Vraagstelling exploreren

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/102

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Vocabulary flashcards generated from lecture notes on psychodiagnostics, psychometrics, and intelligence testing.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

103 Terms

1
New cards

Psychologische test

Een beoordelingsprocedure die ontworpen is om een psychometrisch onderbouwde maat van een of meer psychologische eigenschappen te verschaffen.

2
New cards

Interindividuele verschillen

Het verschil tussen twee mensen.

3
New cards

Intra-individuele verschillen

Verschillen binnen in een individu.

4
New cards

Psychologische eigenschappen

Kenmerken die iets zeggen over hoe mensen verschillen in hun prestaties en gedragswijze.

5
New cards

Operationaliseren

Vertalen tot iets dat meetbaar is.

6
New cards

Validiteit

Meet de test écht wat hij moet meten?

7
New cards

Betrouwbaarheid

Levert de test consistente resultaten?

8
New cards

Objectiviteit

Is de score onafhankelijk van wie de test afneemt of beoordeelt?

9
New cards

Psychometrie

De wetenschappelijke onderbouw van testen.

10
New cards

Het domein van een test

Het geheel van psychologische eigenschappen dat door de test gedekt wordt.

11
New cards

Face validity

de mate waarin een psychodiagnosticus de test acceptabel vindt om af te nemen.

12
New cards

Onpartijdigheid (test fairness)

Een test biedt gelijke kansen aan iedereen, ongeacht achtergrond, cultuur, geslacht…

13
New cards

Bias

Een bepaalde groep mensen scoort systematische anders , ondanks een gelijk vaardigheidsniveau.

14
New cards

Enkelvoudige algemeen-niveautests

Algemene inschatting van cognitieve mogelijkheden.

15
New cards

Veelvoudige algemeen-niveautests

Meten van meer specifieke cognitieve vaardigheden via subtests.

16
New cards

Speciale niveautests

Meten van één specifieke vaardigheid of functie (vb. geheugen of motoriek).

17
New cards

Vorderingentest

Voor evalueren van leer- of trainingsdoelen.

18
New cards

Observatietests

Externe beoordelaar registreert gedrag en vertaalt dit naar scores.

19
New cards

Somato-fysiologische methoden

Meting van lichamelijke processen gekoppeld aan psychologische kenmerken.

20
New cards

Zelfbeoordelingen

Client vult zelf een vragenlijst in.

21
New cards

Projectieve technieken

Reacties op vage prikkels, die iets zeggen over innerlijke wereld.

22
New cards

HGD is doelgericht

Handelen met een duidelijk doel voorkomt over- of onderbehandeling.

23
New cards

HGD focust op transactionele ontwikkelingsprocessen

Kinderen ontwikkelen zich in interactie met hun omgeving – niet losstaand.

24
New cards

HGD is gericht op de behoefte van de zorgvrager

Behoeften vertrekken vanuit de zorgvrager, niet de expert.

25
New cards

HGD hecht waarde aan het positieve van de zorgvrager en de omgeving

Focus op kwaliteiten, talenten, krachten van de zorgvrager en zijn omgeving.

26
New cards

HGD is gericht op samenwerking

Zorgvrager staat centraal – partnerschap is gelijkwaardig.

27
New cards

GHD verloopt systematisch en benut wetenschappelijke kennis

Werken volgens een planmatige, doelgerichte aanpak met 6 fasen.

28
New cards

Alle actoren zijn van belang

Niet alleen het kind, ook ouders, leerkrachten, hulpverleners… zijn cruciaal.

29
New cards

Psychodiagnostiek

Diagnostiek is een proces waarbij sprake is van een hulp- of zorgvraag die in kaart wordt.

30
New cards

Indicatiestelling

Het proces dat op basis van de hulp of zorgvraag van een natuurlijke persoon en de analyse van de beschikbare relevante gegevens betreffende die persoon de behoefte aan hulp- en zorgverleningvan die persoon vaststelt.

31
New cards

Assessment

Afhankelijk van de context verwijst deze term naar de volledige diagnostische cyclus of naar een specifiek onderdeel ervan.

32
New cards

Classificatie

Indelen van personen op basis van overeenkomsten met anderen.

33
New cards

Empirische cyclus

Algemene procedure om op een wetenschappelijke manier kennis te verwerven.

34
New cards

Observation

gegevens en verschijnselen verzamelen.

35
New cards

Inductie

Hypothese formuleren op basis van patronen in de observaties.

36
New cards

Deductie

Afleiden van toetsbare voorspellingen uit hypothese.

37
New cards

Toetsen

Hypothese testen via onderzoek.

38
New cards

Evaluatie

Resultaat interpreteren en hypothese bevestigen/aanpassen.

39
New cards

Psychodiagnostische cyclus

Een model dat gebrukt wordt om een hulpvraag te analyseren en tot een onderbouwd advies of interventie te komen.

40
New cards

Handelsgerichte diagnostiek (HGD)

Een model dat gericht is op het ondersteunen van hulpverleners, met het doel om kinderen en jongeren te helpen.

41
New cards

HGD

Een cyclisch zoek- en beslissingsproces waarbij informatie wordt verzameld, geïntegreerd en afgewogen met het oog op concrete, doelgerichte handelingsadviezen.

42
New cards

Onderkennend diagnostiek

Vaststellen van het probleem / stoornis.

43
New cards

Verklarend diagnostiek

Verklaring geven voor het probleem.

44
New cards

Voorspellend / Indicatief diagnostiek

Toekomst inschatten Interventies kiezen.

45
New cards

Evaluerend diagnostiek

Evalueren van de effecten van een interventie.

46
New cards

Biopsychosociaal kader

Bagage die we altijd meenemen, bekijken het samen.

47
New cards

Ideografisch kader

Uniekheid van die persoon (samenwerkingsmodel).

48
New cards

Nomothetische diagnostiek

Info die de persoon gemeen heeft met anderen.

49
New cards

Integratief beeld

Info verzamelen, waarna we alles samenbrengen, wat beïnvloed wat.

50
New cards

Normering

Testscores interpreteren door ze te vergelijken met die van anderen.

51
New cards

Schaleren

De antwoorden op een test omzetten in een score die inhoudelijk geïnterpreteerd kan worden.

52
New cards

Items

Vragen of beweringen die een reactie uitlokken bij de respondent.

53
New cards

Open respons (antwoordschaal)

Antwoord wordt zelfstandig gegenereerd (woord, stuk tekst, tekening, …).

54
New cards

Gesloten respons (antwoordschaal)

Keuze maken uit voorgedrukte antwoorden (meerkeuzevragen, Likert- schalen, gedwongen-keuzevragen, checklists, …).

55
New cards

Open-antwoordvragen

Vragen waarop de respondent vrij mag antwoorden.

56
New cards

Meerkeuzevragen

Een reeks vragen met telkens 3 of 4 antwoordmogelijkheden, waarvan 1 het (meest) correct is en de andere dienen als afleider.

57
New cards

Checklist

Een lijst met woorden of uitspraken, waarbij de respondent alle woorden of uitspraken aankruist die bij hem passen.

58
New cards

Beoordelingsschalen

Bij elke uitspraak over een bepaald thema hoort een cijferwaarde.

59
New cards

Likert-schalen

Een beoordelingsschaal waarbij respondenten aangeven in welke mate ze het eens zijn met een stelling.

60
New cards

Spiegelitems

Item dat inhoudelijk omgekeerd is geformuleerd tov andere items.

61
New cards

Gedwongen-keuzevragen

De respondent krijgt een aantal uitspraken of een aantal kenmerken voorgeschoteld waarbij hij moet kiezen welke het best bij hem past.

62
New cards

Ruwe score

De totaalscore die iemand behaalt op een test, voordat deze score wordt geïnterpreteerd of vergeleken.

63
New cards

Afgeleide uitslag

Een gestandaardiseerde score, die toelaat om de prestaties van een individu te vergelijken met een relevante groep of een vooraf bepaald criterium.

64
New cards

Normgerichte vergelijking

We vergelijken met een normgroep.

65
New cards

Criteriumgerichte vergelijking

We vergelijken met een voorafbepaald niveau.

66
New cards

Persoonsgerichte vergelijking

We vergelijken met eigen eerdere score.

67
New cards

Normeringsonderzoek

Een studie waarbij een test wordt afgenomen bij een representatieve en voldoende grote groep (de normgroep).

68
New cards

COTAN

Een commissie binnen het Nederlandse instituut van psychologen.

69
New cards

Het Flynn-effect

Over generaties stijgen ruwe intelligentiescores (zonder dat mensen slimmer worden).

70
New cards

Psychometrie

Het wetenschappelijk meten van psychologische eigenschappen zoals intelligentie, faalangst, of depressie.

71
New cards

Betrouwbaarheid

De mate waarin testresultaten consistent zijn over tijd, personen en omstandigheden heen.

72
New cards

Klassiek testtheorie KTT

Maakt onderscheid tussen drie scores: Gemete score, Ware score, Meetfout.

73
New cards

Gemete score

= Ware score + meetfout.

74
New cards

Systematische meetfouten

Fouten die aan de test zelf vastzitten en dus bij elke meting dezelfde fout veroorzaken.

75
New cards

Toevallige meetfouten

Onvoorspelbare fouten, hangen af van het testmoment/beoordelaar/respondent en zijn niet systematisch.

76
New cards

Standaardmeetfout (SE)

Een schatting van hoeveel de score kan schommelen door toevallige fouten.

77
New cards

Betrouwbaarheid (rxx’)

Drukt uit hoe consistent en precies een test meet.

78
New cards

Betrouwbaarheidsinterval

Geeft aan tussen welke waarden de ware score van een persoon waarschijnlijk ligt.

79
New cards

Validiteit

De mate waarin een test aan zijn doel beantwoordt.

80
New cards

Indruksvaliditeit

De test lijkt de bedoelde eigenschat te meten.

81
New cards

Inhoudsvaliditeit

De test dekt alle relevante aspecten van de eigenschap in juiste verhouding.

82
New cards

Constructvaliditeit

Onderzoeken of de test werkelijk het bedoelde psychologische construct meet.

83
New cards

Criteriumvaliditeit

In hoeverre komt de testscore overeen met gedrag of meting buiten de test (het criterium)?

84
New cards

Concurrente validiteit

Gelijktijdige meting.

85
New cards

Predictieve validiteit

Toekomstige voorspelling.

86
New cards

Succesvol oud worden

Een persoonlijke en context gebonden proces dat afhankelijk is van de levensgeschiedenis, sociale omgeving en de mate waarin lichamelijke en cognitieve veranderingen geaccepteerd worden.

87
New cards

Disability paradox

Welbevinden ≠ perfecte gezondheid.

88
New cards

Handelingsbekwaamheid

Juridische term: bv. woning verkopen vereist handelingsbekwaamheid.

89
New cards

Beslissingsbekwaamheid

Vermogen om zelfstandig beslissingen te nemen.

90
New cards

Infantilisering vermijden

Behandel ouderen niet als kinderen – pas taal en gedrag aan met respect.

91
New cards

Emotieregulatie

pogingen om invloed uit te oefenen op welke emoties men voelt, wanneer men ze voelt, en hoe ze worden ervaren/uitgedrukt.

92
New cards

Persoonlijkheid

van latijns ‘persona’, verwijst naar de theatrale maskers die gebruikt werden door toneelspelers. De maskers verwezen naar de verschillende personages met elk hun eigenheden.

93
New cards

Persoonlijkheid

een differentieel psychologisch begrip, waarmee men de verschillen in gedrag van mensen probeert te systematiseren, te begrijpen, te verklaren en te voorspellen.

94
New cards

gedragsconsistentie

je vertoont gelijkaardig gedrag in verschillende contexten.

95
New cards

Categorisch (typebenadering)

bestaat persoonlijkheid uit types: je bent het één of het ander.

96
New cards

Dimensioneel (trekbenadering)

bestaat persoonlijkheid uit trekken op een continuüm: je hebt een beetje of veel van iets.

97
New cards

Impliciete theorie

Intuïtieve, onbewuste overtuigingen over hoe persoonlijkheidskenmerken samenhangen.

98
New cards

Expliciete theorie

Bewust en systematisch opgebouwd model over hoe persoonlijkheid werkt.

99
New cards

Lexicale trektheorie

We kunnen persoonlijkheids-trekken afleiden uit hoe mensen elkaar beschrijven.

100
New cards

Projectieve testen

zijn indirecte meetmethoden om persoonlijkheid te onderzoeken, gebaseerd op het principe van projectie.