Kaarten: Functieleer Deel 1, KULeuven, Hoofdstuk 3 | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 4 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/235

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

236 Terms

1
New cards

encoding

(proces) hoe informatie in het geheugen geraakt

2
New cards

storage

(proces) het opslaan/bewaren van informatie in het geheugen

3
New cards

retrieval

(proces) oproepen van opgeslagen informatie in het geheugen

4
New cards

kortetermijngeheugen (KTG) "short-term memory"

(een deelstructuur van het geheugen) → onmiddellijke geheugen (korte tijdsspanne)

5
New cards

werkgeheugen (WG)

alternatief voor het KTG

6
New cards

langetermijngeheugen (LTG) "long-term memory"

(een deelstructuur van het geheugen) → permanente geheugen (oneindige tijdsspanne)

7
New cards

expliciet geheugen

het declaratieve geheugen → verklarende geheugen (semantisch en episodisch geheugen vormen samen het expliciete geheugen)

8
New cards

→ semantisch geheugen

(deel expliciet geheugen) → betekenisgevende geheugen

9
New cards

→ episodisch geheugen

(deel expliciet geheugen) → geheugen voor persoonlijke gebeurtenissen

10
New cards

impliciet geheugen

= niet declaratief geheugen, een vorm van langetermijngeheugen waarbij geen sprake is van bewuste beleving van of toegang tot opgeslagen kennis (vb. priming)

11
New cards

(geheugen) spoor

informatie die (ooit) in het geheugen gezeten heeft (?)

12
New cards

fysiologisch spoor

"alles wat waargenomen is laat een fysiologisch spoor na nadat het zich eerst consolideert" → Georg Elias Müller

13
New cards

consolidatie

vastleggen/vastzetten in de hersenen

14
New cards

verval

het vervallen/weggaan van herinneringen/geheugen- sporen

15
New cards

klassieke onderzoekslijnen

er zijn 3 klassieke onderzoekslijnen, van Lashley, Penfield en Hebb

16
New cards

onderzoekslijn 1

gelokaliseerd of gedistribueerd geheugen?

17
New cards

lesiestudies

doelbewust dieren (hier: ratten) hersenletsels geven, om de capaciteit van het geheugen te testen → Karl Lashley (1890-1958)

18
New cards

performantiereductie

de afname (reductie) van de mate waarin de gestelde doelstellingen efficiënt en effectief uitgevoerd worden (performantie)

19
New cards

performantie

prestatie, efficiënt iets uitvoeren,...

20
New cards

engram

gelokaliseerd geheugenspoor (zit gestockeerd op 1 precieze plaats) → stelt vast dat dat niet is

21
New cards

gedistribueerd geheugen

geheugensporen zijn niet gelokaliseerd, maar gedistribueerd opgeslagen (→ storage)

22
New cards

mass action

in veel vormen van leren werkt heel de cortex samen als één geheel

23
New cards

equipotentialiteit

andere delen van het brein kunnen functies overnemen (vb. bij hersenschade)

24
New cards

homunculus

(Latijn: klein mannetje), het deel van de somatosensorische cortex dat in functie staat van de mapping → Wilder Penfield (1891-1976), onderzoek bij mensen met zware vorm van epilepsie (met chirurgische ingreep) → stimulatie van delen in de cortex: open hersenen

25
New cards

somatosensorische cortex

deel van de cortex die tast-, pijn-, temperatuur- en proprioceptieve (houding/beweging lichaamsdelen) prikkels omvat

26
New cards

mapping

de 'afbeelding' van bepaalde delen van de somatosensorische die gevoeligheid hebben voor bepaalde lichaamsdelen

27
New cards

lokale stimulatie

bracht soms specifieke herinneringen op → heel levendig, oude/nieuwe herinneringen,...

28
New cards

"The organization of behavior"

→ Donald O. Hebb (1904-1985) (werkte eerst met Lashley, dan met Penfield), boek dat 3 belangrijke concepten introduceert: Hebbian learning, cell-assembly en reverberating cell-assemblies)

29
New cards

Hebbian learning

"cells that fire together, wire together" → als twee met elkaar verbonden zenuwcellen A en B gedurende enige tijd worden gestimuleerd, volgt er een structurele verandering in de verbindende synaps

30
New cards

cell-assembly

een groepje cellen die vaak samen actief zijn (vuren)

31
New cards

reverberating cell-assemblies

cellen die samen vuurden, die zelfs nadat de ontlokkende gebeurtenis (stimulus) weg is, blijven samen vuren (= nazinderen van cell-assemblies) → kan belang hebben voor principe van consolidatie

32
New cards

consolidatie

informatie die zich van het KTG naar het LTG verplaatst (door middel van genoeg herhaling)

33
New cards

mediaal-temporale lob

de hersenkwab/lob(e) die zich vooral processen bevat van het expliciet geheugen

34
New cards

Jennifer-Aniston-cel

een cel die tijdens een onderzoek van Quiroga et al (2005) bij epilepsiepatiënten in operatie, enkel reageerde op beelden van Jennifer-Aniston → gelokaliseerde herinneringen (bewijs engram?)

35
New cards

grandmother-cell

één cel per voorwerp die reageert als dat voorwerp opgevangen wordt

36
New cards

selectief

selectieve cellen, zouden enkel reageren op 1 voorwerp, minder selectieve cellen zouden reageren op meerdere voorwerpen

37
New cards

onderzoekslijn 2

verval/decay → vergeten gebeurt eigenlijk niet

38
New cards

decay

verval van geheugenspoor

39
New cards

"über das Gedächtnis" (1885)

boek → Hermann Ebbinghaus (1850-1909), mijlpaal voor geheugen in de psychologie → speciaal = alle onderzoek was op hemzelf

40
New cards

besparingsmethode

de methode waar gekeken wordt naar de meting van de eerste 'vanbuiten-leer-'sessie, en die wordt vergeleken met de "winst" die gemaakt wordt bij de tweede sessie → Ebbinghaus leerde kaartjes met lettergrepen vanbuiten (tot die ze allemaal perfect kon reproduceren), en dan testte die na verschillende tijdstippen hoelang het duurde om nog eens te leren

41
New cards

retentie interval

interval tussen de leerfase en de herleerfase (hoe minder tijd tussen, hoe meer winst) → hoe beter het onthouden is

42
New cards

hoe meer tijd tussen

hoe minder winst → hoe minder het onthouden is, zo werd een vervalfunctie opgesteld (decay-function)

43
New cards

vervalfunctie

functie waarop je ziet hoe het verval werkt d.m.v. metingen met de besparingsmethode

44
New cards

recall

herinneringstaak (vond Ebbinghaus te subjectief

45
New cards

recognition

herkenningstaak (vond Ebbinghaus te subjectief)

46
New cards

interferentie

alles wat men doet in een dag kan onthouden van dingen beïnvloeden (mensen in slaap hebben minder verval dan mensen die wakker zijn)

47
New cards

REM-fase

"rapid eye movement" fase in slaap → hersenen zijn heel actief tijdens deze fase → belangrijk voor consolidatie

48
New cards

onderzoekslijn 3

vertekeningen van de werkelijkheid (cognitieve p.)

49
New cards

"remembering: a study in experimental and social psychology"

→ Frederic C. Bartlett (1886-1979) - cognitief psycholoog die onderzoek deed naar de rol van schema's

50
New cards

een schema

een soort samenvattende geheugenrepresentatie van alles wat bij een scène of gebeurtenis hoort

51
New cards

seriële reproductie

methode: deelnemer moet iets proberen helemaal hetzelfde te repliceren (vb. verhaal doorvertellen) → "War of the Ghosts" studie

52
New cards

mentaal model

interne representatie van de wereld waarop men cognitieve processen op kan uitvoeren, introductie in "The nature of explanation" → Craik

53
New cards

geheugenvertekeningen

het geheugen dat een vertekend beeld opslaat van wat het eigenlijk is/vertekend beeld 'oproept'

54
New cards

weglatingen

dingen niet melden bij recall taken (vergeten,...)

55
New cards

rationalisaties

dingen die men rationaliseert ("uit context haalt")

56
New cards

transformaties

dingen die men waarneemt veranderen naar een versie die gemakkelijker op te slaan is

57
New cards

sceneconsistente voorwerpen

voorwerpen die in de scene(context) passen → mensen zijn zekerder van die voorwerpen

58
New cards

sceneinconsistente voorwerpen

voorwerpen die niet in de scene(context) passen

59
New cards

stadia van modaal model

het modaal model bestaat uit 3 stadia: sensory memory, short-term memory, long-term memory → hebben heel verschillende eigenschappen (tijd, capaciteit...) → w gezien als 3 verschillende geheugensystemen

60
New cards

primair geheugen

→ onderscheid tussen primair en secundair werd gemaakt door William James, 'inhoud van het bewustzijn' = actieve en op dat moment bruikbare informatie (komt overeen: KTG)

61
New cards

secundair geheugen

informatie in een niet actieve toestand, sluimerend aanwezig in het cognitieve systeem (komt overeen: LTG)

62
New cards

sensorieel geheugen

het geheugensysteem met een heel korte duur, grote capaciteit, veridicaal van aard

63
New cards

kortetermijngeheugen

het geheugensysteem met een redelijk korte duur, kleine capaciteit, fonologisch van aard

64
New cards

langetermijngeheugen

het geheugensysteem met lange (oneindige) duur, grote capaciteit, semantisch van aard

65
New cards

veridicaal

informatie wordt bijgehouden zoals het is binnengekomen

66
New cards

fonologisch

informatie wordt bijgehouden in de vorm van klank

67
New cards

semantisch

informatie wordt bijgehouden volgens betekenis

68
New cards

iconisch geheugen

geheugen voor visuele modaliteiten

69
New cards

echoïsch geheugen

geheugen voor auditieve modaliteiten

70
New cards

whole report

vragen naar 'recall' over een geheel → studie Sperling (1960)

71
New cards

partial report

vragen naar 'recall' van een deeltje van het geheel (vb. de bovenste rij) → mensen konden meer bovenhalen

72
New cards

controleprocessen

processen om informatie actief te houden (vb. maintenance rehearsal,

73
New cards

maintenance rehearsal

informatie actief houden

74
New cards

elaborative rehearsal

informatie overdragen naar LTG door het uit te werken

75
New cards

coding

informatie overdragen naar LTG door het in verband te brengen met eerder gekende zaken

76
New cards

rehearsal prevention task

een taak die verhindert dat proefpersonen items inwendig zouden herhalen

77
New cards

Brown-Peterson paradigma

→ toetsing korte duur van KTG te testen - in het KTG is de informatie echt weg en gebeurt het 'vergeetproces' redelijk snel, - in het LTG is de informatie niet echt weg en gebeurt dit traag 'vergeetproces' → twee soorten vergeten (verval en interferentie)

78
New cards

interferentie

het soort vergeten dat gebeurd met informatie in het LTG dat voorkomt als er interferentie is met ander materiaal (is niet vergeten, maar men kan het niet meer oproepen)

79
New cards

verval

het soort vergeten dat gebeurd met informatie in het KTG, dat voorkomt wanneer de persoon in kwestie het materiaal niet genoeg heeft kunnen herhalen zodat het in het LTG gestockeerd kon worden

80
New cards

the magical number 7 +/- 2

→ George Miller (1956) tijdens zijn experimenten zag hij dat met welke soort stimuli ook, mensen er maar rond de 7 kunnen herinneren (toonde chunking aan) → zelfde voor letters als voor woorden of zinnen → kan door twee factoren: - continue informatiedoorstroom van KTG naar LTG - chunking

81
New cards

memory span

beperkte capaciteit van KTG (ongeveer 7 items, gaat over woorden, zinnen, letters, kleuren, fotos,...)

82
New cards

bits

een eenheid van informatie (vb.letter, prikkel,...)

83
New cards

chunking

controleproces dat items (chunks) kan groeperen in grotere gehelen en zo de capaciteit om dingen te onthouden kan opvoeren

84
New cards

elaborative rehearsal

bij dingen die onthouden moeten worden (in het KTG) wordt er beroep gedaan op kennis waarmee geassocieerd wordt in het LTG vb. 1109 = mijn verjaardag (onthoud makkelijker)

85
New cards

code

een "taal" waarin het geheugen dingen onthoud met verschil tussen het KTG en het LTG vb. fonologische/auditieve code/betekenis code → Baddeley (1966) maakte onderscheid tussen de twee door studie 5-woordenlijst en 10-woordenlijst (targets) en daarna distractors die fonetisch/met betekenis gerelateerd waren aan de target-woorden

86
New cards

target

het woord waar men naar zocht (juiste antwoord)

87
New cards

distractors

woorden die overeenkwamen met de targets, maar niet hetzelfde waren (fonetisch gelijkend, betekenis gelijkend, of totaal ongerelateerd)

88
New cards

auditieve code

het KTG gebruikt meer de auditieve code, zo herkennen mensen meer welke dingen er in hun KTG zitten als ze auditieve prikkels krijgen

89
New cards

betekenis code

het LTG gebruik meer de code van de betekenis (dingen worden semantisch opgeslagen in het geheugen)

90
New cards

retrieval uit het KTG

terughalen van informatie uit het KTG → Sternberg (1966) twee experimenten

91
New cards

varied set procedure

procedure waar de proefpersoon tussen de 1 en 6 items aangeboden kregen met delay period → daarna: ja/nee-RT-taak (=KTG)

92
New cards

delay period

kort interval tussen beurten met stimuli

93
New cards

fixed set procedure

voorafgaand vanbuiten leren van 1 tot 4 aangeboden items → daarna: ja/nee-RT-taak (=LTG)

94
New cards

intercept

de plek waar in een grafiek een rechte de y-as snijdt (de plek waar X = 0)

95
New cards

slope

de helling van een rechte

96
New cards

parallel zoeken

tussen de gememoriseerde items meteen kunnen vinden waarnaar men zoekt (duurt even lang wel stuk die ook moet zoeken)

97
New cards

serieel zoeken

in een rij zoeken (de hele volgorde waarin iets gememoriseerd/onthouden is moeten afgaan voor men iets kan vinden/"recallen")

98
New cards

exhaustief zoekproces

er wordt gezocht tot de hele aangeleerde set doorlopen is

99
New cards

self-terminating process

= zelf-eindigend proces, er wordt gezocht tot het testitem (al dan niet) gevonden is

100
New cards

seriële-positie-effect

het effect van de (seriële) positie in de tijd ten opzichte van hoe goed het herinnert wordt → primacy effect, recency effect