Filosofie definities

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
full-widthCall with Kai
GameKnowt Play
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/125

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

126 Terms

1
New cards

A-prioribewijs (Descartes)

Een godsbewijs dat het bestaan van God afleidt uit het concept van God zelf, zonder beroep te doen op zintuiglijke ervaring. Voor Descartes is het bestaan van God noodzakelijk vervat in de idee van een volmaakt wezen.

2
New cards

A-posterioribewijs (Descartes)

Een godsbewijs dat vertrekt vanuit de ervaring, zoals de menselijke twijfel en het besef van eigen onvolkomenheid, om tot de conclusie te komen dat een volmaakt wezen (God) moet bestaan als oorzaak van de idee van volmaaktheid.

3
New cards

Adverse Selection (Akerlof)

Een marktfalen dat optreedt wanneer er asymmetrische informatie is, waardoor de ene partij (vaak de verkoper of verzekeringnemer) meer weet dan de andere. Dit kan leiden tot het verdwijnen van "goede" producten of risico's uit de markt, omdat kopers of verzekeraars een gemiddelde prijs betalen die te hoog is voor goede kwaliteit en te laag voor slechte kwaliteit.

4
New cards

Antropocentrisme

De opvatting dat de mens het middelpunt van het universum is, of dat de werkelijkheid wordt begrepen en geïnterpreteerd vanuit menselijke doeleinden en verlangens. Dit wordt in de moderne wetenschap bekritiseerd als een belemmering voor objectieve kennis.

5
New cards

Aporie (sociaal-contractdenken)

Een onoplosbare moeilijkheid of paradox. In het sociaal-contractdenken verwijst dit naar het probleem dat een sociaal contract, dat orde creëert, een zekere mate van moraliteit of socialiteit moet veronderstellen die in de (egoïstische) natuurtoestand niet aanwezig zou zijn.

6
New cards

Arbeidsverdeling (Plato)

Het principe dat in een ideale staat elke burger zich specialiseert in de taak waarvoor hij van nature het meest geschikt is. Dit leidt in Plato's Republiek tot een hiërarchische standenmaatschappij.

7
New cards

Ascese (Socrates/Plato)

Een levenswijze van onthouding en oefening, gericht op het bevrijden van de ziel van lichamelijke genietingen en zintuiglijke waarnemingen, om zo inzicht te verkrijgen in de waarheid.

8
New cards

Atheïsme

De overtuiging dat er geen goden of goddelijke wezens bestaan. De tekst merkt op dat ondanks het verlies van theologische legitimatie van macht in de Moderne Tijden, deïsme populairder was dan atheïsme.

9
New cards

Autonomie (Kant)

Het vermogen van een redelijk wezen om zichzelf de wet te stellen, onafhankelijk van externe oorzaken of neigingen. Het is de kern van Kants ethiek, waarbij moreel handelen voortkomt uit respect voor de zedelijke wet die men zichzelf oplegt.

10
New cards

Basisfuncties van taal (Taalfilosofie)

De twee hoofdfuncties van taal zoals beschreven

11
New cards

Bios Politikos (Aristoteles)

De politieke levenswijze, waarbij de mens zijn volkomenheid bereikt door deel te nemen aan het sociale en politieke leven van de gemeenschap.

12
New cards

Bios Theoretikos (Aristoteles)

De contemplatieve levenswijze, gewijd aan het schouwen van de waarheid, die Aristoteles als het hoogste ideaal voor de mens beschouwt, hoewel hij erkent dat dit bovenmenselijk is.

13
New cards

Burgerlijke Maatschappij (Locke)

Een maatschappelijke toestand die ontstaat na het sociale contract, waarin rechten en eigendommen beter worden beschermd door de instelling van een staat met geschreven wetten en onpartijdige rechters.

14
New cards

Categorische Imperatief (Kant)

Een onvoorwaardelijk moreel gebod dat stelt dat men alleen moet handelen volgens een maxime waarvan men tegelijkertijd zou kunnen willen dat het een universele wet wordt, en dat men de mensheid, zowel in eigen persoon als in die van ieder ander, altijd als doel, nooit louter als middel moet gebruiken.

15
New cards

Chrematistiek (Aristoteles)

De kunst van het verwerven van rijkdom, in het bijzonder het vergaren van geld als doel op zich. Aristoteles onderscheidt een 'goede' (ondergeschikt aan oikonomia) en een 'slechte' (onbegrensde accumulatie) variant.

16
New cards

Cogito Ergo Sum (Descartes)

"Ik denk, dus ik ben." Descartes' eerste onbetwijfelbare waarheid, voortkomend uit zijn methodische twijfel. Het is een intuïtieve zekerheid van het bestaan van het denkende 'ik'.

17
New cards

Communistische maatschappij (Plato)

In Plato's Republiek het idee van gemeenschappelijk bezit, met name voor de klasse van wachters en regeerders, om te voorkomen dat economische belangen politieke macht corrumperen.

18
New cards

Consequentialisme

Een ethische theorie die de moraliteit van een handeling beoordeelt op basis van de gevolgen. De "goede" handeling is die welke de beste gevolgen produceert, ongeacht de intentie.

19
New cards

Contrafactische vraagstelling (Sociaal Contract)

Een denkwijze die een hypothetische situatie creëert die haaks staat op de feitelijke werkelijkheid (zoals de natuurtoestand), om zo de legitimiteit van bestaande maatschappelijke structuren te onderzoeken.

20
New cards

Copernicaanse Revolutie (Kant)

Kants filosofische 'omdraaiing' in de kentheorie, waarbij hij stelt dat niet ons verstand zich naar de objecten richt, maar de objecten zich naar ons verstand schikken. Dit betekent dat de structuur van de werkelijkheid die wij ervaren (fenomenen) mede wordt bepaald door de a priori categorieën van ons verstand.

21
New cards

Correctieve Rechtvaardigheid (Aristoteles)

Een vorm van bijzondere rechtvaardigheid die streeft naar rekenkundige gelijkheid bij transacties (vrijwillig of onvrijwillig) tussen individuen, door schadevergoedingen toe te kennen om ongelijkheden te herstellen.

22
New cards

Deïsme

De overtuiging dat God de wereld heeft geschapen en een mechanisme in werking heeft gezet, maar daarna niet meer ingrijpt in de wereld. God wordt gezien als een 'horlogemaker'.

23
New cards

Deontologie/Plichtsethiek

Een ethische theorie die stelt dat bepaalde handelingen intrinsiek goed of fout zijn, ongeacht de gevolgen. Moraliteit is gebaseerd op plichten en rechten die onvoorwaardelijk gerespecteerd moeten worden.

24
New cards

Desantropomorfisering (Moderne Wetenschap)

Het proces waarbij de moderne wetenschap de werkelijkheid ontdoet van menselijke kenmerken, doeleinden en betekenissen, en deze beschrijft vanuit een objectief, kwantitatief en neutraal standpunt.

25
New cards

Dianoia (Plato)

Mathematisch denken, dat zich richt op intelligibele objecten en als ideale voorbereiding dient op zuiver denken (noesis).

26
New cards

Ding an sich (Kant)

Het 'ding op zichzelf', de werkelijkheid zoals die onafhankelijk van onze waarneming en ons verstand bestaat. Volgens Kant is het 'Ding an sich' onkenbaar voor de mens.

27
New cards

Distributieve Rechtvaardigheid (Aristoteles)

Een vorm van bijzondere rechtvaardigheid die streeft naar proportionele of "geometrische" gelijkheid bij de verdeling van goederen, ambten en lasten, afhankelijk van de verdienste of kwaliteit van de ontvangers.

28
New cards

Dualisme (Descartes)

De filosofische opvatting dat de mens bestaat uit twee fundamenteel verschillende substanties

29
New cards

Eudaimonia (Aristoteles)

Een concept dat vaak vertaald wordt als "geluk", maar meer omvat dan louter genot. Het verwijst naar een geslaagd, bloeiend leven, een vorm van activiteit of praxis, die gekenmerkt wordt door deugden en de vervulling van de menselijke natuur.

30
New cards

Evidentie (Descartes)

De helderheid en onderscheidenheid waarmee een idee zich aan het verstand presenteert, en die voor Descartes het criterium van waarheid vormt.

31
New cards

Exoterische werken (Aristoteles)

Aristoteles' werken die voor een breder, extern publiek bedoeld waren, vaak in dialoogvorm geschreven.

32
New cards

Experimentele benadering (Moderne Wetenschap)

De methode van de moderne wetenschap die de ervaring niet naïef aanvaardt, maar actief organiseert en manipuleert door middel van experimenten, om zo hypothesen te testen en kwantitatieve gegevens te verzamelen.

33
New cards

Fenomenen (Kant)

De dingen zoals ze zich aan ons voordoen in de ervaring, die gestructureerd zijn door de a priori categorieën van ons verstand en onze zintuigen.

34
New cards

Finalisme/Teleologie (Griekse filosofie)

De opvatting dat de natuur en alle processen daarin doelgericht zijn, waarbij elk ding streeft naar de verwezenlijking van zijn inherente doel of perfectie.

35
New cards

Fysica (Miletische filosofen)

De studie van de natuur (phusis) en haar immanente wetmatigheden, als verklaring voor de orde in de wereld, in tegenstelling tot mythische verklaringen.

36
New cards

Gedachtenexperiment (Nozick)

Een hypothetisch scenario dat wordt gebruikt om morele of filosofische intuïties te testen en argumenten te verhelderen, zoals de "ervaringsmachine".

37
New cards

Geocentrisme

Het antieke wereldbeeld waarbij de aarde als het onbeweeglijke middelpunt van het universum werd gezien.

38
New cards

Geluk (Kant)

Hoewel niet het primaire doel van moreel handelen, kan geluk wel een gevolg of een niet-bedoeld neveneffect zijn van een leven geleid uit plicht. Voor Kant is het nastreven van geluk door instincten efficiënter dan door rede.

39
New cards

Geschiedenisfilosofie

De filosofische discipline die de zin, voortgang en structuur van de geschiedenis bestudeert.

40
New cards

Heliocentrisme

Het wereldbeeld dat de zon als het middelpunt van ons zonnestelsel plaatst, in tegenstelling tot het geocentrisme. Copernicus' theorie was een belangrijke stap in de desantropomorfisering van de wetenschap.

41
New cards

Heteronomie (Kant)

Het handelen onder invloed van externe oorzaken, neigingen of doelen buiten de pure rede. Dit staat in contrast met autonomie, waarbij de wil zichzelf de wet stelt.

42
New cards

Hiërarchie der werkelijkheid en weten (Plato)

Plato's dualistische opvatting waarbij een hogere, intelligibele werkelijkheid van zuivere ideeën (met "het zijn" in volle betekenis) gescheiden is van een lagere, zintuiglijke, veranderlijke werkelijkheid van fenomenen. Hieraan correspondeert een hiërarchie van kennisniveaus (gissen, overtuigingen, mathematisch denken, zuiver denken).

43
New cards

Homogenisering (Moderne Wetenschap)

Het proces waarbij de moderne wetenschap kwalitatieve verschillen in de werkelijkheid (zoals goed/slecht, mooi/lelijk) negeert en alles reduceert tot kwantitatieve, meetbare grootheden.

44
New cards

Hylemorfisme (Aristoteles)

Aristoteles' leer dat elk zijnde bestaat uit een combinatie van stof (hylè) en vorm (morphè). Stof is het principe van potentialiteit en onbepaaldheid, terwijl vorm het principe van actualiteit, bepaaldheid en inzichtelijkheid is.

45
New cards

Hypothetische Imperatief (Kant)

Een gebod dat stelt wat men moet doen om een bepaald doel te bereiken ("als je X wilt, moet je Y doen"). Het is voorwaardelijk en staat in contrast met de onvoorwaardelijke categorische imperatief.

46
New cards

Ideeënleer (Plato)

De doctrine van Plato dat er een afzonderlijke, perfecte en onveranderlijke wereld van Ideeën bestaat, waarvan de zichtbare, materiële wereld slechts een onvolmaakte afspiegeling is. Deze Ideeën zijn de ware werkelijkheid en de objecten van kennis.

47
New cards

Intentie (Deontologie)

De innerlijke motivatie of het doel waaruit een handeling wordt gesteld. Voor deontologen is de moraliteit van een handeling afhankelijk van de intentie, niet van de gevolgen.

48
New cards

Isonomia (Griekenland)

De gelijkheid voor de wet, kenmerkend voor de antieke Griekse stadstaten.

49
New cards

Ius in bello (Rawls)

Regels voor rechtvaardigheid tijdens oorlog, die beperkingen opleggen aan de wijze waarop oorlog wordt gevoerd, zelfs wanneer de oorlog zelf gerechtvaardigd is.

50
New cards

Kansengelijkheid (Rawls)

Een principe in Rawls' theorie van rechtvaardigheid dat stelt dat sociale en economische ongelijkheden alleen zijn toegestaan als ze verbonden zijn met ambten en posities die openstaan voor iedereen onder voorwaarden van faire gelijkheid van kansen.

51
New cards

Kinesis (Aristoteles)

Beweging in brede zin, niet alleen verplaatsing in ruimte en tijd, maar ook ontstaan, vergaan, kwalitatieve en kwantitatieve veranderingen. Voor Aristoteles kan de natuur alleen begrepen worden vanuit de kinesis.

52
New cards

Kosmologie

De filosofische of wetenschappelijke studie van de oorsprong, evolutie, structuur en uiteindelijke bestemming van het universum.

53
New cards

Kosmopolitisme

De opvatting dat alle mensen wereldburgers zijn en dat morele verplichtingen niet beperkt zijn door nationale grenzen. In de context van globale rechtvaardigheid pleit dit voor gelijke behandeling van belangen ongeacht nationaliteit.

54
New cards

Leefwereld

De wereld zoals die wordt ervaren en geïnterpreteerd vanuit menselijke zingeving en sociale relaties, in contrast met de objectieve wereld van de wetenschap.

55
New cards

Leren sterven (Socrates/Plato)

De filosofie als een oefening in het losmaken van de ziel van het lichaam en de zintuiglijke wereld, om zo de intelligibele werkelijkheid en de waarheid te kunnen aanschouwen. Dit is een apologie van een onthechte levenswijze.

56
New cards

Legitimiteit van eigendom (Locke)

De rechtvaardiging van privé-eigendom, afgeleid van het natuurlijke eigendomsrecht van een individu op zichzelf, zijn arbeid en de producten daarvan.

57
New cards

Leviathan (Hobbes)

De soevereine macht in Hobbes' politieke filosofie, een absolute en oncontroleerbare staat, gecreëerd door het sociaal verdrag om de burgeroorlog te voorkomen en vrede en veiligheid te waarborgen.

58
New cards

Liberalisme (Politiek)

Een politieke filosofie die de prioriteit legt bij individuele burgerrechten, vrijheden en kansengelijkheid, vaak in contrast met economische groei of welvaart als voornaamste maatschappelijke doelstellingen.

59
New cards

Logica

De studie van geldige redeneervormen, waarbij een ware conclusie noodzakelijkerwijs volgt uit ware premissen. Aristoteles wordt gezien als de grondlegger hiervan.

60
New cards

Logocentrisme (Griekse wijsbegeerte)

De nadruk op het belang van de logos (rede, woord) als het primaire middel voor kennis en waarheid, wat ertoe leidde dat het zintuiglijke en lichamelijke als secundair werden gedefinieerd.

61
New cards

Lockean Proviso

De voorwaarde van Locke dat particuliere toeëigening van gemeenschappelijke goederen gerechtvaardigd is, zolang er "nog genoeg en even goed" overblijft voor anderen.

62
New cards

Maxime (Kant)

De subjectieve regel of het principe dat ten grondslag ligt aan een handeling. Voor Kants categorische imperatief moet een maxime universaliseerbaar zijn.

63
New cards

Maximinregel (Rawls)

Een beslissingsregel in de oorspronkelijke positie, waarbij de partijen kiezen voor die maatschappelijke structuren die de best mogelijke uitkomst garanderen voor de mensen in de slechtst mogelijke positie.

64
New cards

Metafysica/Ontologie

De filosofische discipline die de meest fundamentele structuur van al wat bestaat bestudeert, "het zijn als zijn". Voor Kant is dit domein van speculatie problematisch zonder empirische basis.

65
New cards

Metexis (Plato)

Participatie; de notie dat zintuiglijke dingen deel hebben aan de Ideeën, ook al zijn ze ervan gescheiden (chorismos).

66
New cards

Methodische Twijfel (Descartes)

Een systematisch gedachtenexperiment van Descartes, waarbij hij radicaal twijfelt aan alle kennis die niet absoluut zeker en onbetwijfelbaar is, om zo tot een fundament van kennis te komen.

67
New cards

Moral Hazard

Een fenomeen in verzekeringen waarbij het hebben van een verzekering aanzet tot onvoorzichtig of onverantwoordelijk gedrag, omdat de verzekerde de kosten van risico's niet volledig draagt.

68
New cards

Mysteriereligies (Archaïsch Griekenland)

Religieuze praktijken waarbij geheime kennis over goddelijke manifestaties alleen werd gedeeld binnen een beperkte kring van ingewijden, in tegenstelling tot de openbare aard van de filosofie.

69
New cards

Natuurrecht

Een geheel van universele, objectieve morele principes die inherent zijn aan de menselijke natuur of de natuurlijke orde, en die gelding hebben onafhankelijk van positieve (door mensen gemaakte) wetten. Hobbes en Locke hebben hier sterk uiteenlopende visies op.

70
New cards

Natuurtoestand (Sociaal Contract)

Een hypothetische toestand zonder georganiseerde maatschappij of staat, gebruikt door sociaal-contractdenkers om de legitimiteit van de staat te rechtvaardigen en te reflecteren op de menselijke natuur.

71
New cards

Noesis (Plato)

Zuiver denken, de hoogste vorm van weten, gericht op de contemplatie van de zuivere, intelligibele ideeën, onafhankelijk van de zintuiglijkheid.

72
New cards

Noumenale wereld (Kant)

De wereld van de dingen zoals ze op zichzelf zijn (Ding an sich), onafhankelijk van onze zintuiglijke waarneming en ons verstand. Voor Kant is deze wereld niet direct kenbaar, maar de mens kan zichzelf wel als noumenaal wezen (vrij en autonoom) ervaren.

73
New cards

Objectivering (Moderne Wetenschap)

Het proces waarbij de wetenschap objecten bestudeert vanuit een afstandelijk, onpersoonlijk standpunt, los van menselijke zinervaring of subjectieve betrokkenheid.

74
New cards

Oikonomia (Aristoteles)

De kunst van het goede gebruik van rijkdom en het huishouden, in tegenstelling tot de chrematistiek. Het richt zich op de gebruikswaarde van goederen.

75
New cards

Ontologisch Godsbewijs (Descartes/Anselmus)

Een godsbewijs dat stelt dat het bestaan van God noodzakelijk volgt uit de idee van God als het meest volmaakte wezen, omdat perfectie het bestaan omvat.

76
New cards

Oorspronkelijke Positie (Rawls)

Een hypothetische situatie (vergelijkbaar met de natuurtoestand in het sociaal contract), waarin mensen achter een "sluier van onwetendheid" principes van rechtvaardigheid voor de samenleving kiezen, zonder kennis van hun eigen sociale positie, talenten of opvatting van het goede leven. Dit garandeert onpartijdigheid.

77
New cards

Paradeigmata (Plato)

Modellen of oerbeelden; de volmaakte Ideeën in Plato's leer, waarvan concrete dingen slechts onvolkomen gelijkenissen zijn.

78
New cards

Pactum Subiectionis (Pufendorf)

Het tweede deel van een sociaal contract, waarin mensen besluiten hoe ze hun samenleven zullen organiseren en de rechten en plichten van de subjecten en de staat vastleggen (onderwerping aan een heerser).

79
New cards

Pactum Unionis (Pufendorf)

Het eerste deel van een sociaal contract, waarin mensen besluiten zich te verenigen, elkaar te respecteren en in vrede samen te leven.

80
New cards

Performatieve functie (Taalfilosofie)

Het vermogen van taal om werkelijkheid te scheppen door middel van uitspraken (bijvoorbeeld beloftes, veroordelingen), in tegenstelling tot een louter informerende of beschrijvende functie.

81
New cards

Phronesis (Aristoteles)

Praktische levenswijsheid of prudentia; het vermogen om in concrete situaties het goede te onderscheiden en correct te handelen, rekening houdend met diverse factoren. Het is meer dan louter theoretische kennis.

82
New cards

Phusis (Miletische filosofen)

De natuur, die voor de Miletische filosofen het fundamentele principe van de wereldorde vormde, in tegenstelling tot bovennatuurlijke verklaringen.

83
New cards

Pistis (Plato)

Overtuigingen, geloof gebaseerd op waarneming; een lager niveau van weten in Plato's hiërarchie.

84
New cards

Pleonektes (Aristoteles)

Degene die altijd meer wil, nooit genoeg heeft; een onrechtvaardig persoon in de algemene zin van Aristoteles.

85
New cards

Polis (Griekenland)

De Griekse stadstaat, een centrale eenheid van politiek en sociaal leven in de oudheid.

86
New cards

Positieve Vrijheid

Vrijheid om iets te kunnen doen, vaak door middel van ondersteuning van de staat (bijv. scholing, gezondheidszorg). Dit staat in contrast met negatieve vrijheid.

87
New cards

Pragmatiek (Taalfilosofie)

Het deelgebied van de semiotiek dat de relatie tussen tekens en hun gebruikers (communicatie) bestudeert.

88
New cards

Predestinatieleer (Calvinisme)

De theologische leer dat God vooraf heeft bepaald wie gered zal worden en wie niet, ongeacht hun daden. Dit leidde paradoxaal genoeg tot een sterke economische activiteit onder calvinisten (Weber).

89
New cards

Preferentie-utilitarisme

Een variant van utilitarisme die stelt dat het goede verbonden is met het vervullen van preferenties (voorkeuren) van individuen, en niet noodzakelijk met louter plezier of pijn.

90
New cards

Primaire Kwaliteiten (Descartes)

De eigenschappen van lichamen die zuiver kwantitatief bestudeerd kunnen worden, zoals uitgebreidheid (lengte, diepte, hoogte), vorm, beweging en plaats. Deze zijn objectief en begrijpelijk.

91
New cards

Primaire Sociale Goederen (Rawls)

Zaken die iedereen nodig heeft, ongeacht hun levensplan, zoals rechten, vrijheden, inkomen, welvaart, en sociale status. Rawls' principes van rechtvaardigheid richten zich op de verdeling hiervan.

92
New cards

Prerogatief (Locke)

De mogelijkheid van de uitvoerende macht om op eigen initiatief, zonder wet en soms zelfs tegen wettelijke voorschriften in, beslissingen te nemen voor het algemeen belang in situaties die de wet niet voorziet of in noodsituaties.

93
New cards

Producent (Aristoteles)

In Aristoteles' visie is de producent (ambachtsman) niet echt productief; hij is slechts een werktuig waardoor een vooraf bestaande vorm zich in de stof realiseert. De werkelijke causaliteit ligt bij het voltooide product of de vorm.

94
New cards

Publieke Goederen

Goederen waarvan het gebruik door de ene persoon het gebruik door een ander niet uitsluit, en waarvoor het moeilijk is om mensen uit te sluiten van gebruik, zelfs als ze niet bijdragen aan de productie (vrijbuitersprobleem).

95
New cards

Rationalisme (Descartes)

De filosofische stroming die de rede en het intellect als primaire bron van kennis beschouwt, en de nadruk legt op deductie vanuit heldere en onderscheiden ideeën.

96
New cards

Recht op Weerstand (Locke)

Het recht van het volk om zich te verzetten tegen een regering die haar mandaat schendt of de natuurlijke rechten van de burgers niet respecteert.

97
New cards

Reflexief Evenwicht (Rawls)

De methode van Rawls om tot zijn principes van rechtvaardigheid te komen, waarbij men intuïtieve morele oordelen en theoretische principes met elkaar in overeenstemming brengt door ze wederzijds aan te passen totdat een stabiel evenwicht is bereikt.

98
New cards

Regelutilitarisme

Een variant van utilitarisme die stelt dat een handeling moreel goed is als deze in overeenstemming is met een regel waarvan de naleving door iedereen het totale nut maximeert.

99
New cards

Relativisme (Sofisten)

De filosofische opvatting dat er geen absolute waarheden of normen zijn, en dat kennis en moraliteit relatief zijn aan het individu of de cultuur (Protagoras

100
New cards

Reminiscentieleer (Plato)

De theorie van Plato dat kennis in feite herinnering is aan de Ideeën die de ziel voor de geboorte heeft aanschouwd.