1/79
Flashcards from French lecture notes
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
une animation
een animatie
un anniversaire
een verjaardag
une boisson
een drankje
une date (de naissance)
een (geboorte)datum
une décoration
een decoratie
un endroit
een plaats
une fĂȘte surprise
een verrassingsfeestje
une invitation
een uitnodiging
un invité / une invitée
een gast
un lieu
een plaats
la nourriture
het eten, de voeding
une playlist
een playlist
les préparatifs (m)
de voorbereidingen
un rendezâvous
een afspraak
un thĂšme
een thema
une ambiance
een sfeer
un code vestimentaire
een kledingvoorschrift
un déguisement
een verkleedkostuum
un dress code
een dresscode
apprécier
waarderen
compter sur
rekenen op
confirmer
bevestigen
décorer
versieren
envisager de
overwegen om te
falloir (il faut)
nodig zijn, moeten
inviter
uitnodigen
participer (Ă )
deelnemen (aan)
se réunir
samenkomen
se taire
zwijgen
se retrouver
elkaar terugzien
plus tard (un peu plus tard)
(een beetje) later
avoir lâintention de
de intentie hebben
ça me ferait plaisir
ik zou dat fijn vinden
rendezâvous chezâŠ
afspraak bijâŠ
le jambon
het ham
un blanc d'Ćuf
een eiwit
un jaune d'Ćuf
een eidooier
l'huile (d'olive) (v)
(olijf)olie
le sel
het zout
le poivre
peper
une épice
een kruid
le fromage
kaas
une tranche
een sneetje
une frite
een friet
les frites (f)
de frieten
le saumon fumé
gerookte zalm
un morceau
deen stuk
un morceau de sucre
een klontje suiker
un pot
een pot(je)
une part
een portie / stuk
une part de tarte
een stuk taart
une boule de glace
een bolletje ijs
un cornet
een hoorntje
un concombre
een komkommer
une feuille de salade
een slablad
une gousse dâail
een teentje look
une tomate
een tomaat
une pizza surgelée
een diepvriespizza
un tube de sauce tomate
een tube tomatensaus
un bĂątonnet de poisson
een visstick
une framboise
een framboos
une pĂȘche
een perzik
un fruit
een vrucht
un légume
een groente
préférer
liever hebben
goûter
proeven
servir (Ă table)
opscheppen
se régaler
smullen
passer Ă table
aan tafel gaan
profiter (de)
genieten van
se dĂ©pĂȘcher
zich haasten
mélanger
mengen
poivrer
met peper bestrooien
préchauffer
voorverwarmen
salér
met zout bestrooien
tartiner
smeren
verser
gieten
Préchaussez (IMP)
Verwarm ⊠voor (gebiedende wijs)
Tartine / Tartinez (IMP)
Smeer ⊠(gebiedende wijs)
Verse / Versez (IMP)
Giet ⊠(gebiedende wijs)