biologie

studied byStudied by 2 people
0.0(0)
learn
LearnA personalized and smart learning plan
exam
Practice TestTake a test on your terms and definitions
spaced repetition
Spaced RepetitionScientifically backed study method
heart puzzle
Matching GameHow quick can you match all your cards?
flashcards
FlashcardsStudy terms and definitions

1 / 74

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

gaswisseling afvoer

75 Terms

1

uitscheiding

het afvoeren van afvalstoffen door het lichaam

New cards
2

longen

deel van het ademhalingsstelsel; orgaan in de borstholte waar gaswisseling plaatsvindt

New cards
3

gaswisseling

opnemen van gassen uit de lucht en afgeven van gassen aan de lucht

New cards
4

luchtpijp

buis die de keelholte met de longen verbindt

New cards
5

bronchiën

vertakkingen van de luchtpijp waardoor lucht in de richting van de longen en terug wordt vervoerd

New cards
6

longblaasjes

blaasjes aan de uiteinden van de fijnste bronchiolen

New cards
7

diffusie

verplaatsing van stoffen van een plek met een hoge concentratie naar een plek met een lage concentratie

New cards
8

zuurstofconcentratie (zuurstofdruk)

aandeel van zuurstof in een gas of vloeistof

New cards
9

koolstofdioxideconcentratie (koolstofdioxidedruk)

aandeel van koolstofdioxide in een gas of vloeistof

New cards
10

zuurstoftransport

transport van zuurstof; in bloed voornamelijk door binding aan hemoglobine

New cards
11

hemoglobine

zuurstofbindend eiwitmolecuul in rode bloedcellen

New cards
12

koolstofdioxidetransport

transport van koolstofdioxide, in bloed voornamelijk als waterstofcarbonaationen

New cards
13

ademhalingsspieren

het middenrif, de binnenste en buitenste tussenribspieren en de buikspieren

New cards
14

ventilatiebewegingen

ademhaling door groter en kleiner worden van de longen

New cards
15

dode ruimte

inhoud van de bronchiën, de luchtpijp en de keel- of neusholte; wordt ongebruikt weer uitgeademd

New cards
16

restvolume

hoeveelheid lucht die na een maximale uitademing in de longen achterblijft

New cards
17

vitale capaciteit

hoeveelheid lucht die in één ademhaling maximaal kan worden verplaatst

New cards
18

longcapaciteit

de vitale capaciteit plus het restvolume

New cards
19

lever

orgaan waarin veel stofwisseling plaatsvind

New cards
20

leverlobjes

zeshoekige structuren binnen de lever

New cards
21

gal

wordt geproduceerd door de cellen van de lever en bevat onder andere water en galzuren

New cards
22

glucoseconcentratie

concentratie van glucose; wordt in het bloed min of meer constant gehouden door een regelmechanisme met insuline en glucagon

New cards
23

ureum

stof die ontstaat in de lever door omzetting van ammoniak

New cards
24

nieren

uitscheidingsorganen die overtollige en schadelijke stoffen uit het bloed verwijderen en urine produceren

New cards
25

nierschors

buitenste deel van de nieren waar urine wordt gevormd

New cards
26

niermerg

deel van de nieren waar urine wordt gevormd

New cards
27

urine

stof die door de nieren wordt gevormd en die bestaat uit water, zouten en schadelijke stoffen

New cards
28

urineblaas

orgaan waarin urine tijdelijk wordt opgeslagen

New cards
29

niereenheid

deel van een nier dat voor het grootste deel bestaat uit een nierbuisje

New cards
30

kapsel van bowman

begin van een nierbuisje: deel met openingen die doorlaatbaar zijn voor kleine moleculen

New cards
31

glomerulus

vertakking van de nierslagader die zich in het nierkapsel verder vertakt tot een kluwen van haarvaten

New cards
32

nierbuisje

deel van een niereenheid waarin urine wordt gevormd; bestaat uit twee gekronkelde delen en de lis van Henle

New cards
33

ultrafiltratie

proces waarbij een deel van het bloedplasma vanuit de haarvaten in het nierkapsel wordt geperst

New cards
34

terugresorptie

opname van nuttige stoffen uit de voorurine via actief transport door cellen in de wand van de nierbuisjes, gevolgd door afvoer naar de bloedvaten

New cards
35

reabsorptie

opname van nuttige stoffen uit de voorurine via actief transport door cellen in de wand van de nierbuisjes, gevolgd door afvoer naar de bloedvaten

New cards
36

ADH

hormoon uit de hypofyse dat de doorlaatbaarheid van de celmembranen in de nierbuisjes en de verzamelbuisjes vergroot, waardoor meer water aan de voorurine wordt onttrokken

New cards
37

waterhuishouding

regeling van de hoeveelheid water binnen het lichaam

New cards
38

huid

grootste orgaan van het lichaam dat beschermt tegen invloeden van buiten en ervoor zorgt dat het lichaam op de juiste temperatuur blijft, vormt de eerste verdedigingslinie

New cards
39

zweetklieren

klieren in de lederhuid die zweet produceren

New cards
40

regelkringen

systeem dat ervoor zorgt dat een bepaalde waarde wordt hersteld of in stand gehouden

New cards
41

temperatuurregulatie

herstellen of in stand houden van de gewenste lichaamstemperatuur door organismen

New cards
42

uitwendige milieu

omgeving van een organisme

New cards
43

zweet

product van zweetklieren; bestaat voornamelijk uit water en zouten

New cards
44

lichaamseigen

stoffen of cellen die door je lichaam worden gemaakt of onderdeel zijn van je lichaam

New cards
45

lichaamsvreemd

stoffen of cellen die niet in je lichaam thuishoren

New cards
46

antibiotica

medicijnen die bacteriën doden of hun groei remmen

New cards
47

resistent

ongevoelig, bijvoorbeeld een bacterie die ongevoelig wordt door overmatig gebruik van antibiotica

New cards
48

virussen

eiwitmantels met daarin een streng DNA of RNA; zijn geen organisme en kunnen alleen overleven en zich voortplanten als het lukt om een lichaamscel binnen te dringen

New cards
49

DNA-virus

virus dat bestaat uit een streng DNA met daaromheen een eiwitmantel

New cards
50

RNA-virus

virus dat bestaat uit een streng RNA met daaromheen een eiwitmantel

New cards
51

eiwitmantel

omhulsel van een virus met daarbinnen een streng DNA of RNA

New cards
52

slijmvliezen

vocht producerende cellen die samen met de huid de eerste verdedigingslinie vormen in de bescherming tegen gevaren van buitenaf

New cards
53

aangeboren afweer

snelle eerste afweer, gericht tegen verschillende typen ziekteverwekkers; komt bij de meeste organismen voor

New cards
54

verworven afweer

afweer gericht tegen één type ziekteverwekker en tegen veranderde eigen cellen; komt alleen bij gewervelde dieren voor

New cards
55

beenmerg

bevat adulte stamcellen waaruit verschillende typen witte bloedcellen, zoals fagocyten, mestcellen en lymfocyten ontstaan

New cards
56

lymfeknopen

hierin bevinden zich witte bloedcellen en wordt lymfe gezuiverd van onder andere ziekteverwekkers

New cards
57

B-cellen

lymfocyten die in het beenmerg zijn gerijpt

New cards
58

antigenen

moleculen (vaak eiwitten) die zich op een celmembraan bevinden en het afweersysteem kunnen activeren

New cards
59

macrofagen

fagocyten die binnendringende ziekteverwekkers snel onschadelijk maken

New cards
60

mestcellen

witte bloedcellen die zich vooral in de weefsels van de huid en slijmvliezen bevinden; geven chemische stoffen zoals histamine af bij contact met lichaamsvreemde stoffen, ziekteverwekkers of stoffen die bij een verwonding vrijkomen

New cards
61

receptoren

moleculen op celmembraan van lymfocyt die één type antigeen kunnen binden

New cards
62

T-helpercellen

ze produceren bepaalde stoffen, waardoor de ontwikkeling van cytotoxische T-cellen wordt geactiveerd

New cards
63

cytotoxische T-cellen

gaan op zoek naar door ziekteverwekkers geïnfecteerde lichaamscellen

New cards
64

geheugencellen

langlevende cellen die bij een nieuwe infectie met een bekende ziekteverwekker de antigenen direct herkennen

New cards
65

natuurlijke immuniteit

immuniteit die wordt verkregen als reactie op het binnendringen van een ziekteverwekker

New cards
66

kunstmatige immuniteit

immuniteit die wordt verkregen door bewuste blootstelling aan een antigeen

New cards
67

vaccinatie

toediening van een stof die het afweersysteem activeert en daardoor immuniteit opwekt

New cards
68

actieve immuniteit

immuun maken door het activeren van het afweersysteem door vaccinatie

New cards
69

passieve immuniteit

tijdelijk immuun maken door inspuiten van antistoffen in de vorm van een antiserum

New cards
70

transplantatie

vervangen van een aangetast weefsel of orgaan door een ander weefsel of orgaan

New cards
71

donor

iemand die een weefsel of orgaan afstaat voor transplantatie

New cards
72

acceptor

ontvanger van een weefsel of orgaan bij transplantatie

New cards
73

ABO-systeem

systeem van bloedgroepen dat onderscheid maakt tussen bloedgroepen A, B, AB en 0 (nul) op grond van twee antigenen op de celmembranen van rode bloedcellen

New cards
74

bloedtransfusie

transfusie waarbij een patiënt alleen het bestanddeel van het bloed krijgt dat hij nodig heeft, meestal zijn dat rode bloedcellen

New cards
75

resusfactor

eiwit dat bij 85% van de mensen op de celmembranen van de rode bloedcellen voorkomt

New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 1 person
808 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 16 people
847 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 30 people
704 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 54 people
185 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 181 people
919 days ago
5.0(2)
note Note
studied byStudied by 35 people
243 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 3 people
51 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 21 people
612 days ago
5.0(1)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard (59)
studied byStudied by 3 people
147 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (35)
studied byStudied by 10 people
549 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (415)
studied byStudied by 6 people
631 days ago
4.0(2)
flashcards Flashcard (30)
studied byStudied by 5 people
701 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (104)
studied byStudied by 117 people
371 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (30)
studied byStudied by 29 people
423 days ago
5.0(2)
flashcards Flashcard (57)
studied byStudied by 17 people
707 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (40)
studied byStudied by 35 people
15 minutes ago
5.0(1)
robot