woordjes
être en forme
in vorm zijn
malade
ziek
grave
ernstig
dangereux, dangereuse
gevaarlijk
repose-toi bien
rust goed uit
fais attention
pas op
arrête!
hou op!
vas-y
ga je gang
viens
kom
c’est mieux
het is beter
rater
missen, mislopen
avoir peur
bang zijn
essayer
proberen
bouger
bewegen
attendre
wachten
apprendre à
leren om
participer à
meedoen aan
facile
makkelijk
peut-être
misschien
sûr(e)
zeker
l’hôspital
het ziekenhuis
chez le docteur
bij/naar de dokter
le médicament
het medicijn
guérir
genezen
traiter
behandelen
fatiqué(e)
moe
utiliser
gebruiken
le conseil
het advies
partout
overal
contre
tegen
le corps
het lichaam
la gorge
de keel
le ventre
de buik
le dos
de rug
la main
de hand
la jambe
het been
le pied
de voet
le doigt
de vinger
l’oreille
het oor
les yeux
de ogen
les potes
de vrienden
le/la meilleur(e)
de beste
rentrer
naar huis gaan
se relaxer
zich ontspannen
téléphoner
bellen
j’ai froid
ik heb het koud
la grippe
de griep
j’espère
ik hoop
aller au lit
naar bed gaan
ça va mieux
het gaat beter
l’endroit
de plek
gagner
winnen
faire du basket
basketballen
faire du foot
voetballen
faire du ski
skiën
faire du tennis
tennissen
faire du hockey
hockeyen
faire du cheval
paardrijden
faire du patinage
schaatsen
faire de la natation
zwemmen
je me présente
ik stel me voor
le championnat
het kampioenschap
l’année dernière
vorig jaar
depuis
sinds
l’entrainement
de training
il fait
je moet, het is nodig
plusieurs
meer, meerdere
commencer
beginnen
le soir
de avond
tout le temps
de hele tijd
seulement
alleen maar
pendant
tijdens, gedurende
entre
tussen
par contre
daarentegen
surtout
vooral
le fruit
het fruit
le légume
de groente
la santé
de gezondheid
la nourriture
het voedsel, het eten
le sommeil
de slaap