1/18
Alle te kennen worden/definities
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Waarom dierkunde?
zeer oude wetenschap, oorspronkelijk zeer utilitair
nu fundamentele wetenschap, maar veel toepassingsgebieden
morfologie
studie van de vorm van een dier
eigenschappen van leven
moeilijk te definiëren
constante evolutie = eigenschappen veranderen
toch enkele gemeenschappelijke kenmerken
unieke chemische samenstelling
hiërarchische organisatieniveaus
voortplanting
genetische code
metabolisme
ontwikkeling en groei
unieke chemische samenstelling
macromoleculen
nucleïnezuren: RNA, DNA
aminozuren: proteïnen
koolhydraten
lipiden (vetten)
hiërarchische organistatieniveaus
hogere organisatieniveaus zijn meer dan de som van de delen
moleculen
cellen
weefsels
organen
individuen
populaties
gemeenschappen
voortplanting
reproductie van informatie met evt. ‘foutjes’
samenspel
erfelijkheid
variatie
seksuele reproductie
nieuwe combinaties van informatie
genetische code
opeenvolging van nucleïnezuren in (meestal) DNA
metabolisme
opname van voedingsstoffen uit omgeving
afbraak tot eenvoudigere moleculen
energie
bouwstoffen
ontwikkeling en groei
typische levenscyclus
wat is een dier?
makkelijker om te zeggen, wat is geen dier?
onderverdeling van leven in 3 domeinen
opgedeeld in 2 grote groepen
eukaryoten: volledige celbouw
domein eukarya
regnum protista
regnum fungi
regnum plantae
regnum animalia
prokaryoten: onvolledige celbouw
domein: eubacteria
domein: archaebacteria
nog andere niet geplaatste groepen
virussen
viroïden
…
eubacteria
microscopisch klein
meestal unicellulair, soms multicellulair
foto-autotroof, chemo-autotroof of heterotroof
meestal saprotroof of parasitair
beweeglijk of onbeweeglijk
ubiquist
problematische systematiek
cyanobacteria/blauwwieren
fotosynthetisch, 02 producerend
vaak in kolonies
endosymbiont in eukaryote cellen
ontstaan chloroplasten in planten
proteobacteria/purperbacteriën
o.a. Salmonella, Yersinia, Escherichia, Campylobacter, …
endosymbiont als mitochondria in eukaryoten
archaebacteria
microscopisch klein
meestal anaëroob, sommige aëroob
sommige zijn autotroof
eigen bacteriofage virussen
methanogene bacteriën
meest voorkomende archaebacteria
compleet anaëroob
reduceren o.a. CO2 tot CH4 (methaan)
stilstaand water, rumen van runderen, darm vele dieren, oceaanbodem, heetwaterbronnen, … maar enkel als vrije 02 volkomen ontbreekt
regnum protista
eukaryooot
unicellulair, eventueel kolonievormend (eencellig)
meestal microscopisch klein
2 manieren van voeding
eencellige foto-autotrofe Algae
heterotrofe protozoa
een groep bevat voorouders van dieren, andere van planten en nog andere van schimmels (fungi)
regnum fungi
eukaryoot
geen fotosynthetische pigmenten, heterotroof
meestal saprofaag, soms parasitair
twee phyla
myxomycophyta (slijmzwammen, zonder celwand)
eumycophyta (de echte zwammen, stijve celwanden)
regnum plantae
eukaryoot
multicellulair
foto-autotroof
stijve celwanden
meestal niet mobiel
koolhydraten opgeslagen onder de vorm van zetmeel
regnum animalia
eukaryoot
multicellulair (geen uitzonderingen)
heterotroof
koolhydraten opgeslagen als glycogeen
geen celwand
gespecialiseerde intercellulaire verbindingen
autonome verplaatsing
spiercellen en zenuwcelllen
sexuele voortplanting (sommige asexuele voortplanting)
embryonale ontwikkeling met regelmatige klievingspatronen
virussen
levende eigenschappen
reproductie
mutaties mogelijk —> evolutie
niet-levende eigenschappen
acellulair
geen eigen metabolisme
DNA of RNA, maar niet allebei
opgebouwd uit
genoom
eiwitmantel
soms ‘envelope’ (stuk plasmamembraan van gastheercel)
viroïden
kleine stukken infectieus RNA
prionen: infectieuze eiwitten (induceren malformatie van zelfde proteïnen)
—> besmettelijk