Boekje voor die analysetechnieken

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/310

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

311 Terms

1
New cards

Vraag: Wat is het doel van onderzoek met vragenlijsten

Antwoord: Het doel is om betrouwbare en valide gegevens te verzamelen over meningen, gedrag, ervaringen of attitudes van mensen. Deze gegevens helpen onderzoekers om wetenschappelijke of praktische vragen te beantwoorden.

2
New cards

Vraag: Wat is een vragenlijst

Antwoord: Een meetinstrument dat bestaat uit systematisch opgestelde vragen, bedoeld om informatie te verzamelen over een specifiek onderwerp. Voorbeeld: een tevredenheidsenquête na een opleiding.

3
New cards

Vraag: Wat zijn de voordelen van vragenlijsten als onderzoeksinstrument

Antwoord: Ze maken het mogelijk om veel gegevens efficiënt te verzamelen, zijn gestandaardiseerd, relatief goedkoop, en vaak makkelijk te analyseren.

4
New cards

Vraag: Wat zijn de nadelen van vragenlijsten

Antwoord: Beperkte diepgang (weinig context of uitleg), kans op sociaal wenselijke antwoorden en risico op misinterpretatie van vragen.

5
New cards

Vraag: Waarom zijn betrouwbaarheid en validiteit belangrijk bij vragenlijsten

Antwoord: Betrouwbaarheid zorgt voor consistentie in metingen, validiteit zorgt ervoor dat je echt meet wat je bedoelt te meten. Zonder deze twee is een vragenlijst wetenschappelijk onbruikbaar.

6
New cards

Vraag: Wat betekent standaardisatie in onderzoek

Antwoord: Dat alle deelnemers dezelfde vragen onder dezelfde omstandigheden krijgen. Dit vergroot de vergelijkbaarheid van de antwoorden.

7
New cards

Vraag: Wat is het verschil tussen subjectieve en objectieve metingen

Antwoord: Subjectieve metingen zijn gebaseerd op persoonlijke beleving (zoals tevredenheid), objectieve metingen op observeerbare feiten (zoals aantal uren slaap).

8
New cards

Vraag: Wat zijn de belangrijkste fasen van onderzoek met vragenlijsten

Antwoord: (1) Onderzoeksvraag formuleren, (2) ontwerp van de vragenlijst, (3) dataverzameling, (4) data-analyse, (5) interpretatie en rapportage.

9
New cards

Vraag: Wat is een onderzoeksvraag

Antwoord: Een concrete, afgebakende vraag waarop het onderzoek antwoord moet geven. Voorbeeld: “In welke mate zijn studenten tevreden over het online onderwijs

10
New cards

Vraag: Wat is het verschil tussen een beschrijvend en verklarend onderzoek

Antwoord: Beschrijvend onderzoek registreert en beschrijft wat er gebeurt; verklarend onderzoek zoekt naar oorzaken of verbanden.

11
New cards

Vraag: Wat is het belang van theorie in vragenlijstonderzoek

Antwoord: Theorie helpt bij het kiezen van relevante variabelen, het formuleren van hypothesen en het interpreteren van resultaten.

12
New cards

Vraag: Wat is het verschil tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek

Antwoord: Kwantitatief onderzoek werkt met cijfers en statistiek; kwalitatief onderzoek gebruikt woorden, betekenissen en context.

13
New cards

Vraag: Wat is triangulatie in onderzoek

Antwoord: Het combineren van verschillende methoden, bronnen of onderzoekers om de betrouwbaarheid en validiteit te vergroten. Bijvoorbeeld: enquête + interview.

14
New cards

Vraag: Wat is een pilotstudie

Antwoord: Een kleine proefversie van het onderzoek waarmee je test of de vragenlijst goed werkt voordat je hem breed uitzet.

15
New cards

Vraag: Wat is het verschil tussen een enquête en een vragenlijst

Antwoord: Een enquête is de feitelijke uitvoering (de afname) van een vragenlijst bij respondenten. De vragenlijst is het instrument zelf.

16
New cards

Vraag: Wat is het verschil tussen primair en secundair onderzoek

Antwoord: Primair onderzoek verzamelt nieuwe data; secundair onderzoek gebruikt bestaande data.

17
New cards

Vraag: Wat is een respondent

Antwoord: Iemand die deelneemt aan een vragenlijstonderzoek door de vragen te beantwoorden.

18
New cards

Vraag: Wat is meetfout in onderzoek

Antwoord: Een afwijking tussen de gemeten waarde en de werkelijke waarde. Dit kan komen door slechte formulering van vragen of onnauwkeurige antwoorden.

19
New cards

Vraag: Wat is sociaal wenselijk antwoordgedrag

Antwoord: Wanneer respondenten antwoorden geven waarvan ze denken dat ze sociaal acceptabeler zijn dan wat ze echt vinden.

20
New cards

Vraag: Wat zijn ethische overwegingen bij vragenlijstonderzoek

Antwoord: Vrijwillige deelname, anonimiteit, vertrouwelijkheid, en geïnformeerde toestemming.

21
New cards

Vraag: Wat is anonimiteit

Antwoord: Dat de identiteit van respondenten niet bekend is bij de onderzoeker of niet te herleiden is tot specifieke antwoorden.

22
New cards

Vraag: Wat is vertrouwelijkheid

Antwoord: Dat de onderzoeker weet wie de respondent is, maar de gegevens niet deelt of openbaar maakt.

23
New cards

Vraag: Waarom is een goede introductie bij een vragenlijst belangrijk

Antwoord: Om de deelnemer te informeren over het doel, de duur, anonimiteit en om motivatie te verhogen.

24
New cards

Vraag: Wat is non-respons en waarom is het een probleem

Antwoord: Non-respons betekent dat mensen niet deelnemen. Dit kan leiden tot vertekening van resultaten als de niet-deelnemers systematisch verschillen van de deelnemers.

25
New cards

Vraag: Wat is generaliseerbaarheid in onderzoek

Antwoord: De mate waarin de resultaten van een steekproef ook gelden voor de gehele populatie.

26
New cards

Vraag: Wat is een populatie in onderzoek

Antwoord: De gehele groep mensen waarover je uitspraken wilt doen, bijvoorbeeld alle studenten van een universiteit.

27
New cards

Vraag: Wat is een steekproef

Antwoord: Een deel van de populatie dat wordt onderzocht om conclusies over de hele populatie te kunnen trekken.

28
New cards

Vraag: Waarom is helder taalgebruik belangrijk in vragenlijsten

Antwoord: Omdat onduidelijke of ingewikkelde taal leidt tot misinterpretatie, wat de betrouwbaarheid vermindert.

29
New cards

Vraag: Wat is een onderzoeksontwerp

Antwoord: Het plan dat beschrijft hoe een onderzoek wordt uitgevoerd — van onderzoeksvraag tot dataverzameling en analyse. Het bepaalt de structuur en richting van het onderzoek.

30
New cards

Vraag: Waarom is een goed onderzoeksontwerp belangrijk

Antwoord: Omdat het zorgt voor systematische en betrouwbare resultaten. Een slecht ontwerp kan leiden tot onduidelijke of onbruikbare data.

31
New cards

Vraag: Wat zijn de belangrijkste onderdelen van een onderzoeksontwerp

Antwoord: Onderzoeksvraag, hypothesen, variabelen, steekproef, meetinstrumenten, dataverzamelingsmethode en analysetechnieken.

32
New cards

Vraag: Wat is het verschil tussen fundamenteel en toegepast onderzoek

Antwoord: Fundamenteel onderzoek vergroot kennis zonder directe toepassing; toegepast onderzoek richt zich op praktische oplossingen.

33
New cards

Vraag: Wat is het verschil tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek

Antwoord: Kwantitatief = cijfers en statistiek, gericht op generaliseerbare resultaten. Kwalitatief = woorden, ervaringen en context, gericht op begrip en diepgang.

34
New cards

Vraag: Wat is een experimenteel onderzoeksontwerp

Antwoord: Een ontwerp waarbij de onderzoeker één of meer onafhankelijke variabelen manipuleert om het effect op een afhankelijke variabele te meten. Voorbeeld: het effect van cafeïne op concentratie.

35
New cards

Vraag: Wat is een quasi-experimenteel ontwerp

Antwoord: Een ontwerp waarin geen volledige random toewijzing van deelnemers is, maar wel een manipulatie plaatsvindt. Bijvoorbeeld: twee bestaande klassen vergelijken.

36
New cards

Vraag: Wat is een observationeel onderzoeksontwerp

Antwoord: Een ontwerp waarbij onderzoekers gedrag of kenmerken observeren zonder iets te veranderen of te manipuleren.

37
New cards

Vraag: Wat is een cross-sectioneel onderzoek

Antwoord: Onderzoek waarbij gegevens op één moment in de tijd worden verzameld. Voorbeeld: een enquête onder studenten in oktober.

38
New cards

Vraag: Wat is een longitudinaal onderzoek

Antwoord: Onderzoek waarbij dezelfde personen meerdere keren over een langere periode worden gemeten. Voorbeeld: ontwikkeling van stressniveau’s over 2 jaar.

39
New cards

Vraag: Wat is een correlationeel onderzoek

Antwoord: Een onderzoek dat de samenhang tussen twee of meer variabelen onderzoekt, zonder dat er sprake is van manipulatie.

40
New cards

Vraag: Wat is een causale relatie

Antwoord: Een oorzakelijk verband tussen twee variabelen: de verandering in de ene veroorzaakt een verandering in de andere.

41
New cards

Vraag: Wat is het verschil tussen correlatie en causaliteit

Antwoord: Correlatie betekent dat twee variabelen samenhangen, maar het bewijst geen oorzaak-gevolg. Causaliteit betekent dat de ene variabele invloed heeft op de andere.

42
New cards

Vraag: Wat is een hypothese

Antwoord: Een toetsbare voorspelling over een verwacht verband tussen variabelen. Voorbeeld: “Meer slaap leidt tot hogere concentratie.”

43
New cards

Vraag: Wat is een nulhypothese (H₀)

Antwoord: De hypothese die stelt dat er géén verband of verschil bestaat tussen variabelen.

44
New cards

Vraag: Wat is een alternatieve hypothese (H₁)

Antwoord: De hypothese die stelt dat er wél een verband of verschil bestaat tussen variabelen.

45
New cards

Vraag: Wat is een onafhankelijke variabele

Antwoord: De variabele die wordt gemanipuleerd of als oorzaak wordt beschouwd.

46
New cards

Vraag: Wat is een afhankelijke variabele

Antwoord: De variabele waarvan het effect wordt gemeten — het gevolg van de onafhankelijke variabele.

47
New cards

Vraag: Wat is een controlevariabele

Antwoord: Een variabele die constant wordt gehouden om te voorkomen dat zij het resultaat beïnvloedt.

48
New cards

Vraag: Wat is een experimentele groep

Antwoord: De groep deelnemers die blootgesteld wordt aan de onafhankelijke variabele.

49
New cards

Vraag: Wat is een controlegroep

Antwoord: De groep deelnemers die niet wordt blootgesteld aan de manipulatie en dient als vergelijkingsbasis.

50
New cards

Vraag: Wat is randomisatie en waarom is het belangrijk

Antwoord: Het willekeurig toewijzen van deelnemers aan groepen. Dit vermindert de kans op vertekening en verhoogt de interne validiteit.

51
New cards

Vraag: Wat betekent interne validiteit in onderzoeksontwerp

Antwoord: De mate waarin de resultaten echt worden veroorzaakt door de onafhankelijke variabele en niet door andere factoren.

52
New cards

Vraag: Wat betekent externe validiteit in onderzoeksontwerp

Antwoord: De mate waarin de resultaten generaliseerbaar zijn naar andere situaties, personen of tijden.

53
New cards

Vraag: Wat is een controlegroepontwerp

Antwoord: Een onderzoeksontwerp waarbij een experimentele groep wordt vergeleken met een groep die de interventie niet krijgt.

54
New cards

Vraag: Wat is een pretest-posttestontwerp

Antwoord: Een ontwerp waarbij metingen worden gedaan vóór en na een interventie, om veranderingen te meten.

55
New cards

Vraag: Wat is een binnenproefpersoondesign

Antwoord: Een ontwerp waarbij dezelfde deelnemers aan alle condities deelnemen.

56
New cards

Vraag: Wat is een tussenproefpersoondesign

Antwoord: Een ontwerp waarbij verschillende groepen deelnemers aan verschillende condities deelnemen.

57
New cards

Vraag: Wat is het voordeel van een binnenproefpersoondesign

Antwoord: Minder deelnemers nodig en meer controle over individuele verschillen.

58
New cards

Vraag: Wat is een nadeel van een binnenproefpersoondesign

Antwoord: Kans op volgorde-effecten — eerdere condities beïnvloeden latere.

59
New cards

Vraag: Wat is een steekproefplan

Antwoord: De strategie die bepaalt hoe deelnemers worden geselecteerd uit de populatie.

60
New cards

Vraag: Wat is een meetinstrument in onderzoek

Antwoord: Het hulpmiddel waarmee je gegevens verzamelt, bijvoorbeeld een vragenlijst, test of observatieformulier.

61
New cards

Vraag: Wat is operationalisatie in het onderzoeksontwerp

Antwoord: Het proces waarin abstracte begrippen worden vertaald naar concreet meetbare variabelen.

62
New cards

Vraag: Wat is een conceptueel model

Antwoord: Een schematische weergave van de verwachte relaties tussen variabelen in het onderzoek.

63
New cards

Vraag: Wat is een confounder

Antwoord: Een storende variabele die zowel de onafhankelijke als afhankelijke variabele beïnvloedt, waardoor een schijnverband kan ontstaan.

64
New cards

Vraag: Wat is replicatie in onderzoek

Antwoord: Het herhalen van een onderzoek om te zien of de resultaten consistent blijven.

65
New cards

Vraag: Wat is onderzoeksethiek in het onderzoeksontwerp

Antwoord: Richtlijnen die ervoor zorgen dat deelnemers eerlijk, vrijwillig en met respect worden behandeld.

66
New cards

Vraag: Wat is informed consent

Antwoord: De geïnformeerde toestemming van de deelnemer na uitleg over doel, werkwijze en rechten.

67
New cards

Vraag: Waarom is de volgorde van vragen in een vragenlijst belangrijk voor het onderzoeksontwerp

Antwoord: De volgorde kan invloed hebben op de antwoorden (context- of volgorde-effecten).

68
New cards

Vraag: Wat is een onderzoeksprotocol

Antwoord: Een document waarin stap voor stap staat beschreven hoe het onderzoek wordt uitgevoerd.

69
New cards

Vraag: Wat is een variabele

Antwoord: Een kenmerk of eigenschap die kan variëren tussen personen, situaties of tijdstippen.
Voorbeeld: leeftijd, tevredenheid, inkomen.

70
New cards

Vraag: Wat is een constante

Antwoord: Een kenmerk dat in een onderzoek niet varieert; het blijft voor iedereen gelijk.
Voorbeeld: als alle deelnemers vrouw zijn, is “geslacht” een constante.*

71
New cards

Vraag: Wat is operationaliseren

Antwoord: Het proces waarin je een abstract begrip (zoals motivatie) vertaalt naar concreet meetbare variabelen.

72
New cards

Vraag: Waarom is operationalisatie belangrijk

Antwoord: Omdat het bepaalt hoe je een begrip gaat meten, wat essentieel is voor betrouwbaarheid en validiteit.

73
New cards

Vraag: Wat is een conceptueel niveau

Antwoord: Het abstracte niveau waarop begrippen theoretisch worden beschreven.
Voorbeeld: “stress” als psychologische toestand van spanning.

74
New cards

Vraag: Wat is een operationeel niveau

Antwoord: Het meetbare niveau waarop begrippen worden omgezet in observaties of cijfers.
Voorbeeld: “stress” gemeten met een vragenlijstscore van 1–10.

75
New cards

Vraag: Wat is een meetniveau

Antwoord: De manier waarop een variabele gemeten kan worden: nominaal, ordinaal, interval of ratio.

76
New cards

Vraag: Wat is een nominale schaal

Antwoord: Een schaal waarbij categorieën geen rangorde hebben.
Voorbeeld: geslacht, nationaliteit, bloedgroep.

77
New cards

Vraag: Wat is een ordinale schaal

Antwoord: Een schaal met een logische volgorde, maar zonder vaste afstand tussen waarden.
Voorbeeld: opleidingsniveau (laag, middel, hoog).

78
New cards

Vraag: Wat is een intervalschaal

Antwoord: Een schaal met gelijke afstanden tussen waarden, maar zonder absoluut nulpunt.
Voorbeeld: temperatuur in Celsius (0°C is niet “geen temperatuur”).

79
New cards

Vraag: Wat is een ratioschaal

Antwoord: Een schaal met gelijke intervallen én een absoluut nulpunt.
Voorbeeld: gewicht, lengte, inkomen, leeftijd.

80
New cards

Vraag: Wat is een onafhankelijke variabele (IV)

Antwoord: De variabele waarvan men denkt dat ze invloed uitoefent op een andere variabele (de oorzaak).

81
New cards

Vraag: Wat is een afhankelijke variabele (DV)

Antwoord: De variabele die wordt beïnvloed door de onafhankelijke variabele (het gevolg).

82
New cards

Vraag: Wat is een controlevariabele

Antwoord: Een variabele die constant wordt gehouden om te voorkomen dat ze het verband tussen IV en DV verstoort.

83
New cards

Vraag: Wat is een interveniërende variabele

Antwoord: Een variabele die de relatie tussen twee andere variabelen verklaart.
Voorbeeld: motivatie kan verklaren waarom feedback (IV) leidt tot betere prestaties (DV).*

84
New cards

Vraag: Wat is een modererende variabele

Antwoord: Een variabele die de sterkte of richting van het verband tussen twee andere variabelen beïnvloedt.
Voorbeeld: leeftijd kan bepalen hoe sterk stress invloed heeft op werkprestatie.*

85
New cards

Vraag: Wat is het verschil tussen meetfout en systematische fout

Antwoord: Een meetfout is toevallig (vergissingen), een systematische fout is structureel (bijv. slecht instrument).

86
New cards

Vraag: Wat is betrouwbaarheid in meting

Antwoord: De mate waarin een meting consistent is: als je opnieuw meet, krijg je ongeveer hetzelfde resultaat.

87
New cards

Vraag: Wat is validiteit in meting

Antwoord: De mate waarin een meetinstrument werkelijk meet wat het bedoelt te meten.

88
New cards

Vraag: Wat is inhoudsvaliditeit (content validity)

Antwoord: De mate waarin de inhoud van een meting alle aspecten van het begrip dekt.
Voorbeeld: een stressvragenlijst moet zowel fysieke als mentale stress meten.*

89
New cards

Vraag: Wat is criteriumvaliditeit (criterion validity)

Antwoord: De mate waarin de meting overeenkomt met een extern criterium.
Voorbeeld: IQ-score voorspelt schoolprestaties.*

90
New cards

Vraag: Wat is constructvaliditeit

Antwoord: De mate waarin een test echt het theoretische construct meet dat het zegt te meten.
Voorbeeld: een motivatievragenlijst moet niet onbedoeld “zelfvertrouwen” meten.*

91
New cards

Vraag: Wat is test-hertestbetrouwbaarheid

Antwoord: De mate waarin dezelfde test bij herhaalde meting vergelijkbare resultaten oplevert.

92
New cards

Vraag: Wat is interne consistentie

Antwoord: De samenhang tussen de items binnen één test of schaal. Vaak berekend met Cronbach’s alpha.

93
New cards

Vraag: Wat is interbeoordelaarsbetrouwbaarheid

Antwoord: De mate waarin verschillende beoordelaars tot hetzelfde oordeel komen.

94
New cards

Vraag: Wat is een schijnverband (spurious relationship)

Antwoord: Een ogenschijnlijk verband tussen twee variabelen dat in werkelijkheid wordt veroorzaakt door een derde variabele.
Voorbeeld: ijsverkoop en verdrinkingen hangen samen door temperatuur.*

95
New cards

Vraag: Wat is een indicator

Antwoord: Een concreet meetbaar aspect dat een abstract begrip vertegenwoordigt.
Voorbeeld: “aantal uren per week” als indicator voor werkdruk.*

96
New cards

Vraag: Wat is operationalisatie via vragen

Antwoord: Het vertalen van begrippen in concrete vragen die respondenten kunnen beantwoorden.

97
New cards

Vraag: Wat is een latente variabele

Antwoord: Een variabele die niet direct meetbaar is, maar wordt afgeleid uit meerdere indicatoren.
Voorbeeld: motivatie, tevredenheid, angst.*

98
New cards

Vraag: Wat is een manifeste variabele

Antwoord: Een direct observeerbare variabele, zoals leeftijd of inkomen.

99
New cards

Vraag: Wat is een item in een vragenlijst

Antwoord: Eén enkele vraag of stelling die een aspect van een begrip meet.

100
New cards

Vraag: Wat is een schaal

Antwoord: Een verzameling items die samen één construct meten.
Voorbeeld: de Likert-schaal voor tevredenheid.*