Vocabulaire trajet 4
Studied by 8 people
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
Flashcards1/228
Earn XP
Description and Tags
als er meer oplossingen mogelijk zijn (twe vertalingen) dan zet je altijd " / "
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
229 Terms
l’ado
de puber
l’adolesence
de puberteit
l’adolescent / l’adolescente
de puber
l’adulte
de volwassene
l’âge adulte
de volwassenheid
l’aîné(e)
de oudste
le beau-fils
de schoonzoon
le beau-frère
de schoonbroer / stiefbroer
le beau-père
de schoonvader, stiefvader
le beaux-parents
de schoonouders, stiefouders
la belle-fille
de schoondochter
la belle-mère
de schoonmoeder, stiefmoeder
la belle-sœur
de schoonzus / stiefzus
le cadet / la cadette
de jongste
le couple
het koppel
le cousin / la cousine
de neef / de nicht
le demi-frère / la demi-sœur
de halfbroer / de halfzus
le divorce
de scheiding
l’enfance
de kindertijd
l’enfant unique
het enig kind
la famille recomposée
het nieuw samengestelde gezin
la femme
de vrouw / echtgenote
le filleul / la filleule
het petekind / het metekind
les jumeaux / les jumelles
de tweeling
le mari
de man / echtgenoot
le mariage
het huwelijk
la marraine
de meter
le membre de la famille
het familielid
la mort
het overlijden, de dood
la naissance
de geboorte
le neveu
de neef
la nièce
de nicht
le nom de famille
de familienaam
le parrain
de peter
le / la partenaire
de partner
la personne âgée
de bejaarde
le petit ami / la petite amie
het vriendje / het vriendinnetje / het lief
la petite-fille / le petit-fils
de kleindochter / de kleinzoon
le prénom
de voornaam
le / la retraité(e)
de gepensioneerde
le veuf / la veuve
de weduwnaar / de weduwe
célibataire
vrijgezel
majeur(e)
meerderjarig
marié(e)
getrouwd
mineur(e)
minderjarig
vieux / vieille
oud
avoir … ans
… jaar oud zijn
divorcer
scheiden
être amoureux / amoureuse (de)
verliefd zijn (op)
être né(e)
geboren zijn
être (quatre)
met (z’n vieren) zijn
ressembler à
lijken op
s’appeler
heten
se marier avec
huwen met
(se) présenter
(zich) voorstellen
se séparer
scheiden / uiteengaan
le développement
de ontwikkeling
amusant(e)
leuk, grappig (A)
bête
dom
branché(e)
hip
calme
rustig
comique
grappig (B)
cool
cool
courageux / courageuse
moedig
créatif / créative
creatief
curieux / curieuse
nieuwsgierig
déprimé(e)
depressief, neerslachtig
doux / douce
zacht
drôle
grappig (C)
dur(e)
hard, taai
ennuyeux / ennuyeuse
saai
fâché(e)
boos, kwaad
gentil(le)
lief / vriendelijk
honnête
eerlijk
intolérant(e)
onverdraagzaam
jaloux / jalouse
jaloers
joyeux / joyeuse
vrolijk
macho
macho
marrant(e)
grappig (D)
méchant(e)
stout, kwaadaardig
nerveux / nerveuse
zenuwachtig
nul(le)
stom
ouvert(e)
open
ridicule
belachelijk
sage
braaf / wijs
sérieux / sérieuse
ernstig
sévère
streng
sincère
oprecht
sociable
sociaal
stressé
gestresseerd
têtu(e)
koppig
timide
verlegen
détester
haten
énerver
op de zenuwen werken
être de bonne / mauvaise humeur
goed / slechtgezind zijn
être passionné(e) de
heel geboeid zijn door
irriter
op de zenuwen werken
préférer
verkiezen
se débrouiller
zich uit de slag trekken / uw plan trekken
s’énerver
zich druk maken