dierkunde

Dierkunde

De wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van dieren en hun gedrag, morfologie, fysiologie, en ecologie.

Morfologie

De studie van de vorm en structuur van organismen, in dit geval dieren.

Fysiologie

De studie van levensprocessen en functies binnen een organisme.

Ecologie

De studie van de relaties tussen organismen en hun omgeving.

Eukaryoten

Organismen met een volledige celbouw, inclusief een celkern en organellen.

Prokaryoten

Organismen zonder volledige celbouw, zoals bacteriën, die geen celkern of organellen hebben.

Virussen

Infectieuze agentia die acellulair zijn en geen eigen metabolisme hebben, maar DNA of RNA bevatten.

Cyanobacteriën

Blauwwieren die fotosynthetisch zijn en vaak in kolonies voorkomen.

Metabolisme

De verzameling biochemische processen in een organisme die leven en groei mogelijk maken.

Genetische code

De volgorde van nucleotiden in DNA of RNA die de informatie bevat voor het aanmaken van eiwitten.

Evolutie

Het proces van verandering in de erfelijke eigenschappen van biologische populaties door generaties heen.

Cellulaire organisatie

De hiërarchische structuur van cellen, weefsels, organen, en systemen in een organisme.

Hermafrodiet

Een organisme dat zowel mannelijke als vrouwelijke voortplantingsorganen heeft.

Photosynthese

Het proces waarbij planten, algen en sommige bacteriën lichtenergie gebruiken om chemicaliën te produceren.

Domeinen van het leven

De drie hoofdcategorieën die levende organismen indelen: Eukarya, Eubacteria, en Archaebacteria.

Prionen

Infectieuze agentia die uit abnormale eiwitten bestaan en andere eiwitten kunnen misvormen.