1/20
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
perioden om spreiding/groei bevolking te onderscheiden
prekoloniale tijd
koloniale tijd
postkoloniale tijd
moderne tijd
na 1960
Migratie in prekoloniale tijd
Van Noord-Amerika naar ZA → door Andes. Leven in kleine boerengemeenschappen (koeler, waardoor landbouw mogelijk is). Terrassen tegen helling (kanalen die bewateren). Inca-cultuur → hoge bevolkingsdichtheid.
Migratie in de koloniale tijd
1494: verdeeld tussen Spanje en Portugal. Portugezen naar Brazilië → plantages waar inheemsen moesten werken. Ook Afrikaanse slaven aangevoerd.
Inheemse bevolking nam af door ziekten vanuit Europa. Kleine bevolking (Spanje Portugal hielden grenzen dicht).
Migratie in de postkoloniale tijd
1830: onafhankelijk
1850: migratiestroom o.a. door Industriële Revolutie → beter vervoer en spoorlijnen. Handelssteden aan de kust. Immigratie op gang → landbouwgrond beschikbaar vanuit regering en dit trok Europese boeren aan.
Migratie in de moderne tijd
Na 1945 onrust en onderdrukking. Migratie naar Europa en VS. Na jaren 90 meer welvaart, vooral intercontinentale migratie.
Migratie na 1960
Binnenlandse migratie van grote handelssteden naar kleine steden. Kwam door bevolkingsdruk. Grote gevolgen voor de vertrekgebieden. (niet in alle landen van grote stad naar kleine steden, maar ook andersom).
Waardoor neemt demografische druk toe
acceptatie geboortebeperkende middelen
betere medische voorzieningen
betere riolering
schoner drinkwater
hogere welvaart
Duale economie
enerzijds modern, technologisch ontwikkeld
anderzijds en traditionele (achtergebleven → lage arbeidsproductiviteit)
Landbouwproducten (tropische gebieden en gematigd)
tropische gebieden: noten en vruchten. Foodcrops en cashcrops (cash = doel te verhandelen).
gematigde gebieden: maïs, sojabonen, katoen. Extensieve veeteelt
Verschillende typen landbouwbedrijven
grote gemechaniseerde landbouwbedrijven: produceren voor markt/export. Kapitaalintensief.
Middelgrote landbouwbedrijven: Familiebedrijven die in mechanisering zijn meegegaan.
Kleine bedjven: zwerflandbouw en kleine bedijven. Verdienen weinig. Groot aandeel bevolking, maar klein aandeel grond.
Latifundia
Kleine groep bezat groot deel van de grond in koloniale overheersing en er ontstonden bedrijven gericht op export.
Groene Revolutie
betere irrigatie, kunstmest en beschermingsmiddelen nam productie toe.
modernisering echter alleen bij grote boeren.
Verschillende perioden politieke situatie
Pre-koloniaal
Koloniaal (1500-1800/1830)
Post-koloniaal (1800/1830-1930)
Populisme (1930-1960)
Junta’s (1960-1980)
Neo-liberalisme (vanaf 1960)
Politieke situatie pre-koloniaal
macht bij kleine elite, grote massa horigen
grond in bruikleen
goed wegennetwerk
Politieke situatie koloniale tijd (1500-1800/1830)
formele machtsstructuur: macht bij Spaanse/Portugeze vorst (leidende rol kerk en inheemsen betaalden belasting etc)
informele machtsstructuur: machtsmisbruik, corrupte en onderdrukking door plaatselijke kolonisten
Politieke situatie postkoloniale tijd (1800/1830-1930)
oligarchie: grootgrondbezitters hebben macht
cliëntelisme: hulp in ruil voor steun/diensten
feodaal stelsel zorgt voor achterstand → migratie naar stad
leger greep in bij politieke instabiliteit (ontstond langzaam dictatuur)
Politieke situatie populisme (1930-1960)
macht bij één charismatische leider
sterke overheid voor beheersen economie
leger belangrijk
ook clientelisme?
Politieke situatie Junta’s (1960-1980)
militaire dictatuur
veel staatsgrepen
importsubstitutie en protectionisme (weinig concurrentie, slechte producten, hoge prijzen)
Politieke situatie neo-liberalisme (vanaf 1960)
democratie
vrijhandel, globalisering, concurrentie, invloed overheid, privatisering bedrijven
economische groei (meer export)
transparant bestuur nodig
bevolkinsparticipatie
Hoe ontstaat transparant bestuur
verantwoording
rechtvaardig
overeenstemmend
effectief
bevolkingsparticipatie
good governance
Sociale hiërarchie
peninsulares (mensen geboren in Spanje) bovenaan → vaak in gated communities met goede voorzieningen
creolen (geboren in ZA, Spaanse ouders)
mestiezen (wit + inheems) en zwart/wit gemengd → lagere opleiding, middenklasse groeit maar wel kwetsbaar
inheemsen, zwarte Afrikanen & zambo’s (Afrikaans + inheems) → leven rond armoedegrens, favela’s