1/125
Flashcards over natuurkunde concepten zoals fundamentele grootheden, vectoren, newton's wetten, energie, impuls, rotatie, golven, thermodynamica, en elektriciteit.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Fundamentele grootheden
Lengte, massa, tijd, temperatuur, stroom
Dimensie
Combinatie van fundamentele eenheden, uitgedrukt in dimensieformule
Scalair
Grootheid die enkel een numerieke waarde heeft en een eenheid
Vector
Grootheid met een grootte en een richting
Verplaatsing
Verandering van positie, vector, [L]
Snelheid
Verhouding tussen een verplaatsing Δx en het tijdsinterval Δt waarin de verplaatsing gebeurde [L]/[T]
Versnelling
Verhouding tussen een verandering van snelheid Δv en het tijdsinterval Δt waarin de verandering gebeurde [L]/[T²]
Eenparige rechtlijnige beweging
Beweging waarvan de snelheid niet verandert in grootte en in richting: v = v0
Eenparige versnelde rechtlijnige beweging
Beweging waarvan de versnelling niet verandert in grootte en in richting: a = a0
Vrije val
Beweging van een voorwerp dat alleen maar onderhevig is aan de invloed van de zwaartekracht
Projectielbeweging
Beweging van een voorwerp onder invloed van de zwaartekracht
Bereik
Verschil tussen de maximale en minimale waarde van een positie, hoek, snelheid of versnelling
Kracht
Grootheid die een verandering veroorzaakt in de snelheid of vorm van een voorwerp [M][L][T^–2]
Massa
Hoeveelheid materie in een voorwerp [M]
1e wet van newton
In de afwezigheid van een netto kracht verandert de snelheid van een voorwerp niet
2e wet van newton
F = m*a
3e wet van newton
Als voorwerp 1 een kracht uitoefent op voorwerp 2, dan oefent voorwerp 2 een even grote maar tegengestelde kracht uit op voorwerp 1
Contactkrachten
Actie en reactie tussen twee voorwerpen die elkaar raken
Gewicht W
De aantrekkingskracht uitgeoefend door de aarde op het voorwerp
Schijnbaar gewicht
De normaalkracht van het draagvlak op ons lichaam
Normaalkracht
De kracht door een draagvlak uitgeoefend op een voorwerp
Dynamische wrijvingskracht
Oppervlakten die tegen elkaar aan wrijven met een relatieve snelheid
Statische wrijvingskracht
Verhinderd dat een voorwerp beweegt
Spankracht
De kracht dat je zou moeten uitoefenen om het touw samen te houden, als het touw gesneden zou worden. —> bepaald door een beweging van het systeem
Elastische kracht
Een kracht is elastische als de grootte evenredig is met de afstand tot een evenwichtpositie en de richting naar de evenwichtpositie wijst
Translatie-evenwicht
Resultante kracht op dat voorwerp nul is, constante snelheid
Verbonden voorwerpen
Kracht uitgeoefend op voorwerpen met elkaar verbonden dezelfde snelheid en versnelling
Arbeid
De arbeid van een kracht op een voorwerp is het product van a) de component van de kracht in de richting van de verplaatsing met b) de verplaatsing [M][L2][T^–2]
Energie
De energie van een voorwerp in een toestand (t.o.v. een referentie) is gelijk aan de totale arbeid die moet verricht worden om het voorwerp vanuit de referentietoestand naar de huidige toestand te brengen [M][L2][T–2]
Kinetische energie
Energie die een voorwerp heeft doordat het beweegt
Vermogen
Het vermogen van een kracht is de verhouding tussen de arbeid geleverd door de kracht in een tijdsinterval Δt en het tijdsinterval Δt [M][L2][T–3]
Conservatieve krachten
Een kracht is conservatief als de arbeid geleverd door de kracht hangt niet af van het pad, maar alleen van het begin- en het eindpunt
Potentiële energie
energie door een positie in het krachtveld
Mechanische energie
De som van kinetische en potentiële energie van een voorwerp (in aanwezigheid van conservatieve krachten) wanneer alle krachten conservatief zijn, wordt de mechanische energie van een voorwerp behouden
Impuls
Impuls van een voorwerp is het product van de massa en de snelheid van het voorwerp vector, kg m/s
Algemene vorm 2e wet van newton
F = ∆p / ∆t
Krachtstoot
De stoot is het product van de kracht en het tijdsinterval waarover de kracht inwerkt vector, I = F * ∆t
Behoud van impuls
Als de som van de uitwendige krachten op een systeem van voorwerpen nul is, dan blijft de totale impuls van het systeem onveranderd
Botsingen
Voorwerpen die elkaar raken en impuls en kinetische energie uitwisselen
Elastische botsing
Kinetische energie is behouden
Inelastische botsing
Alleen impuls in behouden
Massacentrum
Massacentrum van een systeem is een punt gedefinieerd als het afgewogen gemiddelde van alle massa’s van het systeem —> afhankelijk van de uitwendige krachten die erop inwerken
Poolhoek
Een van de poolcoördinaten van een punt: hoek, gemeten tegen de klok in, tussen de x-as en de lijn door de oorsprong en het punt scalair, SI: radiaal
Hoeksnelheid
Verhouding tussen de verandering van een poolhoek Δθ en het tijdsinterval Δt waarin dit gebeurt scalair, radialen/sec
Hoekversnelling
Verhouding tussen de verandering van hoeksnelheid Δω en het tijdsinterval Δt waarin dit gebeurt scalair, rad/s²
Periode
Tijdsduur tussen twee ogenblikken waarbij een beweging neemt dezelfde waarde van positie, snelheid en versnelling terug s
Tangentiële snelheid
De snelheid van een punt dat zich langs een cirkelvormig pad beweegt
Tangentiële en centripetale versnelling
Componenten van de versnelling van een algemene beweging
Rotationele kinetische energie
De energie die een voorwerp bezit door zijn rotatie rond een as [M][L2][T^-2]
Traagheidsmoment
Voor een punt met een massa, het traagheidsmoment ten opzichte van een rotatieas is het product tussen de massa en het kwadraat van de afstand tussen het punt en de as scalair, kg*m²
Behoud van energie voor een rollend voorwerp
K = ½ mv² + ½ I ω²
Krachtmoment
Het krachtmoment van een kracht ten opzichte van een as is het product tussen de kracht en de afstand tussen de kracht en de as Nm, vector
Arbeid van een krachtmoment
Een krachtmoment dat inwerkt over een hoekverplaatsing levert arbeid, net zoals een kracht die over een afstand inwerkt
Statisch evenwicht
Een voorwerp is in statisch evenwicht wanneer het in rust is Dit betekent dat het voorwerp geen translatie en geen rotatie uitvoert
Impulsmoment
L = I*ω
Periodieke beweging
Beweging van een voorwerp dat, na een constant tijdsinterval T (periode), neemt dezelfde positie, snelheid en versnelling terug
Frequentie
Drukt het aantal cycli per tijdseenheid uit
Eenvoudige harmonische beweging
Een rechtlijnige beweging van een voorwerp rond een evenwichtpositie; de versnelling is, in elke positie, evenredig met en tegengestelde aan de afstand tot de evenwichtpositie: a = –ω² x
Slinger
Bestaat uit een puntmassa m die opgehangen is aan een draad of staaf met lengte L
Fysische slinger
Een reëel object (geen puntmassa) dat oscilleert door de zwaartekracht die op het massacentrum inwerkt
Golf
Verstoring die zich door een medium voortbeweegt. Golfen dragen energie mee.
Longitudinale golf
Verplaatsing van het medium is in de voorplantingsrichting van de golf
Transversale golf
Verplaatsing van het medium is tegengesteld aan de voorplantingsrichting van de golf
Amplitude A
Maximale verplaatsing of verandering van snelheid die oscilleert
Golfsnelheid v
v = afstand / tijd = λ/T = λf
Golflengte λ
Afstand waarover een golf zich herhaalt
Periode T
De tijd nodig voor een golflengte om een bepaald punt te passeren
Frequentie f
f = 1/T
Geluid
Geluid wordt veroorzaakt door longitudinale golven die zich door de lucht (of een andere medium) voortplanten, en de mediumdeeltjes samendrukken en uitrekken
Geluidsintensiteit
Is de energie per tijdseenheid (=vermogen) van een geluidsgolf door een oppervlak, gedeeld door de grootte van het oppervlak W/m²
Intensiteitsniveau
Logaritmische schaal die wordt gebruikt om de geluidsintensiteit te meten
Dopplereffect
De verandering van toon van geluid als bron en observator bewegen tov elkaar
Staande golven
Ieder punt voert een oscillatie uit, maar de amplitude is verschillend voor elk punt
Fundamentele frequentie
Laagste frequentie
Hogere harmonischen
Hogere frequenties
Zwevingen
Interferentiepatroon van 2 golven met verschillende frequentie geeft een golf met amplitude die verandert in tijd
Dichtheid
Dichtheid van een voorwerp is de verhouding tussen de massa en het volume van het voorwerp scalair, kg/m³
Druk
De druk op een oppervlak is de verhouding tussen de loodrechte component van de kracht en de oppervlakte scalair, N/m²
Principe van pascal
Een druk, die op een oppervlak van een fluïdum wordt uitgeoefend, zal zich onverminderd naar alle andere punten voortplanten
Continuïteit
Bij een stromende vloeistof, dezelfde massa stroomt door alle dwarsdoorsneden. Dit betekent dat de vloeistof stapelt zich niet of verdwijnt niet; en dat de snelheid neemt toe als de doorsnede kleiner wordt
Warmte
Energie uitgewisseld tussen twee voorwerpen die niet in thermisch evenwicht zijn+ de energie die getransfereerd wordt als gevolg van een temperatuursverschil
Temperatuur
Eigenschap van een voorwerp de maat van hoe koud of warm het voorwerp is
0e wet van thermodynamica
Als een voorwerp A in thermisch evenwicht is met een voorwerp B en een voorwerp B in thermisch evenwicht met een voorwerp C, dan zullen voorwerpen A en C in thermisch evenwicht zijn als ze in thermisch contact gebracht worden
Uitzetting
Expansie van een voorwerp bij opwarming (sommige stoffen krimpen bij opwarming)
Warmtecapaciteit
Verhouding tussen de toegevoegde warmte en de toename in temperatuur J/°
Soortgelijke warmte
Verhouding tussen de toegevoegde warmte en de toename in temperatuur per eenheid van massa J/(Kg*°)
Geleiding
De stroom van warmte rechtstreeks doorheen een fysisch materiaal
Convectie
De stroom van een fluïdum ten gevolge van een temperatuursverschil, zoals vb opstijgende warme lucht
Straling
Alle voorwerpen geven straling af als elektromagnetische golven
Ideale gassen
Een gas dat aan de ideale gaswet voldoet: PV = NkT
Dampspanning
Berekende waarde van de druk waarop een vloeistof in evenwicht zou blijven met de gas die boven staat; m.a.w.: druk die nodig is om een stof in vloeibare vorm te houden
Latente warmte
De warmte die moet worden toegevoegd of afgevoerd om een kg van een stof om te zetten van 1 aggregatietoestand naar de andere L = Q/m
1e wet van de thermodynamica
Bij een proces tussen twee toestanden, stel Q als de toegevoegde warmte aan het gas en W de arbeid geleverd door het gas: dan is de grootheid Q – W niet afhankelijk van het proces, maar alleen van de begin- en eindtoestanden
Thermisch proces
Verandering van toestand van een systeem (ideaal gas) door uitwisseling van warmte en levering van arbeid (W = P*∆V)
Constante druk
Arbeid geleverd door een expanderend gas
Constant volume
Geen beweging geen arbeid geleverd W=0
Constante temperatuur
De druk verandert omgekeerd evenredig met het volume
Adiabetisch proces
Er vloeit geen warmte van of naar het systeem (geïsoleerd systeem) Q = 0
Elektrische lading
Eigenschap van een voorwerp of stof, die de bron is van elektrische krachten (C)
Geleider
Een materiaal waarvan de geleidingselektronen vrij kunnen bewegen. Als een geleider een surplus aan ladingen heeft, dan worden deze verdeeld over het ganse oppervlak (vb metalen)