1/67
Mémoire, récits et origines
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
un bon/mauvais souvenir
een leuke/slechte herinnering
se souvenir (de)
het herinneren (van)
oublier
vergeten
la mémoire autobiographique
autobiografisch geheugen
un flashback
een flashback
marquer (un moment, une personne)
(een moment, een persoon) markeren
inoubliable
onvergetelijk
une vague
een golf
le cerveau
de hersenen
un événement
een evenement
sentir
voelen
toucher
aanraken
entendre
horen
goûter
proeven
voir
zien
une odeur
een geur
une saveur
een smaak
une sensation
een gevoel
déclencher un souvenir
een herinnering oproepen
la madeleine de Proust
het (nostalgische) cakeje van Proust
la joie
de vreugde
la tristesse
de droefheid
la peur
de angst
la nostalgie
de nostalgie
être ému(e)
verplaatst worden
être déçu(e)
teleurgesteld zijn
être heureux / heureuse
gelukkig zijn
être triste
verdrietig zijn
avoir le cœur serré
een benauwd hart hebben (kortademigheid)
un souvenir émouvant
een bewegende herinnering
un souvenir poignant
een aangrijpende herinnering
l’enfance
de jeugd
un souvenir d’enfance
een jeugdherinnering
les jeux d’enfants
de kinderspellen
raconter
vertellen
un récit
een verhaal
une anecdote
een anekdote
une époque
een tijdperk
autrefois
vroeger (gewoner/formeler)
jadis
vroeger (ouderwets/poëtisch)
un membre de la famille
een familielid
un(e) ancêtre
een voorouder
un témoignage
een getuigenis
une mémoire collective
een collectief geheugen
une histoire
een verhaal
se rappeler
herinneren
transmettre
verzenden
un événement marquant
een belangrijke gebeurtenis
une guerre
een oorlog
un conflit
een conflict
un exil
een ballingschap
le parcours migratoire
de migratieroute
un pays natal
een geboorteland
un pays d’accueil
een gastland
les racines
de wortels (roots)
une origine
een oorsprong
l’identité
de identiteit
s’intégrer
integreren
garder des liens
verbindingen behouden
avoir une double culture
een dubbele cultuur hebben
construire sa vie
je leven opbouwen
s’épanouir
gedijen (zich goed ontwikkelen)
manquer (à quelqu’un)
(iemand) missen
souffrir
lijden
perdre
verliezen
le deuil
rouwen
l’absence
de afwezigheid
ressentir un vide
een leegte voelen