1/72
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Neuron
Zenuwcellen. Basisbouwstenen van ons zenuwstelstel.
Structuur en functie
Structuur: anatomische structuren. Functie: de werking van hersengebieden.
Dendrieten
Vertakte uitlopers van de zenuwcel, geleiden impulsen van andere neuronen.
Synaps
Contactplaats tussen twee zenuwcellen.
Celkern
Nucleus. Kern van de cel waar alle DNA zich bevindt.
Presynaptisch neuron
Eindknoppen die een zenuwimpuls omzetten in neurotransmitters door actiepotentiaal.
Postsynaptisch neuron
Neurotransmitters binden zich aan de receptoren van de post-synaps en zo wordt de zenuwimpuls doorgegeven.
Centraal zenuwstelsel
Hersenen en ruggenmerg
Perifeer zenuwstelsel
Voert info van en naar het centrale zenuwstelsel via sensorische organen.
Somatisch zenuwstelsel
Neuronen die info vanuit de zintuigen naar het centrale zenuwstelsel en van daaruit naar spieren en klieren sturen.
Autonome zenuwstelsel
Controleert het hart en andere organen.
Sympathisch en parasympathisch zenuwstelsel
Deel van het autonome zenuwstelsel. Sympathisch: netwerk van neuronen die het organisme voorbereiden op flinke activiteit (fight, freeze, flight reaction). Parasympatische: zorgt ervoor dat het lichaam na geleverde inspanningen weer tot rust kan komen.
‘Fight or flight’ reactie
Vechten of vluchten. Geactiveerd door het sympathische systeem.
Dorsaal
Gebieden aan de bovenzijde
Lateraal
Gebieden aan de buitenkant
Mediaal
Gebieden in het midden
Sagittaal
Doorsnede van voor naar achter van het brein
Coronaal
Doorsnede van links naar rechts van het brein.
Ventraal
Gebieden aan de onderzijde.
Anterieur
Voorkant.
Posterieur
Achterkant.
Linker-hemisfeer en rechter-hemisfeer
Beide hemisferen voeren elk belangrijke taken uit. Links: taal. Rechts: motorcortex. Ze werken contralateraal: rechts verwerkt info van zicht links en omgekeerd.
Prefrontale cotrec.
Integreert een enorme hoeveelheid zintuigelijke info en speelt een belangrijke rol in het geheugen en in de planning van complex, doelgericht, intelligent en sociaal gedrag. Onder te verdelen in een aantal gebieden -
Ventraal: ventromediale prefrontale cortex + ventrolaterale prefrontale cortex.
Dorsaal: dorsomediale prefrontale cortex + dorsolaterale prefrontale cortex.
Orbitaal: orbitale prefrontale cortex.
Limbisch systeem (structuren)
Complex van corticale en subcorticale delen die samen een ringvormige laag (limbus) vormen rondom de hersenstam.
De neurondoctrine
Synaptische kloofreacties: zenuwcellen zijn individuele cellen met een duidelijke afstand tot elkaar (Ramón y Cajal).
Neuroplasticiteit
Verwijst naar het vermogen van een dynamisch brein om zichzelf te kalibreren naar de eisen van de omgeving waarin het zich bevindt. Het brein vangt fysiek aspecten van de omgeving op, zowel positieve als negatieve, die het meeste opvallend zijn voor het organisme.
Synaptogenese (wiring of the brain, ‘bedrading’)
Process van bedraden van de hersenen, zowel volgens een genetisch programma als via invloed van de omgeving.
Neuraal darwinisme
De hersenen creëren en elimineren synapsen gedurende het hele leven, neuronale verbindingen worden geselecteerd voor retentie of eliminatie op basis van hoe functioneel levensvatbaar ze blijken te zijn.
Getal van Dunbar
Hoe groter het brein, hoe groter de groep
Ervaringsafhankelijkheid
Weerspiegel ontogenetische plasticiteit van de hersenen. individuen zullen in hersenfuncties variëren naarmate hun genen interageren met omgevingen die ze tegenkomen om die hersenen verder vorm te geven. De bedradingspatronen van de hersenen van verschillende individuen hangt af van de soorten fysieke, sociale en culturele omgevingen waarin ze zullen terechtkomen.
Ervaringsverwachting
Pre-wired hersenstructuren, hersenstructuren die worden geproduceerd door gemeenschappelijke pool van genetisch materiaal. Ze liggen vast, maar ze vereisen een specifieke milieu-ervaring om geactiveerd te worden.
Sociale brein
Aangepast aan het sociale leven. Stelt ons in staat om te onderhandelen over relaties, om de gedachten, gevoelens en intenties van anderen te begrijpen, en om samen te werken bij het veiligstellen van hulpbronnen en bij het verdedigen van de groep.
Spiegelneuronen
Regelen de psychologie van de Theory of mind (= mensen kunnen denken over wat een ander denkt). Verkrijgen van toegang tot de gedachten en gevoelens van iemand anders.
Neurotransmitters
Chemische boodschappers die signalen van één neuron naar een ander overbrengen
Neurochemicals
Maken hersenprocessen mogelijk: ontvangen en verwerken van info uit omgeving van neurotransmitters en enzymen.
Serotonine
Monoamine. Remmende neurotransmitter die een belangrijke rol speelt bij het handhaven van het evenwicht tussen andere exicatoire en remmende neurotransmitters. Rol bij breinontwikkeling voordat het zijn rol als neurotransmitter opneemt. Als het niet effectief wordt gemetaboliseerd, kan dit leiden tot toxische niveaus die op hun beurt kunnen leiden tot afwijkende hersenontwikkeling.
Dopamine
Neurotransmitter: motivator van gedrag, regulator van emoties en ligt ten grondslag aan beloning en plezier.
GABA
Gamma-amino-boterzuur: aminozuur dat stress verlaagt en zorgt voor ontspanning en betere focus. Kan onder invloed van alcohol leiden tot agressief gedrag.
Glutamaat
In combinatie met GABA: zorgt ervoor dat opwindingsniveaus binnen de perken blijven.
Enzymen
Spelen een rol bij afbraak van NT
Catecholamines
Adrenaline: hart sneller kloppen en bloed sneller gepompt, ademhaling ook sneller waardoor meer zuurstof naar spieren gaat. Geeft meer energie en vergroot de alertheid.
Noradrenaline: teveel - angstig, gespannen of opgewonden. Te weinig - depressief. Aangemaakt in situaties van stress, maar breekt binnen enkele minuten weer af.
Dopamine: motivator van gedrag, regulator van emoties en ligt ten grondslag aan beloning en plezier.
Inhibitoire werking/excitatoire werking
Remmende werking/stimulerende werking
MAOA-L
Lage activiteit van het polymorfisme: mensen reageren agressiever op provoactieve stimuli. Breekt mono-aminen minder goed af, met als gevolg dat er een teveel aan monoaminen is in de hersenen.
MAOA-H
Hoge activiteit van het polymorfisme
VNTR
Variable number of Tandem repeats. Vb. MAOA-gen. Hoe korter het aantal herhalingen, hoe alerter het brein reageert op dopamine.
Amygdala
Belangrijk doelwit voor serotonine. Geeft een emotionele waardering aan bepaalde situaties waardoor het individu toekomstige soortgelijke situaties makkelijker herkent en er gepast op kan reageren.
Dopaminerg systeem
Dopamine pathways, syteem hoe dopamine werkt in ons brein.
DRD2 en DRD4 receptorgenen
DRD4: een dopaminereceptor-gen dat gekenmertk wordt door een variabel aantal tandem herhalingen. DRD2: A1-allel wordt beschouwd als het risico-allel, voornamelijk omdat het bijdraagt aan het beloningsdeficiëntiesyndroom.
DAT1-gen
DA-transporteren (terugbrengen van waar het kwam). 10R: 'craving' dopamine te snel weg, zeer actief ter hoogte van nucleus accumbens.
COMT-gen (polymorfisme)
Carechol-O-methyltransferase: primaire enzym dat verantwoordelijk is voor de afbraak van dopamine. Heeft meerdere varianten.
Stresshormonen
Nuttige functies: alerter en goed reageren op situaties, tijdsdruk op goed te presteren.
Schadelijke functies: te lange blootstelling leidt tot afbraak van spieren, gevaar voor ontstekingen, etc.
Cortisol
Verteren van voedsel, ritme van slapen en waken en immuunsysteem. Zorgt dat bloedsuikerspiegel op pijl blijft. Komt na adrenaline en noradrenaline. Zorgt ervoor dat het lichaam zich weer herstelt.
HPA-as
Hypothalamus-hypofyse-bijnier-as: belangrijke rol in stressrespons. Na stressvolle gebeurtenis, afscheiding ban CRH (cortictropin-releasing hormone) dat ervoor zorgt dat corticotropine wordt vrijgegeven. Dit zorgt voor cortisol. Langdurige blootstelling hieraan zorgt voor schade in de hersenen.
Oxytocine
Knuffelhormoon, hangen samen met hoge niveaus van sociaal gedrag. Aangemaakt door hypothalamus. Werking is sterk afhankelijk van de context. Onderscheid tussen in en out groups. Drang tot bescherming kan leiden tot agressie tegenover out groups. Hoge niveaus van oxytocine: stimuleert moeder-kindbinding, band tussen partners en bij herkennen van soortgenoten.
Vasopressine
ADH-antidiuretisch hormoon, heel sterk gerelateerd aan oxytocine. Vaak betrokken bij mannelijke agressie, dominantie en status. Testosteron kan de werking hiervan versterken.
Testosteron
Mannelijk geslachtshormoon. Agressief leiderschapsgedrag: lage cortisol en hoge testosteron.
Challenge hypothese
Testosteron is niet per se bij agressie betrokken, maar meer bij de waarneming van sociaal uitdagende situaties: competitie over status. Deze situaties leiden tot een verhoging van testosteron.
Sociale dominantie
Inter groepsrelaties die aangeeft in welke mate iemand verkiest dat deze relaties egalitair dan wel hiërarchisch gestructureerd zijn.
Executieve functies
Complexe cognitieve vaardigheden betrokken bij beheersen en reguleren van doelgericht handelen. Verschaffen kennis hoe mensen over ons denken, hoe we ons gedrag kunnen aanpassen naargelang behoeften en verwachtingen van anderen. Kan men neuropsychologisch testen: indirect beeld van hersenfuncties. Bij mensen die hoog scoren op betrokkenheid bij delictgedrag worden over het algemeen tekorten in executieve functies gevonden. Kinderen met persoonlijkheidsstoornissen vertonen meer problemen in executieve functie en zijn vooral minder gevoelig voor vermijden van straf.
WAIS en WISC-test
Wechsler intelligentietest: doen beroep op concentratievermogen en cognitieve flexibiliteit.
Performaal > verbaal IQ
Suggereert dat verbale vaardigheden achter zijn gebleven op de performale ontwikkeling bij jongeren met antisociale gedragsproblematiek.
Stoornissen prefrontale cortex
Normaal werkende PFC: hogere kans op prosociaal gedrag. Afwijkingen in de structuur PFC: hogere kans op afwijkend gedrag.
Kindermishandeling en verwaarlozing
Een van de belangrijkste oorzaken van stress, die wordt ervaren in een levensfase waarin het brein het meest plastisch is.
Stress en breinontwikkeling
Normaal aanpassingsvermogen. Aanhoudende en ernstige stress richt schade aan in gebieden cruciaal voor de opslag van herinneringen en de regeling van gedrag, zoals amygdala en hippocampus.
Leeftijd en delictgedrag
Adolescentie kenmerkt zich voor een periode met meer risicovolgedrag, extra gevoeligheid voor spannende en belonende zaken en groepsdruk.
Beloningsgerichtheid en alcoholisme
Complexe relatie tussen alcoholafhankelijkheid en (gewelddadige) criminaliteit. Biologisch-psychologisch-sociologisch-model is nodig voor een goed begrip. Sommige biosociale criminologen hebben de hypothese gesteld dat alcoholisme en criminaliteit verwant zijn omdat ze dezelfde oorzaak hebben: beloningsgericht brein (Reward dominance theory).
Duale systeemtheorie
Het risicovolle gedrag van adolescenten is het product van de interactie tussen veranderingen in twee afzonderlijke neurobiologische systemen: een sociaal-emotioneel systeem en een cognitief controlesysteem. Tijdens de adolescentie is de kloof tussen deze beide systemen het grootst.
Het geval Phineas Gage
Prefrontale cortex werd doorboord met een stalen staaf, waardoor zijn persoonlijkheid drastisch veranderde.
Non-invasieve beeldvormingstechnieken
MRI (Magnetic Resonance Imaging): informatie over structuur. Kan ook bloedtoevoer naar actieve hersengebieden detecteren, geeft info over functies. DTI (Diffusion Tensor Imaging): in beeld brengen van verbindingen in het brein. PET (Positron Emission Tomography): driedimensionaal beeld maken van het brein (met behulp van radioactieve stof). SPECT (Single-Photon Emission Computed Tomography): vergelijkbaar met PET.
Serotonerge systeem en criminaliteit
Serotonine-gerelateerd: impulsiviteit, angst en stemmingsstoornissen, alcoholisme en psychotische stoornissen. Lage zelfbeheersing, negatieve emotionaliteit/prikkelbaarheid.
Mini-puberteit
Een hormonale activering van de hypothalamus-hypofyse-geslachtsklieren-as (HPG-as) die bij baby's kort na de geboorte optreedt.
Brunner-syndroom
Een syndroom waarbij voornamelijk jongens een ontwikkelingsachterstand hebben. Vaak in combinatie met autistiforme kenmerken en woede-uitbarstingen.
HPG-as
Hypothalamus-hypofyse-geslachtsklieren-as.