1/49
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
un cabinet
een spreekkamer
un cachet
een tablet, pilletje
une cuillerée de
een lepel
un diagnostic
een diagnose
un examen médical
een medisch onderzoek
la fièvre (avoir de la fièvre)
de koorts (koorts hebben)
une goutte
een druppel
l'imagination (féminin)
de verbeelding
un médecin (généraliste)
een huisarts
une ordonnance
een voorschrift
un pansement
een verband
une plaie
een wonde
un plâtre
een gips
une prescription
een voorschrift
une radio(graphie)
een radiografie, een röntgenfoto
un rhume
een verkoudheid
une salle d'attente
een wachtzaal
la toux
de hoest
une visite à domicile
een huisbezoek
affaibli(e)
verzwakt
compliqué(e)
ingewikkeld
profond(e)
diep
scolaire
school-; onderwijs-
surchauffé(e)
oververhit
urgent(e)
dringend
s'allonger
gaan liggen, zich uitstrekken
circuler
circuleren, rondgaan
désinfecter
ontsmetten
enlever
verwijderen, uitdoen (kledij)
éternuer
niezen
étendre
strekken
examiner
onderzoeken
guérir
genezen
peser
wegen
prescrire
voorschrijven
(se) rincer (la bouche)
(zijn mond) spoelen
saigner
bloeden
s'évanouir
flauwvallen
se soigner
zich verzorgen
subir
ondergaan
tousser
hoesten
avoir bonne/mauvaise mine
er goed/slecht uitzien
avoir le nez qui coule
een loopneus hebben
être atteint(e) par
besmet zijn met
fixer un rendez-vous
een afspraak maken
il vaut mieux + infinitif
het is beter te + infinitief
Je vous en prie.
Graag gedaan, alstublieft.
ne pas y arriver
er niet in slagen
tomber dans les pommes
flauwvallen
tomber malade
ziek worden