Vocabulaire frans examens juni

L’Avent

de advent

une aumône

een aalmoes

une chaine de télévision

een tv-kanaal

un confiseur

een banketbakker

des cotillons

feestartikelen

une coupe de champagne

een glaasje champagne

le destin

het lot

un don

een donatie

un fêtard

een feestvierder

un feu d’artifice

een vuurwerk

un fidèle, une fidèle

een gelovige

la foi

het geloof

un foyer

een gezin

le jeûne

het vasten

le lever du soleil

de zonsopgang

une messe

een mis

un musulman, une musulmane

een moslim

un pèlerinage

een pelgrimstocht

un porte-bonheur

een geluksbrenger

une prédiction

een voorspelling

une prière

een gebed

un repas de fête

een feestmaal

le réveillon

Oudjaar

La Saint-Sylvestre

nieuwjaarsdag

une trêve

een pauze

coloré, colorée

kleurrijk

démuni, démunie

arm

enceinte

zwanger

terrestre

aards

sacré, sacrée

heilig

commémorer

herdenken

donner naissance à

het leven geven aan

écraser

stukgooien

jeûner

vasten

purifier

zuiveren

renoncer à

opgeven

reporter

uitstellen

se déguiser

zich verkleden

se reposer

rusten

un échange

een omruiling

la fête des mères/pères

Moederdag/Vaderdag

la fidélité

de trouw

les modalités re retour

de retourvoorwaarden

la pub

de reclame

un remboursement

een terugbetaling

un retour

een teruggave

la société de consommation

de consumptiemaatschappij

des sous-vêtements

ondergoed

un ticket de caisse

een kasticket

la TVA

de btw

défectueux, défectueuse

defect

explicite

uitdrukkelijk

associer à

associëren met

échanger

inruilen

gâter

verwennen

manipuler

manipuleren

payer par carte bancaire

met bankkaart betalen

retourner

retourneren

sensibiliser

sensibiliseren

se renseigner

zich informeren

un adversair, une adversaire

een tegenstander

une bonne cause

een goed doel

une course d’obsacles

een hindernissenloop

un défi

een uitdaging

un entrainement

een training

un obstacle

een obstakel

un participant, une participante

een deelnemer

une participation

een deelname

grignoter

snoepen

maigrir

vermageren

s’engager

zich inzetten

surmonter

overwinnen

dépasser ses limites

zijn grenzen overschrijden

surmonter un obstacle

een obstakel overwinnen

une attaque

een aanval

la charité

de liefdadigheid

la condition physique

de fysieke conditie

la déception

de teleurstelling

une dépression

een depressie

un engagement

een engagement

l’excitation

de opwinding

la fatigue

de vermoeidheid

une gêne

een schaamte

une générosité

een vrijgevigheid

la joie

de vreugde

une motivation

een motivatie

le parrainage

de sponsoring

une prévention

een preventie

un remède

een remedie

la solidarité

de solidariteit

un soutien

een ondersteuning

le stress

de stress

un système immunitaire

een immuunsysteem

efficace

efficiënt

humanitaire

humanitair

motivé

gemotiveerd

quotidien, quotidienne

dagelijks

solidaire

solidair

urbain, urbaine

stedelijk

améliorer

verbeteren