1/132
Flashcards in het Nederlands over psychopathologie bij kinderen en jeugdigen, gebaseerd op college aantekeningen.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Psychopathologie (bij kinderen en jeugdigen)
Omvat sociale én emotionele problemen die de ontwikkeling belemmeren.
Wanneer wordt afwijkend gedrag als een stoornis beschouwd?
Als het langdurig is, contextoverstijgend blijft, lijdensdruk veroorzaakt en in kenmerkende clusters voorkomt.
Ontwikkelingsperspectief binnen de psychopathologie
Het bestudeert hoe normale en afwijkende ontwikkeling elkaar beïnvloeden en wanneer een keerpunt naar pathologie ontstaat.
Prevalentie
Het aantal bestaande gevallen in een periode.
Incidentie
Het aantal nieuwe gevallen in die periode.
Etiologische factortypen
Veroorzakend, predisponerend, instandhoudend, uitlokkend en beschermend.
Symptoom
Een enkel teken.
Syndroom
Een vaste groep symptomen.
Stoornis
Een syndroom met lijdensdruk of beperkingen.
Doelen van classificeren
Epidemiologie, efficiënt samenvatten, professionele communicatie en koppeling aan verklarings- en behandeltheorie.
Diagnosticeren
Het integreert context- en functioneringsanalyse om tot een individueel behandelplan te komen.
Classificatiebenaderingen
Categorische benadering (DSM/ICD), dimensionale benadering (ASEBA en dergelijke) en systeembenadering.
Assen van de (oude) DSM-IV
Klinische stoornis,persoonlijkheidsstoornis of zwakzinnigheid, somatische aandoeningen, psychosociale problemen en de GAF-score.
Ecologische context (Bronfenbrenner)
Risico- en beschermende factoren liggen op micro- tot macrosysteemniveau en kleuren de stoornispresentatie.
Factoren die behandelingseffectiviteit bepalen
Kindkenmerken, gezin, professioneel netwerk en het behandelsysteem.
Cultuur-historisch voorbeeld van veranderende stoornisopvattingen
Homoseksualiteit gold ooit als stoornis maar wordt nu als normale variant gezien.
'Badkuip'-metafoor bij epidemiologie
Het waterniveau staat voor prevalentie, de instroom voor incidentie, de uitstroom voor herstel, de teruginstroom voor recidive en het lek voor mortaliteit.
Ontwikkelingspathologie ten opzichte van zwart-witdenken
Zij benadrukt een continuum en dynamiek in plaats van strikt ziek of niet-ziek.
Waarom angst evolutionair functioneel is
Zij motiveert tot het vermijden van reëel gevaar en bevordert overleving.
Wanneer spreekt men van een angststoornis?
Als de angst niet fase-adaptief is, blijft bestaan, disproportioneel is en het functioneren belemmert.
Vermijding
De situatie helemaal ontwijken.
Veiligheidsgedrag
Er wel ingaan maar met kunstmatige 'hulpmiddelen'.
Reactiekanalen bij angst
Cognitief, affectief, fysiologisch en gedragsmatig (inclusief relationeel).
DSM-5-angststoornissen bij jeugd (in ontwikkelingsvolgorde)
Separatieangststoornis, selectief mutisme, sociale-angststoornis, specifieke fobie, paniekstoornis, agorafobie en gegeneraliseerde-angststoornis.
Kerncriteria van de separatieangststoornis
Minimaal drie kenmerken (bijvoorbeeld extreme paniek bij weggaan, zorgen om de hechtingsfiguur) gedurende meer dan vier weken en met lijdensdruk.
Selectief mutisme als voorloper van sociale-angststoornis
Het niet-spreken is situationeel, gedreven door extreme sociale spanning, niet door een taaldeficit.
Cognitieve cirkel die sociale-angststoornis onderhoudt
Negatieve zelfschema's leiden tot verhoogd zelfbewustzijn, lichamelijke arousal en bevestiging door sociaal terugtrekgedrag.
Belangrijkste therapiecomponent bij fobieën
Systematische exposure zonder veiligheidsgedrag om nieuwe leerervaringen op te bouwen.
Paniekaanval
Een golf van intense angst met ten minste vier lichamelijke symptomen die binnen enkele minuten een piek bereiken.
Vicieuze cirkel van paniek
Lichamelijke sensatie leidt tot catastrofale interpretatie, wat meer angst en vervolgens meer sensatie oproept.
Paniekstoornis diagnose
Bij onverwachte aanvallen plus een maand lang anticipatieangst of vermijdingsgedrag.
Agorafobie volgens DSM-5
Angst voor minimaal twee situaties (openbaar vervoer, open of gesloten ruimtes enzovoort) uit vrees 'niet te kunnen ontsnappen', gedurende minstens zes maanden.
Rol van schoolweigering bij angstdiagnostiek
Emotionele opwinding en ouderlijke kennis wijzen op angstgerelateerde weigering in plaats van spijbelen.
Verschil veiligheidsgedrag korte vs. lange termijn
Op korte termijn geeft het opluchting, maar op lange termijn houdt het de angstige verwachting in stand.
Kerndimensies van de gegeneraliseerde-angststoornis
Chronisch piekeren over meerdere domeinen, moeilijk te controleren en langer dan zes maanden aanwezig.
Twee typen reacties die schoolweigering en spijbelen onderscheiden
Schoolweigering is angstgedreven met oudermedeweten; spijbelen is intentioneel ongeoorloofd afwezig zijn.
Hoofdsymptoomclusters van posttraumatische-stressstoornis
Intrusies, vermijding, negatieve cognities en stemming, en verhoogde arousal.
Waarom door een persoon veroorzaakt trauma de kans op posttraumatische-stressstoornis verhoogt
Menselijk opzet leidt tot meer gevoelens van machteloosheid en ontwrichting dan een natuurramp.
Verschil tussen enkelvoudige en complexe posttraumatische-stressstoornis in behandeling
Enkelvoudige PTSS reageert vaak op enkele EMDR-sessies; complexe PTSS vergt langere exposure en reductie van veiligheidsgedrag.
Functie van hypervigilantie bij posttraumatische-stressstoornis
Continue waakzaamheid moet vermeend gevaar voorkomen maar houdt het stresssysteem actief.
Flashback
Een dissociatieve herbeleving waarbij men tijdelijk het gevoel heeft weer in het trauma te zitten.
Rol van 'hotspots' in traumageheugen
Het meest emotioneel beladen deel wordt geïsoleerd opgeslagen en slecht geïntegreerd.
Waarom vermijding problematisch is bij posttraumatische-stressstoornis
Het voorkomt habituatie en integreert traumatische herinneringen niet in het autobiografische geheugen.
EMDR
Een geprotocolleerde desensitisatiemethode waarbij duale aandacht, onder andere oogbewegingen, de emotionele lading van het trauma vermindert.
Basispatronen die het gevolgemodel bij somatische klachten beschrijft
Angstige, boze en depressieve reactiepatronen.
Verschil tussen een zorgzoeker en een zorgvermijder bij ziekte-angststoornis
Een zoeker zoekt excessief medisch contact; een vermijder ontwijkt artsen uit angst voor bevestiging.
Conversiestoornis
Een functioneel neurologisch symptoom zonder somatische basis dat samenhangt met een psychische stressor.
Nagebootste stoornis (factitious disorder)
Het opzettelijk veroorzaken van symptomen om de patiëntrol te verkrijgen, zonder externe voordelen.
Münchhausen by proxy
Een verzorger wekt of vervalst klachten bij een kind om zelf indirect de ziekterol te krijgen.
Kernpresentaties die de DSM-5 onderscheidt bij aandachtstekort-hyperactiviteitsstoornis
Overwegend onoplettend, overwegend hyperactief-impulsief en een gecombineerd beeld.
Minimale duur en leeftijdscriterium voor de ADHD-diagnose
Symptomen zijn minimaal zes maanden aanwezig en zijn voor het twaalfde levensjaar begonnen.
Waarom ADHD als sterk erfelijk geldt
De geschatte genetische bijdrage ligt tussen zestig en negentig procent, vooral bij varianten in dopaminerge genen.
Executieve functies die vaak aangedaan zijn bij ADHD
Inhibitie, werkgeheugen, planning, emotieregulatie en zelfbewustzijn.
'Delay aversion'
Een voorkeur voor directe beloning doordat men moeite heeft om een beloning in de tijd af te wachten.
Primaire medicatiegroepen voor ADHD
Stimulantia, zoals methylfenidaat en amfetamine, en de niet-stimulant atomoxetine.
Rol van psychosociale factoren bij ADHD
Zij lokken ADHD niet uit maar kunnen symptomen versterken of in stand houden.
Herhaalproblemen
Dwanghandelingen of motorische en verbale tics met repeterende gedragingen.
Onderscheid tussen obsessieve-compulsieve stoornis en ticstoornis
OCS-handelingen zijn doelgericht en bedoeld om angst te reduceren; tics zijn kort, onvrijwillig en niet angstgedreven.
Comorbiditeit tussen ADHD en autismespectrumstoornis
Er zijn overlappende executieve-functietekorten; impulsiviteit versus sociale-cognitieve tekorten bepalen het primaire beeld.
Secundaire problemen die vaak voorkomen bij ADHD-pubers
Een laag zelfbeeld, verlies van leermotivatie en emotioneel explosief gedrag.
'Overdiagnosticering' bij volwassenen
Snelle labels zonder grondige anamnese, vaak met medicatie als enige interventie.
Differentiaaldiagnostisch aandachtspunt bij druk gedrag
Een verstandelijke beperking kan tot frustratiegedrag leiden in plaats van ADHD.
Waarom een derde van de ADHD-kinderen combineert met gedragsstoornissen
Impulsiviteit vergroot de kans op regelovertredend en oppositioneel gedrag.
Relatie tussen voeding en ADHD-symptomen
Strikte dieetinterventies tonen slechts een klein, kortdurend effect op de ernst van gedrag.
Wanneer is een stemming afwijkend?
Bij contextonafhankelijkheid, disproportionaliteit, normoverschrijding en toename van ernst.
Hoofdsymptomen van een depressieve episode
Sombere stemming en/of verlies van interesse of plezier.
Verschil tussen depressieve en bipolaire stoornissen in DSM-5
Bipolaire stoornissen bevatten ook manische of hypomane episoden; depressieve stoornissen niet.
Leeftijdstrend bij stemmingsproblemen
De prevalentie neemt toe met de leeftijd, vooral na de puberteit.
Waarom meisjes meer risico lopen op depressie
Hormonen, hogere sociale druk, emotionele opvoeding en relationele stress verhogen de kwetsbaarheid.
Minimale duurcriterium voor een depressieve episode
Minimaal twee opeenvolgende weken met vijf of meer symptomen.
Cognitieve triade
Negatieve gedachten over zelf, wereld en toekomst versterken depressie.
Slaappatronen die vaak voorkomen bij depressie
Insomnia of hypersomnia bijna elke dag.
Waarom differentiatie met rouw belangrijk is
Rouw is situatiegebonden en kent golvende emoties; depressie is pervasief.
Lichamelijke symptomen van depressie
Gewichtsverandering, vermoeidheid en psychomotorische agitatie of vertraging.
Relatie tussen objectconstantie en stemming bij kinderen
Pas wanneer een kind permanence begrijpt, kan verlies tot langdurige somberheid leiden.
Hoe prestatiedruk de stemming van adolescenten beïnvloedt
Toenemende sociale en academische eisen vergroten het risico op depressie.
Rol van negatieve attributies in depressie
Interne, globale en stabiele attributies voor falen verhogen hopeloosheid.
Waarom clinici sekse-specifieke presentaties moeten kennen
Meisjes uiten depressie vaker internaliserend, terwijl jongens eerder prikkelbaar of agressief zijn.
Belang van vroegtijdige interventie
Vroege episoden voorspellen recidive en snelle behandeling verkleint het risico op chronificatie.
Wat onderscheidt reactieve en proactieve agressie?
Reactieve agressie is impulsief en emotioneel; proactieve agressie is doelgericht en gepland.
Welke rol speelt hypo-arousal bij antisociaal gedrag?
Een lage fysiologische activatie correleert met meer antisociale manifestaties.
Leg de coercive cycle uit.
Een escalatiepatroon waarin negatieve ouder- en kindreacties elkaar wederzijds versterken.
Waarom neemt ouderinvloed bij agressie af met de leeftijd?
De vriendengroep wordt bepalender voor gedragsnormen dan ouders.
Noem twee beschermende factoren tegen gedragsproblemen.
Veilige hechting en een positief peer-klimaat.
Wat is oppositional-defiant disorder (oppositioneel-opstandige stoornis)?
Een patroon van boos-prikkelbaar humeur, ruziezoekend gedrag en wraakzucht gedurende minstens zes maanden.
Wanneer spreek je van conduct disorder?
Bij herhaald schenden van basisrechten of maatschappelijke normen met agressie, vernieling, bedrog of diefstal.
Hoe verhoudt conduct disorder zich tot delinquentie?
Conduct disorder verhoogt significant de kans op adolescent-onset criminaliteit.
Wat is het verschil tussen vroege- en late-onset conduct disorder?
Early-onset vóór het tiende jaar geeft een slechtere prognose; late-onset ontstaat in de puberteit en is vaak situationeel.
Noem een neurobiologisch correlaat van agressie.
Een onderresponsieve amygdala-reactiviteit op straf voorspelt proactieve agressie.
Welke rol spelen 'verkeerde vrienden'?
Deviant peer-clustering faciliteert middelengebruik en regelovertredend gedrag.
Wat is het principe van Parent Management Training?
Ouders leren inconsistentie te verminderen en prosociaal gedrag systematisch te belonen.
Waarom is multimodale behandeling vaak nodig?
Gedragsproblemen hebben biologische, familiale en peer-componenten.
Hoe hangt cognitieve vertekening samen met agressie?
Negatieve intentietoeschrijvingen verhogen de kans op vijandige retaliatie.
Wat betekent dat risicogedrag soms adaptief is?
In een gewelddadige omgeving kan agressie zelfbescherming bieden, wat de behandeling moet erkennen.
Welke twee domeinen omschrijven de DSM-5-criteria voor autismespectrumstoornis?
Beperkingen in sociale communicatie en interactie, en repetitief of restrictief gedrag of interesses.
Wat is het rationale achter het spectrumconcept?
Voormalige subtypes (klassiek, syndroom van Asperger, PDD-NOS) tonen overlappende kernkenmerken met variërende ernst.
Noem drie cognitieve theorieën over autismespectrumstoornis.
Theory-of-Mind, executieve functies en centrale coherentie.
Wat houdt een gebrekkige Theory-of-Mind praktisch in?
Moeite om mentale toestanden van anderen te representeren en gedrag daarop af te stemmen.
Welke executieve-functiescomponenten zijn vaak zwak bij autismespectrumstoornis?
Cognitieve flexibiliteit, planning en responsinhibitie.
Leg het begrip 'weak central coherence' uit.
Een detailgerichte informatieverwerking ten koste van globale contextintegratie.