Spanish Unit 6, El cuerpo humano

Vocabulary

ojo

oog

barba

baard

bigote

snor

puente de la nariz

neusbrug

la punta de la nariz

punt van de neus

nariz

neus, snuit

diente

tand

muela

kies

cara

gelaat, gezicht, kant, zijde

boca

bek, mond

cuello

nek, hals, boord, kraag

garganta

hals, keel, strot

cabeza

hoofd, kop

espalda

rug

dedo

vinger, teen

mano

hand

los dedos de los pies

tenen

el dedo gordo de pie

dikke teen

pie

voet, poot

pierna

been, onderbeen, poot

pelo

haar

estómago

maag

la gota de sangre

druppel bloed

lavarse los dientes

tanden poetsen

cepillar

vegen, borstelen

cepillo de dientes

tandenborstel

afeitar(-se)

zich scheren, scheren

lavarse la cara

je gezicht wassen

lavar

wassen, de was doen

sucio

onrein, vies, vuil

limpio

netjes, proper, schoon

sonarse la nariz

de neus snuiten

limpiar

schoonmaken, poetsen

pasta de dientes

tandpasta

toalla

handdoek, badhanddoek

jabón

zeep

champú

shampoo

baño

badkuip, toilet, bad, baden

lápiz

potlood

colonia

parfum, kolonie, nederzetting

pintar(-se)

zich opmaken, schilderen

feo

lelijk, onaantrekkelijk, vies, vuil

guapo

mooi, knap

delgado

rank, slank, tenger, dun

gordo

dik

alto

groot, hoog, luid

bajo

klein, laag

fuerte

sterk, krachtig, hard, machtig, luid

peinar

kammen

cepillo

borstel

gel

gel

rubio

blond

negro

zwart

peluquería

kapsalon

rizado

gekruld

calvo

kaal

cortarse el pelo

je haar laten knippen

el corte de pelo

knipbeurt

desodorante

deodorant

calor

hitte, warmte

frío

koel, koud

llevar

aanhebben, brengen, dragen; meenemen

poner(-se)

iets aantrekken, zich kleden, een kledingstuk aandoen

ropa

kleding, wasgoed

quitar(-se)

uitdoen, een kledingstuk uittrekken

cambiar(-se)

zich omkleden, wisselen, ruilen, veranderen

abrigo

jas, overjas

cazadora

jas, sportieve jas, jack

camisa

hemd, overhemd, shirt

blusa

bloes, blouse, overhemd

bragas

onderbroek, slip

calzoncillo

onderbroek, slip

sujetador

beha

pantalón

lange broek, pantalon

vaqueros

jeansbroek, cowboy, veedrijver

falda

mantel, rok

pijama

pyjama

bañador

badpak, zwembroek

biquini

bikini

traje

klederdracht, gewaad, kostuum, pak

jersey

trui

uniforme

tenue, uniform

bolso

handtas

cartera

portemonnee, boekentas, klantenbestand

maletín

aktetas

reloj

horloge, klok

sombrero

hoed

gorra

pet

gorro

muts

pañuelo

zakdoek

guante

handschoen, want

corbata

das, stropdas

bufanda

sjaal, das

paraguas

paraplu, parasol, regenscherm

calcetín

sok

media

panty, kous, gemiddelde

zapato

schoen

bota

laars

a cuadros

geruit, met ruitjes

físico

fysiek, lichaamsbouw, fysicus