Dierkunde - H1

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/18

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Alle te kennen worden/definities

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

19 Terms

1
New cards

Waarom dierkunde?

  • zeer oude wetenschap, oorspronkelijk zeer utilitair

  • nu fundamentele wetenschap, maar veel toepassingsgebieden

2
New cards

morfologie

studie van de vorm van een dier

3
New cards

eigenschappen van leven

  • moeilijk te definiëren

  • constante evolutie = eigenschappen veranderen

  • toch enkele gemeenschappelijke kenmerken

    • unieke chemische samenstelling

    • hiërarchische organisatieniveaus

    • voortplanting

    • genetische code

    • metabolisme

    • ontwikkeling en groei

4
New cards

unieke chemische samenstelling

macromoleculen

  • nucleïnezuren: RNA, DNA

  • aminozuren: proteïnen

  • koolhydraten

  • lipiden (vetten)

5
New cards

hiërarchische organistatieniveaus

hogere organisatieniveaus zijn meer dan de som van de delen

  • moleculen

  • cellen

  • weefsels

  • organen

  • individuen

  • populaties

  • gemeenschappen

6
New cards

voortplanting

reproductie van informatie met evt. ‘foutjes’

  • samenspel

    • erfelijkheid

    • variatie

  • seksuele reproductie

    • nieuwe combinaties van informatie

7
New cards

genetische code

opeenvolging van nucleïnezuren in (meestal) DNA

8
New cards

metabolisme

  • opname van voedingsstoffen uit omgeving

  • afbraak tot eenvoudigere moleculen

    • energie

    • bouwstoffen

9
New cards

ontwikkeling en groei

typische levenscyclus

10
New cards

wat is een dier?

makkelijker om te zeggen, wat is geen dier?

11
New cards

onderverdeling van leven in 3 domeinen

opgedeeld in 2 grote groepen

  • eukaryoten: volledige celbouw

    • domein eukarya

      • regnum protista

      • regnum fungi

      • regnum plantae

      • regnum animalia

  • prokaryoten: onvolledige celbouw

    • domein: eubacteria

    • domein: archaebacteria

  • nog andere niet geplaatste groepen

    • virussen

    • viroïden

12
New cards

eubacteria

  • microscopisch klein

  • meestal unicellulair, soms multicellulair

  • foto-autotroof, chemo-autotroof of heterotroof

  • meestal saprotroof of parasitair

  • beweeglijk of onbeweeglijk

  • ubiquist

  • problematische systematiek

  • cyanobacteria/blauwwieren

    • fotosynthetisch, 02 producerend

    • vaak in kolonies

    • endosymbiont in eukaryote cellen

      • ontstaan chloroplasten in planten

  • proteobacteria/purperbacteriën

    • o.a. Salmonella, Yersinia, Escherichia, Campylobacter, …

    • endosymbiont als mitochondria in eukaryoten

13
New cards

archaebacteria

  • microscopisch klein

  • meestal anaëroob, sommige aëroob

  • sommige zijn autotroof

  • eigen bacteriofage virussen

  • methanogene bacteriën

    • meest voorkomende archaebacteria

    • compleet anaëroob

    • reduceren o.a. CO2 tot CH4 (methaan)

    • stilstaand water, rumen van runderen, darm vele dieren, oceaanbodem, heetwaterbronnen, … maar enkel als vrije 02 volkomen ontbreekt

14
New cards

regnum protista

  • eukaryooot

  • unicellulair, eventueel kolonievormend (eencellig)

  • meestal microscopisch klein

  • 2 manieren van voeding

    • eencellige foto-autotrofe Algae

    • heterotrofe protozoa

  • een groep bevat voorouders van dieren, andere van planten en nog andere van schimmels (fungi)

15
New cards

regnum fungi

  • eukaryoot

  • geen fotosynthetische pigmenten, heterotroof

  • meestal saprofaag, soms parasitair

  • twee phyla

    • myxomycophyta (slijmzwammen, zonder celwand)

    • eumycophyta (de echte zwammen, stijve celwanden)

16
New cards

regnum plantae

  • eukaryoot

  • multicellulair

  • foto-autotroof

  • stijve celwanden

  • meestal niet mobiel

  • koolhydraten opgeslagen onder de vorm van zetmeel

17
New cards

regnum animalia

  • eukaryoot

  • multicellulair (geen uitzonderingen)

  • heterotroof

  • koolhydraten opgeslagen als glycogeen

  • geen celwand

  • gespecialiseerde intercellulaire verbindingen

  • autonome verplaatsing

  • spiercellen en zenuwcelllen

  • sexuele voortplanting (sommige asexuele voortplanting)

  • embryonale ontwikkeling met regelmatige klievingspatronen

18
New cards

virussen

  • levende eigenschappen

    • reproductie

    • mutaties mogelijk —> evolutie

  • niet-levende eigenschappen

    • acellulair

    • geen eigen metabolisme

    • DNA of RNA, maar niet allebei

  • opgebouwd uit

    • genoom

    • eiwitmantel

    • soms ‘envelope’ (stuk plasmamembraan van gastheercel)

19
New cards

viroïden

kleine stukken infectieus RNA

  • prionen: infectieuze eiwitten (induceren malformatie van zelfde proteïnen)

  • —> besmettelijk