1/51
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Conspecifics
Sociale interacties tussen individuen van dezelfde soort.
Gezichtsherkenning
Proces waarbij we gezichten herkennen en emoties begrijpen via visuele, auditieve en houdingsinformatie.
Spiegelen
Onbewust nabootsen van de expressies van anderen; versterkt sociale verbondenheid.
Lichaamshouding en expressie
Wanneer deze overeenkomen, herkennen we emoties beter.
Lichaamsperceptie
Waarneming van het lichaam die bijdraagt aan imitatie, verbondenheid en sociaal leren.
Cognitief model van Bruce en Young
Model dat beschrijft hoe gezichten worden herkend via visuele verwerking en geheugenrepresentaties.
Face Recognition Unit (FRU)
Groep neuronen die reageert op specifieke visuele kenmerken van een bekend gezicht.
Person Identity Node (PIN)
Koppelt visuele informatie van een gezicht aan semantische kennis (wie iemand is).
Directed Visual Processing Route
Route die emoties, lip- en oogbewegingen verwerkt bij onbekende gezichten.
Linker en rechter visuele veld
Linker visuele veld → rechterhersenhelft, rechter visuele veld → linkerhersenhelft.
Optisch chiasma
Plek waar de zenuwbanen van de binnenkant van de retina kruisen.
Primaire visuele cortex
Verwerkt basale visuele kenmerken zoals lijnen en contrast.
Dorsale visuele stroom
Loopt van occipitaal naar pariëtaal; verwerkt locatie en beweging van objecten.
Akinetopsie
Stoornis waarbij men moeite heeft met het waarnemen van beweging (schade aan dorsale stroom).
Ventrale visuele stroom
Loopt van occipitaal naar temporaal; verwerkt object- en gezichtsherkenning.
Agnosie
Stoornis waarbij objecten niet worden herkend ondanks intact zicht.
Neuraal model van Haxby, Hoffman en Gobbini
Model dat beschrijft hoe hersengebieden samenwerken bij gezichtswaarneming.
Core regions
Hersengebieden direct betrokken bij gezichtsherkenning (OFA, FFA, STS).
Extended system
Andere hersengebieden die informatie van core regions verwerken maar niet strikt nodig zijn voor herkenning.
Occipital Face Area (OFA)
Herkent basisstructuur van gezichten; gevoelig voor fysieke veranderingen, niet voor identiteit.
Fusiform Face Area (FFA)
Herkent de identiteit van gezichten; reageert op stabiele kenmerken en alleen op upright faces.
Superior Temporal Sulcus (STS)
Reageert op dynamische veranderingen in gezichten en combineert visuele en auditieve signalen.
Intrapariëtale sulcus
Richt aandacht op gezichten.
Auditory cortex
Verwerkt spraak en koppelt lipbewegingen aan geluid.
Amygdala, insula, limbisch systeem
Betrokken bij emotionele reactie, empathie en herkenning van emoties.
Temporale gebieden
Slaan informatie over identiteit van personen op.
Prosopagnosie
Aandoening waarbij iemand gezichten niet kan herkennen door schade aan de FFA.
Capgras-syndroom
Stoornis waarbij iemand denkt dat bekenden dubbelgangers zijn; herkenning intact, emotionele koppeling verstoord.
Gezichtsemotieherkenning
Gedeeltelijk onafhankelijk van gezichtsidentificatie; betrokken zijn STS en emotiegebieden.
Extrastriate Body Area (EBA)
Gebied in visuele cortex dat reageert op lichamen en lichaamsdelen, niet op gezichten.
Fusiform Body Area (FBA)
Gebied in inferieure temporale cortex dat vooral reageert op volledige lichamen.
EBA-functie
Herkent lichaamsdelen, reageert op grootte en vorm; schade leidt tot problemen met lichaamsherkenning.
FBA-functie
Herkent gehele lichamen, gevoelig voor grootte en vorm; reageert niet op beweging.
Anorexia nervosa en EBA
Minder grijze materie in EBA correleert met verstoorde lichaamsperceptie.
Superior Temporal Sulcus (STS) bij lichaamsperceptie
Herkent biologische bewegingen van mensen, ook met minimale visuele info (biological motion).
Biological motion
Waarnemen van menselijke beweging via lichtpunten op gewrichten in het donker.
V5/MT-gebied
Detecteert algemene beweging, maar onderscheidt niet tussen biologische en niet-biologische beweging.
Joint attention
Gezamenlijke aandacht op een object of plek door oog- en hoofdbewegingen te volgen.
Eye gaze perception
STS reageert op oogbewegingen en hoofdoriëntatie; belangrijk voor begrijpen van sociale aandacht.
Autisme en eye gaze
Mensen met autisme volgen ogen wel maar begrijpen minder goed het sociale doel ervan.
Wijzen
Automatisch volgen van waar iemand naar wijst of kijkt; activeert STS.
Proto-imperative pointing
Wijzen om iets te krijgen (“geef me dat”).
Proto-declarative pointing
Wijzen om iets te delen of laten zien (“kijk daar eens”); ondersteunt joint attention en mindreading.
Traits
Duurzame neigingen in denken en gedrag; vormen iemands persoonlijkheid.
Self-fulfilling prophecy
Verwachtingen beïnvloeden gedrag zodat ze uitkomen.
Stereotypering
Toeschrijven van vaste eigenschappen aan groepen mensen, soms deels correct.
Mooi = goed-effect (halo-effect)
Aantrekkelijke mensen worden als betrouwbaarder en competenter gezien.
Symmetrie en aantrekkelijkheid
Symmetrische, gemiddelde en seksueel dimorfische gezichten worden als mooier ervaren.
Amygdala en betrouwbaarheid
Schade vermindert vermogen om betrouwbaarheid te beoordelen.
Medial orbitofrontal cortex
Gebied betrokken bij oordelen over aantrekkelijkheid en morele goedheid.
Facial width-to-height ratio (fWHR)
Grotere verhouding geassocieerd met agressie en dominantie (testosteron-gerelateerd).
Baby-faced effect
Volwassenen met kinderlijke gezichten worden als niet-agressief en vriendelijker gezien.