1/40
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
solvere
losmaken, oplossen, betalen
acer
scherp
hiems
hiemis, v. = winter
gratus
aangenaam, dankbaar
vicis
gen. = afwisseling, beurt
ver
veris, o. = lente
siccus
droog
gaudere
gaudeo = blij zijn
pecus
pecoris, o. = vee
canus
grijswit
albus
wit
chorus
chori, m. = koordans, zanggroep
imminere
immineo = hangen boven, bedreigen
luna
lunae, v. = maan
iungere
iungo = verbinden
decet
het past, het staat goed
quatere
quatio = schudden, slaan
ardere
branden, gloeien
visere
bezoeken, gaan zien
viridis
groen
nitidus
glanzend, stralend
flos
floris, m. = de bloem
umbra
umbrae, v. = schaduw, schim
lucus
luci, m. = heilig bos
poscere
eisen, vragen
pallidus
bleek
pulsare
slaan, kloppen
pauper
arm
turris
turris, v. = toren
beatus
gelukzalig, welvarend
summa
summae, v. = top, hoogste punt, som, totaal
brevis
kort
vetare
verbieden
manes
manium, m. = schimmen van de doden
vinum
vini, o. = wijn
tener
teer, tenger, zacht
mirari
miror = zich verwonderen, bewonderen
calere
caleo = heet/warm zijn
iuventus
iuventutis, v. = jeugd
mox
weldra, daarna
virgo
virginis, v. = meisje