
Antwoord: Een concreet meetbaar aspect dat een abstract begrip vertegenwoordigt.
Voorbeeld: “aantal uren per week” als indicator voor werkdruk.*
Vraag: Wat is operationalisatie via vragen
Antwoord: Het vertalen van begrippen in concrete vragen die respondenten kunnen beantwoorden.
Vraag: Wat is een latente variabele
Antwoord: Een variabele die niet direct meetbaar is, maar wordt afgeleid uit meerdere indicatoren.
Voorbeeld: motivatie, tevredenheid, angst.*
Vraag: Wat is een manifeste variabele
Antwoord: Een direct observeerbare variabele, zoals leeftijd of inkomen.
Vraag: Wat is een item in een vragenlijst
Antwoord: Eén enkele vraag of stelling die een aspect van een begrip meet.
Vraag: Wat is een schaal
Antwoord: Een verzameling items die samen één construct meten.
Voorbeeld: de Likert-schaal voor tevredenheid.*