College Aantekeningen Psychopathologie

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/132

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Flashcards in het Nederlands over psychopathologie bij kinderen en jeugdigen, gebaseerd op college aantekeningen.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

133 Terms

1
New cards

Psychopathologie (bij kinderen en jeugdigen)

Omvat sociale én emotionele problemen die de ontwikkeling belemmeren.

2
New cards

Wanneer wordt afwijkend gedrag als een stoornis beschouwd?

Als het langdurig is, contextoverstijgend blijft, lijdensdruk veroorzaakt en in kenmerkende clusters voorkomt.

3
New cards

Ontwikkelingsperspectief binnen de psychopathologie

Het bestudeert hoe normale en afwijkende ontwikkeling elkaar beïnvloeden en wanneer een keerpunt naar pathologie ontstaat.

4
New cards

Prevalentie

Het aantal bestaande gevallen in een periode.

5
New cards

Incidentie

Het aantal nieuwe gevallen in die periode.

6
New cards

Etiologische factortypen

Veroorzakend, predisponerend, instandhoudend, uitlokkend en beschermend.

7
New cards

Symptoom

Een enkel teken.

8
New cards

Syndroom

Een vaste groep symptomen.

9
New cards

Stoornis

Een syndroom met lijdensdruk of beperkingen.

10
New cards

Doelen van classificeren

Epidemiologie, efficiënt samenvatten, professionele communicatie en koppeling aan verklarings- en behandeltheorie.

11
New cards

Diagnosticeren

Het integreert context- en functioneringsanalyse om tot een individueel behandelplan te komen.

12
New cards

Classificatiebenaderingen

Categorische benadering (DSM/ICD), dimensionale benadering (ASEBA en dergelijke) en systeembenadering.

13
New cards

Assen van de (oude) DSM-IV

Klinische stoornis,persoonlijkheidsstoornis of zwakzinnigheid, somatische aandoeningen, psychosociale problemen en de GAF-score.

14
New cards

Ecologische context (Bronfenbrenner)

Risico- en beschermende factoren liggen op micro- tot macrosysteemniveau en kleuren de stoornispresentatie.

15
New cards

Factoren die behandelingseffectiviteit bepalen

Kindkenmerken, gezin, professioneel netwerk en het behandelsysteem.

16
New cards

Cultuur-historisch voorbeeld van veranderende stoornisopvattingen

Homoseksualiteit gold ooit als stoornis maar wordt nu als normale variant gezien.

17
New cards

'Badkuip'-metafoor bij epidemiologie

Het waterniveau staat voor prevalentie, de instroom voor incidentie, de uitstroom voor herstel, de teruginstroom voor recidive en het lek voor mortaliteit.

18
New cards

Ontwikkelingspathologie ten opzichte van zwart-witdenken

Zij benadrukt een continuum en dynamiek in plaats van strikt ziek of niet-ziek.

19
New cards

Waarom angst evolutionair functioneel is

Zij motiveert tot het vermijden van reëel gevaar en bevordert overleving.

20
New cards

Wanneer spreekt men van een angststoornis?

Als de angst niet fase-adaptief is, blijft bestaan, disproportioneel is en het functioneren belemmert.

21
New cards

Vermijding

De situatie helemaal ontwijken.

22
New cards

Veiligheidsgedrag

Er wel ingaan maar met kunstmatige 'hulpmiddelen'.

23
New cards

Reactiekanalen bij angst

Cognitief, affectief, fysiologisch en gedragsmatig (inclusief relationeel).

24
New cards

DSM-5-angststoornissen bij jeugd (in ontwikkelingsvolgorde)

Separatieangststoornis, selectief mutisme, sociale-angststoornis, specifieke fobie, paniekstoornis, agorafobie en gegeneraliseerde-angststoornis.

25
New cards

Kerncriteria van de separatieangststoornis

Minimaal drie kenmerken (bijvoorbeeld extreme paniek bij weggaan, zorgen om de hechtingsfiguur) gedurende meer dan vier weken en met lijdensdruk.

26
New cards

Selectief mutisme als voorloper van sociale-angststoornis

Het niet-spreken is situationeel, gedreven door extreme sociale spanning, niet door een taaldeficit.

27
New cards

Cognitieve cirkel die sociale-angststoornis onderhoudt

Negatieve zelfschema's leiden tot verhoogd zelfbewustzijn, lichamelijke arousal en bevestiging door sociaal terugtrekgedrag.

28
New cards

Belangrijkste therapiecomponent bij fobieën

Systematische exposure zonder veiligheidsgedrag om nieuwe leerervaringen op te bouwen.

29
New cards

Paniekaanval

Een golf van intense angst met ten minste vier lichamelijke symptomen die binnen enkele minuten een piek bereiken.

30
New cards

Vicieuze cirkel van paniek

Lichamelijke sensatie leidt tot catastrofale interpretatie, wat meer angst en vervolgens meer sensatie oproept.

31
New cards

Paniekstoornis diagnose

Bij onverwachte aanvallen plus een maand lang anticipatieangst of vermijdingsgedrag.

32
New cards

Agorafobie volgens DSM-5

Angst voor minimaal twee situaties (openbaar vervoer, open of gesloten ruimtes enzovoort) uit vrees 'niet te kunnen ontsnappen', gedurende minstens zes maanden.

33
New cards

Rol van schoolweigering bij angstdiagnostiek

Emotionele opwinding en ouderlijke kennis wijzen op angstgerelateerde weigering in plaats van spijbelen.

34
New cards

Verschil veiligheidsgedrag korte vs. lange termijn

Op korte termijn geeft het opluchting, maar op lange termijn houdt het de angstige verwachting in stand.

35
New cards

Kerndimensies van de gegeneraliseerde-angststoornis

Chronisch piekeren over meerdere domeinen, moeilijk te controleren en langer dan zes maanden aanwezig.

36
New cards

Twee typen reacties die schoolweigering en spijbelen onderscheiden

Schoolweigering is angstgedreven met oudermedeweten; spijbelen is intentioneel ongeoorloofd afwezig zijn.

37
New cards

Hoofdsymptoomclusters van posttraumatische-stressstoornis

Intrusies, vermijding, negatieve cognities en stemming, en verhoogde arousal.

38
New cards

Waarom door een persoon veroorzaakt trauma de kans op posttraumatische-stressstoornis verhoogt

Menselijk opzet leidt tot meer gevoelens van machteloosheid en ontwrichting dan een natuurramp.

39
New cards

Verschil tussen enkelvoudige en complexe posttraumatische-stressstoornis in behandeling

Enkelvoudige PTSS reageert vaak op enkele EMDR-sessies; complexe PTSS vergt langere exposure en reductie van veiligheidsgedrag.

40
New cards

Functie van hypervigilantie bij posttraumatische-stressstoornis

Continue waakzaamheid moet vermeend gevaar voorkomen maar houdt het stresssysteem actief.

41
New cards

Flashback

Een dissociatieve herbeleving waarbij men tijdelijk het gevoel heeft weer in het trauma te zitten.

42
New cards

Rol van 'hotspots' in traumageheugen

Het meest emotioneel beladen deel wordt geïsoleerd opgeslagen en slecht geïntegreerd.

43
New cards

Waarom vermijding problematisch is bij posttraumatische-stressstoornis

Het voorkomt habituatie en integreert traumatische herinneringen niet in het autobiografische geheugen.

44
New cards

EMDR

Een geprotocolleerde desensitisatiemethode waarbij duale aandacht, onder andere oogbewegingen, de emotionele lading van het trauma vermindert.

45
New cards

Basispatronen die het gevolgemodel bij somatische klachten beschrijft

Angstige, boze en depressieve reactiepatronen.

46
New cards

Verschil tussen een zorgzoeker en een zorgvermijder bij ziekte-angststoornis

Een zoeker zoekt excessief medisch contact; een vermijder ontwijkt artsen uit angst voor bevestiging.

47
New cards

Conversiestoornis

Een functioneel neurologisch symptoom zonder somatische basis dat samenhangt met een psychische stressor.

48
New cards

Nagebootste stoornis (factitious disorder)

Het opzettelijk veroorzaken van symptomen om de patiëntrol te verkrijgen, zonder externe voordelen.

49
New cards

Münchhausen by proxy

Een verzorger wekt of vervalst klachten bij een kind om zelf indirect de ziekterol te krijgen.

50
New cards

Kernpresentaties die de DSM-5 onderscheidt bij aandachtstekort-hyperactiviteitsstoornis

Overwegend onoplettend, overwegend hyperactief-impulsief en een gecombineerd beeld.

51
New cards

Minimale duur en leeftijdscriterium voor de ADHD-diagnose

Symptomen zijn minimaal zes maanden aanwezig en zijn voor het twaalfde levensjaar begonnen.

52
New cards

Waarom ADHD als sterk erfelijk geldt

De geschatte genetische bijdrage ligt tussen zestig en negentig procent, vooral bij varianten in dopaminerge genen.

53
New cards

Executieve functies die vaak aangedaan zijn bij ADHD

Inhibitie, werkgeheugen, planning, emotieregulatie en zelfbewustzijn.

54
New cards

'Delay aversion'

Een voorkeur voor directe beloning doordat men moeite heeft om een beloning in de tijd af te wachten.

55
New cards

Primaire medicatiegroepen voor ADHD

Stimulantia, zoals methylfenidaat en amfetamine, en de niet-stimulant atomoxetine.

56
New cards

Rol van psychosociale factoren bij ADHD

Zij lokken ADHD niet uit maar kunnen symptomen versterken of in stand houden.

57
New cards

Herhaalproblemen

Dwanghandelingen of motorische en verbale tics met repeterende gedragingen.

58
New cards

Onderscheid tussen obsessieve-compulsieve stoornis en ticstoornis

OCS-handelingen zijn doelgericht en bedoeld om angst te reduceren; tics zijn kort, onvrijwillig en niet angstgedreven.

59
New cards

Comorbiditeit tussen ADHD en autismespectrumstoornis

Er zijn overlappende executieve-functietekorten; impulsiviteit versus sociale-cognitieve tekorten bepalen het primaire beeld.

60
New cards

Secundaire problemen die vaak voorkomen bij ADHD-pubers

Een laag zelfbeeld, verlies van leermotivatie en emotioneel explosief gedrag.

61
New cards

'Overdiagnosticering' bij volwassenen

Snelle labels zonder grondige anamnese, vaak met medicatie als enige interventie.

62
New cards

Differentiaaldiagnostisch aandachtspunt bij druk gedrag

Een verstandelijke beperking kan tot frustratiegedrag leiden in plaats van ADHD.

63
New cards

Waarom een derde van de ADHD-kinderen combineert met gedragsstoornissen

Impulsiviteit vergroot de kans op regelovertredend en oppositioneel gedrag.

64
New cards

Relatie tussen voeding en ADHD-symptomen

Strikte dieetinterventies tonen slechts een klein, kortdurend effect op de ernst van gedrag.

65
New cards

Wanneer is een stemming afwijkend?

Bij contextonafhankelijkheid, disproportionaliteit, normoverschrijding en toename van ernst.

66
New cards

Hoofdsymptomen van een depressieve episode

Sombere stemming en/of verlies van interesse of plezier.

67
New cards

Verschil tussen depressieve en bipolaire stoornissen in DSM-5

Bipolaire stoornissen bevatten ook manische of hypomane episoden; depressieve stoornissen niet.

68
New cards

Leeftijdstrend bij stemmingsproblemen

De prevalentie neemt toe met de leeftijd, vooral na de puberteit.

69
New cards

Waarom meisjes meer risico lopen op depressie

Hormonen, hogere sociale druk, emotionele opvoeding en relationele stress verhogen de kwetsbaarheid.

70
New cards

Minimale duurcriterium voor een depressieve episode

Minimaal twee opeenvolgende weken met vijf of meer symptomen.

71
New cards

Cognitieve triade

Negatieve gedachten over zelf, wereld en toekomst versterken depressie.

72
New cards

Slaappatronen die vaak voorkomen bij depressie

Insomnia of hypersomnia bijna elke dag.

73
New cards

Waarom differentiatie met rouw belangrijk is

Rouw is situatiegebonden en kent golvende emoties; depressie is pervasief.

74
New cards

Lichamelijke symptomen van depressie

Gewichtsverandering, vermoeidheid en psychomotorische agitatie of vertraging.

75
New cards

Relatie tussen objectconstantie en stemming bij kinderen

Pas wanneer een kind permanence begrijpt, kan verlies tot langdurige somberheid leiden.

76
New cards

Hoe prestatiedruk de stemming van adolescenten beïnvloedt

Toenemende sociale en academische eisen vergroten het risico op depressie.

77
New cards

Rol van negatieve attributies in depressie

Interne, globale en stabiele attributies voor falen verhogen hopeloosheid.

78
New cards

Waarom clinici sekse-specifieke presentaties moeten kennen

Meisjes uiten depressie vaker internaliserend, terwijl jongens eerder prikkelbaar of agressief zijn.

79
New cards

Belang van vroegtijdige interventie

Vroege episoden voorspellen recidive en snelle behandeling verkleint het risico op chronificatie.

80
New cards

Wat onderscheidt reactieve en proactieve agressie?

Reactieve agressie is impulsief en emotioneel; proactieve agressie is doelgericht en gepland.

81
New cards

Welke rol speelt hypo-arousal bij antisociaal gedrag?

Een lage fysiologische activatie correleert met meer antisociale manifestaties.

82
New cards

Leg de coercive cycle uit.

Een escalatiepatroon waarin negatieve ouder- en kindreacties elkaar wederzijds versterken.

83
New cards

Waarom neemt ouderinvloed bij agressie af met de leeftijd?

De vriendengroep wordt bepalender voor gedragsnormen dan ouders.

84
New cards

Noem twee beschermende factoren tegen gedragsproblemen.

Veilige hechting en een positief peer-klimaat.

85
New cards

Wat is oppositional-defiant disorder (oppositioneel-opstandige stoornis)?

Een patroon van boos-prikkelbaar humeur, ruziezoekend gedrag en wraakzucht gedurende minstens zes maanden.

86
New cards

Wanneer spreek je van conduct disorder?

Bij herhaald schenden van basisrechten of maatschappelijke normen met agressie, vernieling, bedrog of diefstal.

87
New cards

Hoe verhoudt conduct disorder zich tot delinquentie?

Conduct disorder verhoogt significant de kans op adolescent-onset criminaliteit.

88
New cards

Wat is het verschil tussen vroege- en late-onset conduct disorder?

Early-onset vóór het tiende jaar geeft een slechtere prognose; late-onset ontstaat in de puberteit en is vaak situationeel.

89
New cards

Noem een neurobiologisch correlaat van agressie.

Een onderresponsieve amygdala-reactiviteit op straf voorspelt proactieve agressie.

90
New cards

Welke rol spelen 'verkeerde vrienden'?

Deviant peer-clustering faciliteert middelengebruik en regelovertredend gedrag.

91
New cards

Wat is het principe van Parent Management Training?

Ouders leren inconsistentie te verminderen en prosociaal gedrag systematisch te belonen.

92
New cards

Waarom is multimodale behandeling vaak nodig?

Gedragsproblemen hebben biologische, familiale en peer-componenten.

93
New cards

Hoe hangt cognitieve vertekening samen met agressie?

Negatieve intentietoeschrijvingen verhogen de kans op vijandige retaliatie.

94
New cards

Wat betekent dat risicogedrag soms adaptief is?

In een gewelddadige omgeving kan agressie zelfbescherming bieden, wat de behandeling moet erkennen.

95
New cards

Welke twee domeinen omschrijven de DSM-5-criteria voor autismespectrumstoornis?

Beperkingen in sociale communicatie en interactie, en repetitief of restrictief gedrag of interesses.

96
New cards

Wat is het rationale achter het spectrumconcept?

Voormalige subtypes (klassiek, syndroom van Asperger, PDD-NOS) tonen overlappende kernkenmerken met variërende ernst.

97
New cards

Noem drie cognitieve theorieën over autismespectrumstoornis.

Theory-of-Mind, executieve functies en centrale coherentie.

98
New cards

Wat houdt een gebrekkige Theory-of-Mind praktisch in?

Moeite om mentale toestanden van anderen te representeren en gedrag daarop af te stemmen.

99
New cards

Welke executieve-functiescomponenten zijn vaak zwak bij autismespectrumstoornis?

Cognitieve flexibiliteit, planning en responsinhibitie.

100
New cards

Leg het begrip 'weak central coherence' uit.

Een detailgerichte informatieverwerking ten koste van globale contextintegratie.