Aardrijkskunde - ZA H2 - 6VWO

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/20

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

21 Terms

1
New cards

perioden om spreiding/groei bevolking te onderscheiden

  • prekoloniale tijd

  • koloniale tijd

  • postkoloniale tijd

  • moderne tijd

  • na 1960

2
New cards

Migratie in prekoloniale tijd

Van Noord-Amerika naar ZA → door Andes. Leven in kleine boerengemeenschappen (koeler, waardoor landbouw mogelijk is). Terrassen tegen helling (kanalen die bewateren). Inca-cultuur → hoge bevolkingsdichtheid.

3
New cards

Migratie in de koloniale tijd

1494: verdeeld tussen Spanje en Portugal. Portugezen naar Brazilië → plantages waar inheemsen moesten werken. Ook Afrikaanse slaven aangevoerd.

Inheemse bevolking nam af door ziekten vanuit Europa. Kleine bevolking (Spanje Portugal hielden grenzen dicht).

4
New cards

Migratie in de postkoloniale tijd

1830: onafhankelijk

1850: migratiestroom o.a. door Industriële Revolutie → beter vervoer en spoorlijnen. Handelssteden aan de kust. Immigratie op gang → landbouwgrond beschikbaar vanuit regering en dit trok Europese boeren aan.

5
New cards

Migratie in de moderne tijd

Na 1945 onrust en onderdrukking. Migratie naar Europa en VS. Na jaren 90 meer welvaart, vooral intercontinentale migratie.

6
New cards

Migratie na 1960

Binnenlandse migratie van grote handelssteden naar kleine steden. Kwam door bevolkingsdruk. Grote gevolgen voor de vertrekgebieden. (niet in alle landen van grote stad naar kleine steden, maar ook andersom).

7
New cards

Waardoor neemt demografische druk toe

  • acceptatie geboortebeperkende middelen

  • betere medische voorzieningen

  • betere riolering

  • schoner drinkwater

  • hogere welvaart

8
New cards

Duale economie

  • enerzijds modern, technologisch ontwikkeld

  • anderzijds en traditionele (achtergebleven → lage arbeidsproductiviteit)

9
New cards

Landbouwproducten (tropische gebieden en gematigd)

  • tropische gebieden: noten en vruchten. Foodcrops en cashcrops (cash = doel te verhandelen).

  • gematigde gebieden: maïs, sojabonen, katoen. Extensieve veeteelt

10
New cards

Verschillende typen landbouwbedrijven

  • grote gemechaniseerde landbouwbedrijven: produceren voor markt/export. Kapitaalintensief.

  • Middelgrote landbouwbedrijven: Familiebedrijven die in mechanisering zijn meegegaan.

  • Kleine bedjven: zwerflandbouw en kleine bedijven. Verdienen weinig. Groot aandeel bevolking, maar klein aandeel grond.

11
New cards

Latifundia

Kleine groep bezat groot deel van de grond in koloniale overheersing en er ontstonden bedrijven gericht op export.

12
New cards

Groene Revolutie

  • betere irrigatie, kunstmest en beschermingsmiddelen nam productie toe.

  • modernisering echter alleen bij grote boeren.

13
New cards

Verschillende perioden politieke situatie

  • Pre-koloniaal

  • Koloniaal (1500-1800/1830)

  • Post-koloniaal (1800/1830-1930)

  • Populisme (1930-1960)

  • Junta’s (1960-1980)

  • Neo-liberalisme (vanaf 1960)

14
New cards

Politieke situatie pre-koloniaal

  • macht bij kleine elite, grote massa horigen

  • grond in bruikleen

  • goed wegennetwerk

15
New cards

Politieke situatie koloniale tijd (1500-1800/1830)

  • formele machtsstructuur: macht bij Spaanse/Portugeze vorst (leidende rol kerk en inheemsen betaalden belasting etc)

  • informele machtsstructuur: machtsmisbruik, corrupte en onderdrukking door plaatselijke kolonisten

16
New cards

Politieke situatie postkoloniale tijd (1800/1830-1930)

  • oligarchie: grootgrondbezitters hebben macht

  • cliëntelisme: hulp in ruil voor steun/diensten

  • feodaal stelsel zorgt voor achterstand → migratie naar stad

  • leger greep in bij politieke instabiliteit (ontstond langzaam dictatuur)

17
New cards

Politieke situatie populisme (1930-1960)

  • macht bij één charismatische leider

  • sterke overheid voor beheersen economie

  • leger belangrijk

  • ook clientelisme?

18
New cards

Politieke situatie Junta’s (1960-1980)

  • militaire dictatuur

  • veel staatsgrepen

  • importsubstitutie en protectionisme (weinig concurrentie, slechte producten, hoge prijzen)

19
New cards

Politieke situatie neo-liberalisme (vanaf 1960)

  • democratie

  • vrijhandel, globalisering, concurrentie, invloed overheid, privatisering bedrijven

  • economische groei (meer export)

  • transparant bestuur nodig

  • bevolkinsparticipatie

20
New cards

Hoe ontstaat transparant bestuur

  • verantwoording

  • rechtvaardig

  • overeenstemmend

  • effectief

  • bevolkingsparticipatie

  • good governance

21
New cards

Sociale hiërarchie

  • peninsulares (mensen geboren in Spanje) bovenaan → vaak in gated communities met goede voorzieningen

  • creolen (geboren in ZA, Spaanse ouders)

  • mestiezen (wit + inheems) en zwart/wit gemengd → lagere opleiding, middenklasse groeit maar wel kwetsbaar

  • inheemsen, zwarte Afrikanen & zambo’s (Afrikaans + inheems) → leven rond armoedegrens, favela’s