1/25
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
angst (anxiety)
bezorgdheid, ongerustheid
coping door informatie te vermijden (avoidance coping)
copingstijl waarbij de patiënt zo weinig mogelijk informatie wil krijgen
coping door informatie te zoeken (attention coping)
copingstijl waarbij patiënten zo veel mogelijk informatie wil krijgen
cortisolniveau (cortisol level)
niveau van stresshormoon in het bloed uitgescheiden door de bijnier
burn-out (burnout)
geestelijke uitputting (van de hulpverlener) die ontstaat door chronische blootstelling aan stresserende situaties
hartkatheterisatie (cardiac catheterization)
met behulp van een hartcatheter wordt een vernauwing in de kransslagader opgerekt, ook wel dotterbehandeling genoemd.
conformerend (conforming)
een patiënt is conformerend als hij/zij verandert van opvatting of gedrag door veronderstelde of reële sociale druk
onpersoonlijke behandeling (depersonalization)
de patiënt wordt behandeld of hij/zij niet aanwezig is
emotionele uitputting (emotional exhaustion)
het gevoel dat je ‘het’ niet meer aankunt en niet meer in staat bent om anderen psychologisch te ondersteunen
emotionele besmetting (emotional-contagion)
onderling versterken van angst bijvoorbeeld wanneer patiënten die bij elkaar op de kamer liggen in dezelfde fase van ziekte- of behandeling verkeren
emotiegerichte coping (emotion-focused coping)
actie van de patiënt gericht op het vermijden van spanningen door ontkenning, afleiding of het zoeken van sociale steun
endoscopie (endoscopy)
onderzoek naar inwendige organen met een optisch instrument
algehele narcose (full anesthesia)
de patiënt wordt volledig buiten bewustzijn gebracht
ischemie (ischemia)
plaatselijke bloedeloosheid door belemmering van de bloedtoevoer, bijvoorbeeld door een embolie
lamaze-training (lamaze training)
methode om een patiënt psychisch voor te bereiden op een medische procedure
euthanasieverklaring
living will
MBMD (Millon Behavioral Medicine Diagnostic)
test voor meten van de reactie van de patiënt op de ziekte en voorspellen van moeilijkheden tijdens de behandeling
MMPI (Minnesota Multiphasic Personality Inventory)
persoonlijkheidstest die tien schalen bevat waarvan drie schalen relevant zijn voor het bieden van psychologische hulp
ziekenhuisinfectie (nosocomial infection)
ziekte of infectie die de patiënt oploopt tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis
palliatief (palliative)
behandeling niet meer gericht op genezing maar op draaglijk maken van ziekte en sterven
probleemgerichte coping (problem-focused coping)
actie van de patiënt gericht op het reduceren van spanningen of het vergroten van de belastbaarheid
psychogeen (psychogenic)
van psychische oorsprong
PAIS (Psychosocial Adjustment to Illness scale)
test die zeven verschillende psychosociale kenmerken van het leven van de patiënt meet die verband houden met de aanpassing aan een ziekte
reactie, ergens op reageren (Reactance)
boze reacties van patiënten die het gevoel hebben dat ze gecontroleerd worden of in hun vrijheden beperkt worden
scheidingsangst (separation distress)
angst die kinderen ervaren als ze worden gescheiden van hun ouders
waakzaam, nauwlettend (viligant)
waakzaam, nauwlettend