Hoofdstuk 8: de adolescentie (12 tot 22 jaar)

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/35

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

gebaaseerd op een samenvatting van Stuvia.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

36 Terms

1
New cards

Wanneer start en eindigt de adolescentie?

Start bij lichamelijke veranderingen (groeispurt en seksuele rijping), eindigt bij verworven identiteit en eigen maatschappelijke positie.

2
New cards

Welke drie fases onderscheid je in de adolescentie?

Vroege (12-15), midden (14-17), late (16-21) adolescentie.

3
New cards

Wat zijn kenmerken van de groeispurt?

Eerst strekkingsfase (ledematen), dan vullingsfase (breedtegroei, vet- en spiermassa).

4
New cards

Waarom zijn adolescenten vaak vermoeid in de ochtend?

Door lichamelijke groei, verhoogde sociale en schoolse eisen.

5
New cards

Wat veroorzaakt emotioneel onevenwicht in de adolescentie?

Identiteitsvragen zoals: “Wie ben ik?” en “Wie wil ik zijn?”

6
New cards

Wat is het kenmerk van formeel-operationeel denken?

Denken over abstracte, niet-waarneembare zaken; hypothetisch en systematisch redeneren.

7
New cards

Wat bepaalt volgens de formele logica of een redenering juist is?

Niet de inhoud, maar de vorm van de redenering.

8
New cards

Wat is propositioneel denken?

Redeneren met beweringen (bv. “Als... dan...”-redeneringen).

9
New cards

Wat is hypothetisch-deductief denken?

Vanuit een hypothese voorspellingen afleiden en die toetsen.

10
New cards

Wat is experimenteel denken?

Testen via gevarieerde herhaling (bv. één element veranderen en het effect bekijken).

11
New cards

Wat is combinatorisch denken?

Systematisch uitproberen welke combinaties van factoren mogelijk zijn.

12
New cards

Wat is het verschil in denkstrategie tussen kinderen en adolescenten bij combinatorisch denken?

Kinderen werken willekeurig, adolescenten volgen een systematische aanpak en onthouden hun stappen.

13
New cards

Wat is de juiste aanpak van een leerkracht bij kritische jongeren?

Meningen beluisteren, grenzen stellen, gepaste argumentatie stimuleren, keuzes uitleggen.

14
New cards

Wat is ‘intellectueel egocentrisme’?

De eigen gedachtewereld wordt als absolute werkelijkheid ervaren.

15
New cards

Wat is een imaginair publiek?

Idee dat anderen hen voortdurend bekijken en beoordelen (bv. iedereen ziet mijn puist).

16
New cards

Wat is een persoonlijke legende bij adolescenten?

Het gevoel uniek te zijn en onbegrepen (wat kan leiden tot risicogedrag of isolement).

17
New cards

Welk gevaar schuilt er in het idee van ‘immuniteit tegen gevaar’?

Adolescenten onderschatten risico’s (bv. denken dat ze geen ongewenste zwangerschap kunnen krijgen).

18
New cards

Wat is het effect van de rijping van de prefrontale cortex op cognitieve functies?

Ze worden bewuster, doelgerichter en efficiënter aangestuurd.

19
New cards

Wat verandert er in de werking van het werkgeheugen van adolescenten?

Het werkgeheugen kan grotere hoeveelheden info koppelen tijdens het leren.

20
New cards

Wat is metageheugen en hoe evolueert dit?

Kennis over hoe geheugen werkt groeit (wat helpt bij studeren en leren leren).

21
New cards

Wat is de overgang tussen twee denksystemen bij probleemoplossing?

Ze schakelen vlotter van intuïtief (systeem 1) naar analytisch denken (systeem 2).

22
New cards

Wat is de gemaakte-kosten-denkfout?

De neiging om te blijven investeren in iets omdat er al veel moeite in zit.

23
New cards

Wat is een vriendengroep in de adolescentie?

Een vaste groep (max. 8 personen) met regelmatig contact en gedeelde interesses.

24
New cards

Wat zijn risico’s van een vriendengroep?

Conformiteitsdruk (kledij, gedrag), en stimulans tot risicogedrag (drugs, alcohol).

25
New cards

Hoe kunnen ouders en leerkrachten het best omgaan met sociale gevoeligheid van jongeren?

Begrip tonen, grenzen stellen, evenwicht tussen betrokkenheid en zelfstandigheid.

26
New cards

Wat staat centraal in de dynamisch-affectieve ontwikkeling van adolescenten?

Het verwerven van een persoonlijke identiteit en een eigenheid.

27
New cards

Wat is het kernconflict in de adolescentie volgens Erikson?

Identiteit vs. rolverwarring.

28
New cards

Wat bedoelen we met ‘zelfbeeld’, ‘ideale zelf’ en ‘sociale zelf’?

  • Zelfbeeld: hoe zie ik mezelf?

  • Ideale zelf: wie wil ik zijn?

  • Sociale zelf: hoe ervaren anderen mij?

29
New cards

Wat is rolverwarring?

Niet weten welke rol bij je past of geen samenhang ervaren in wie je bent.

30
New cards

Wat is het psychosociaal moratorium?

Een wachtperiode waarin jongeren kunnen experimenteren zonder definitieve verplichtingen.

31
New cards

Wat wordt bedoeld met een ‘laboratoriumfase’?

Een fase waarin adolescenten experimenteren

32
New cards

Wat is het doel van exploratie in de adolescentie?

Het bereiken van identiteitsvoltooiing. (een persoonlijke identiteit die aansluit bij wie ze zijn en willen zijn).

33
New cards

Wat is ‘foreclosure’?

Identiteitsontwikkeling wordt voortijdig gestopt (adolescent neemt snel volwassen rol aan zonder exploratie).

34
New cards

Wat is een kunstmatige identiteit?

Zich blind conformeren aan een extreme groep of leider.

35
New cards

Wat is een negatieve identiteit?

Zich bewust verzetten tegen verwachtingen (vaak van ouders).

36
New cards

Hoe kan je als leerkracht afstemmen op de identiteitsontwikkeling van adolescenten?

  • Écht luisteren

  • Respect voor eigenheid

  • Begrip voor ontwikkeling

  • Vrijheid geven, maar ook grenzen stellen

  • Structuur en ondersteuning bieden