Lesson 5.2 dutch -> english

plausible

aannemelijk, geloofwaardig

to decline

achteruitgaan

to dismiss as

afdoen als

absence makes the heart grow fonder

afwezigheid versterkt de liefde

All walks of life

alle rangen en standen

When the going gets tough, the tough get going

Als het echt lastig wordt, gaan alleen de echte doorzetters door

civil servant

ambtenaar

When in Rome, do as the Romans do

Andere landen, andere zeden

What goes around, comes around

Boontje komt om zijn loontje

Binge drinking

‘comazuipen’

consistent

constant, consequent

It ain’t over till the fat lady sings

De kansen kunnen nog keren

doomsayer

doemdenker

durable

duurzaam

to go the extra mile

een extra inspanning leveren, een stap verder gaan

gesture

gebaar

self-esteem

gevoel van eigenwaarde

to think the world

geweldig vinden

beneficial

gunstig, nuttig, positief

keeper

hoeder, beschermer

moron

idioot (scheldwoord)

at any rate

in elk geval

Two wrongs don’t make a right

Je mag kwaad niet met kwaad vergelden

ongoing

lopend

windpipe

luchtpijp

measurable

Meetbaar

to drizzle

miezeren

practice makes perfect

Oefening baart kunst

Turnout

Opkomst

Beauty is in the eye of the beholder

Schoonheid ligt in de ogen van de aanschouwer

Oesophagus

Slokdarm

To vanish

Snel verdwijnen

Birds of a feather flock together

Soort zoekt soort

allotted

toegekend

Diverse

Uiteenlopend

To postpone

Uitstellen

There is no such thing as a free lunch

Voor niets gaat de zon op

Passing

Voorbijgaand

To clear

Vrijmaken

It’s impossible to make an omelette without breaking any eggs

Waar gehakt wordt, vallen spaanders

Business associate

Zakenrelatie

Self-sufficient

Zelfvoorzienend, zelfstandig

Easy come, easy go

Zo gewonnen, zo geronnen