Economie - H16 t/m H18 - 6VWO

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/36

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

37 Terms

1
New cards

Verborgen werkloosheid

  • Jongeren/studenten (willen wel werken, maar kan niet)

  • Arbeidsongeschikten

  • Mensen die (meer) willen werken, maar ontmoedigd worden omdat het niet rendabel is

  • Zwart werk

2
New cards

Beroepsgeschikte bevolking

(iedereen tussen 15-75):

  • Beroepsbevolking (werklozen + werkenden)

  • inactieven (leven van uitkeringen)

3
New cards

4 soorten werkloosheid

  • conjuncturele werkloosheid: bestedingen < potentiële productie

  • structurele werkloosheid: kwantitatief (Aa > Av*) of kwalitatief (kennis bevolking sluit niet aan bij wensen werkgevers)

  • frictiewerkloosheid: werkloosheid door duur solicitatieprocedures

  • seizoenswerkloosheid: banen alleen in bepaald deel van jaar

4
New cards

Ruime/krappe arbeidsmarkt

  • ruim: veel aanbod arbeid → hogere werkloosheid en lagere lonen

  • krap: veel vraag arbeid → lagere werkloosheid en hogere lonen

5
New cards

Gevolgen krappe arbeidsmarkt

  • meer loonkosteninflatie: loonkosten stijgen, doorberekend in verkoopprijzen, stijging algemeen prijspeil (inflatie)

  • loon-prijsspiraal: door stijging prijspeil, daling koopkracht, loononderhandelingen, stijging loonkosten etc

  • verslechtering internationale concurentiepositie

  • snelle procesinnovatie: vervanging arbeidskrachten door machines voor hogere productiviteit

6
New cards

Reactie overheid op krappe arbeidsmarkt

  • AOW-leeftijd verhogen, belastingvoordeel voor werkenden, subsidies voor kinderopvang

7
New cards

Geldillusie

Denken in nominale termen ipv reële termen

8
New cards

2 soorten inflatie

  • bestedingsinflatie: rente daalt → mensen meer lenen en minder sparen → meer consumptie → vraag > productiecapaciteit → inflatie

  • kosteninflatie: kosten bedrijven hoger → bij gelijke productiviteit worden kosten p.e.p → bedrijven berekenen de kosten door in verkoopprijzen → inflatie

9
New cards

5 soorten kosteninflatie

  • loonkosteninflatie: stijging lonen hoger dan toename arbeidsproductiviteit

  • rente-inflatie: investeringen worden betaald door leningen

  • belasting-inflatie: overheid past btw-tarieven toe

  • geïmporteerde inflatie: prijzen buitenland stijgen waardoor grondstoffen duurder worden

  • winstmarge-inflatie: alleen bij oligopolies/monopolies

10
New cards

Gevolgen inflatie binnenlands

  • verslechtering koopkracht

  • reële waarde spaargeld neemt af

  • reële waarde schulden neemt af

  • versnelde binnenlandse besteding (toekomst nog duurder)

11
New cards

Gevolgen inflatie buitenlands

  • verslechtering concurrentiepositie

  • versnelde export (angst voor hogere prijzen)

  • “goedkoper” importeren (ruilvoetverbetering)

12
New cards

M1

Maatschappelijke geldhoeveelheid → geld dat publiek heeft om bestedingen mee te doen.

13
New cards

Depositogarantiestelsel

Als bank failliet gaat krijgt iedereen tot 100.000 euro terug zodat niet iedereen naar bank toe gaat om geld op te nemen bij een dreigend faillissement.

14
New cards

Liquiditeitspercentage

(kas + tegoed centrale bank) / rekening courant tegoed x 100%

15
New cards

M2

Secundaire liquiditeitenmassa → niet direct mee betalen, maar kan snel omgezet worden in geld.

16
New cards

Geldschepping

Toename maatschappelijke geldhoeveelheid

  • substitutie: samenstelling geldhoeveelheid verandert

  • transformatie: van M2 naar M1 of andersom

  • wederzijdse schuldaanvaarding (bank schuld door extra uitlenen, klant schuld om terug te betalen (debiteuren))

17
New cards

Liquiditeitsval

Extra geld (door verlaging belasting/verhoging lonen) wordt niet besteedt maar beland in inactieve kassen (M2)

18
New cards

Kwantitatieve verruiming

ECB creëert nieuw geld om waardepapieren op te kopen. Er komt meer aanbod op de geldmarkt waardoor de rente daalt → banken lenen meer uit (meer consumptie = toename productie)

19
New cards

(on)gewenste gevolgen lage rente

  • op financiële markt: sparen levert amper op, dus wordt beleggen aantrekkelijker (daar nemen prijzen toe)

  • op huizenmarkt: hoge vraag hypothecair krediet en aanbodtekort → hoge prijzen

  • ongelijkheid neemt toe in vermogen en inkomen (met waardepapieren meer vermogen → zonder waardepapieren minder vermogen)

20
New cards

Betalingsbalans (+ onderdelen)

Overzicht ontvangsten en uitgaven (naar/van) buitenland → registratie transacties met buitenland.

  • Lopende rekening

  • Kapitaalrekening

Bij materieel overschot (ontvangsten > uitgaven) gaat valutareserve ECB omhoog.

21
New cards

Onderdelen lopende rekening

  • export en import

  • beloningen productiefactoren (rente, loon, huur, pacht, winst)

22
New cards

Onderdelen kapitaalrekening

  • investeringen in buitenland (ook leningen)

  • beleggingen

23
New cards

Wat is invloed betalingsbalans op werkgelegenheid

Bij overschot lopende rekening → export > import → meer productie → meer vraag naar arbeid → meer werkgelegenheid

24
New cards

Waarom vrijhandel en geen protectie

  • internationale concurrentie drukt prijzen

  • specialisatie = betere kwaliteit

  • protectie kan leiden tot handelsoorlog

  • protectie houdt innovatie tegen

  • optimale allocatie productiefactoren

  • vrijhandel = maximale wereldwelvaart

25
New cards

Instrumenten protectionisme

  • tarifaire belemmeringen: invoerheffingen (buitenlandse producten duurder) en exportsubsidies (binnenlandse producten goedkoper)

  • non-tarifaire belemmeringen: invoerquotum en administratieve rompslomp

26
New cards

Argumenten voor protectie

  • infant industry: ontwikkelingslanden moeten kunnen ontwikkelen zonder weggeconcurreerd te worden

  • scheve verdeling welvaart tussen landen

  • werkgelegenheid kan verdwijnen

  • bescherming in vitale sectoren

  • reactie op protectie andere landen

27
New cards

Wisselkoersen

  • toename vaag naar de munt = stijging wisselkoers (appreciatie)

  • toename aanbod van de munt = daling wisselkoers (depreciatie)

28
New cards

Oorzaken wisselkoersveranderingen

  • verschillen in inflatie tussen landen: als inflatie in Amerika harder stijgt dan Europa → mensen kopen liever in Europa → euro is nodig → vraag naar euro stijgt → wisselkoers euro stijgt (loopt via lopende rekening)

  • verschillen in rentestanden tussen landen: als rente in Amerika hoger is dan Europa → internationale beleggers liever in Amerika → vraag naar dollar stijgt → wisselkoers dollar stijgt (loopt via kapitaalrekening)

29
New cards

Invloed wisselkoers op inflatie

Als wisselkoers euro daalt wordt import duurder en export stijgt (bestedingsinflatie), duurdere import wordt doorberekend in verkoopprijs (kosteninflatie)

30
New cards

Voor/nadelen flexibele wisselkoers

  • voordeel: nooit langdurig tekort/overschot op betalinsbalans

  • nadeel: wisselkoers onzekerheid remt internationale handel/kapitaalstromen

31
New cards

Invloed rente op wisselkoers

  • rente stijgt in eurozone → trekt buitenlandse beleggers aan → vraag naar euro stijgt → wisselkoers stijgt

  • rente stijgt in eurozone → beleggingen Europeanen in buitenland daalt → aanbod euro daalt → wisselkoers stijgt

32
New cards

Manieren van interventie bij vaste wisselkoersen

  • directe interventie: valuta opkopen → betalen in vreemde valuta, waardoor koers verhoogd (wel daling valutareserve CB)

  • indirecte interventie: rente verhogen → trekt internationale beleggers aan (meer vraag = stijging wisselkoers)

33
New cards

Wat te doen als interveniëren niet meer mogelijk is

  • revaluatie: spilkoers verhogen

  • devaluatie: spilkoers verlagen

34
New cards

Trilemma van het monetair beleid

  • 3 opties, 2 tegelijk mogelijk:

    • zelfstandig monetair beleid

    • vrij kapitaalverkeer

    • vaste wisselkoers

35
New cards

Voor/nadelen gezamenlijke munt

  • Voordelen: transpirantie, geen omwisselkosten, geen koersrisico, goed voor internationale handel

  • nadelen: verlies koersinstrument, verliest rente-instrument, verlies eigen begrotingsbeleid (verlies soevereiniteit)

36
New cards

Doelen EMU

  • begrotingstekort max 3% BBP

  • staatsschuld max 60% BBP

  • inflatie rond 2%

37
New cards

3 visies ISMBGA-model

  • Keynesianen: begrotingsbeleid is effectiever dan monetair beleid → renteverandering weinig invloed op bestedingen

  • Monetaristen: monetair beleid effectiever dan begrotingsbeleid → renteverandering wel invloed op bestedingen

  • Klassieken: perfecte prijsstabiliteit & loonflexibiliteit → lonen/prijzen passen zich snel aan en liggen niet vast (GA is verticaal)