Test des verbes 1

une pénurie

een tekort

sale

vuil

se mettre à

beginnen aan

grincer

piepen, kraken

résonner

echoën

s’effondrer

instorten

abordable

betaalbaar

le bail

het huurcontract

une déception

een teleurstelling

le toit

het dak

le cafard

de kakkerlak

le carrelage

de tegels, de tegelvloer

les dégâts (m)

de schade

le délai

de termijn

l’entretien (m)

het onderhoud

l’état des lieux (m)

de inventaris

l’immeuble (m)

het flatgebouw

l’inconvénient (m)

het nadeel

le locataire

de huurder

le loyer

de huur(prijs)

le mètre carré

de vierkante meter

le taudis

het krot

le tuyau (d’évacuation)

de (afvoer)buis

l’arnaque (f)

de oplichting

la caution

de waarborg

la fissure

de barst

la fuite (d’eau, de gaz,…)

het (water-, gas-,…) lek

l’humidité (f)

de vochtigheid

la moisissure

de schimmel

la nuisance

de overlast, de hinder

la pénurie

de schaarste

la superficie

de oppervlakte

couler

lopen, lekken

gâcher

verpesten

prévenir

verwittigen

résilier

opzeggen, annuleren

se préoccuper de

zich zorgen maken (over)

locatif

huur-

nocis

schadelijk

pourri

rot

rénové

vernieuwd

sonore

geluids-

être à charge de

ten laste zijn van

être digne de confiance

betrouwbaar zijn

déposer plainte

klacht neerleggen

mettre en demeure

in gebreke stellen

mettre un terme à

een einde stellen aan

par recommandé

aangetekend

payer des dommages et intérêts

schadevergoeding betalen

sauter sur une occasion

de gelegnheid aangrijpen

une pièce

een woonruimte

une chambre

slaapkamer

convivial

gezellig

une roulotte

een woonwagen

une péniche

een woonboot

une cabane

een hut

une yourte

een yourt

un gratte-ciel

een wolkenkrabber

une caravane

een caravan

un château

een kasteel

le séjours

de woonkamer

la buanderie

het waskot

la cave

de kelder

le grenier

de zolder

un canapé

een zetel

un évier

een gootsteen

un fauteuil

een stoel

un four (à micro-ondes)

een (microgolf) oven

un lave-vaisselle

vaatwasser

un rideau

een gordijn

une baignoire

een bad

une casserole

een pan

une commode

een ladekast

une étagère

een rek

une hotte

een dampkap

une poêle

een braadpan

une table basse

een salontafel

ranger la chambre

de kamer opruimen

passer l’aspirateur

stofzuigen

tondre la pelousse

het gras afrijden

passer la serpillière

dweilen

réchauffer un plat

een bord opwarmen

trier le linge

de was sorteren

jardiner

tuinieren

nettoyer les vitres

de ramen kuisen

débarrasser la table

de tafel afruimen

faire la vaisselle

afwassen

faire la lessive

de was doen

repasser

strijken

étendre le linge

de was uithangen

prendre la poussière

afstoffen