1/306
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
discuter
discussiëren
revendiquer, exiger
aanspraak maken op, eisen
venir de (ex je viens de rentrer)
net/zojuist gedaan hebben (vb ik ben net terug)
la réussite
het succes
je travaille aussi bien que toi
ik werk even goed als jij
encore une fois, de nouveau, à nouveau
nog een keer, opnieuw
une utilisation
een gebruik
utile/inutile
nuttig/nutteloos, niet nodig
simplifié, simplifiée
vereenvoudigd
prêt, prête à
bereid om
médiocre
minderwaardig
après, après que + ind
na, nadat
tant que
zolang
comme (en début de phrase)
aangezien, omdat
social, sociale
sociaal, maatschappelijk
la conversation
het gesprek
la discussion
de discussie
la négociation
de onderhandeling
la concertation
het overleg
négocier
onderhandelen
se concerter
overleggen
à propos de/au sujet de/ en ce qui concerne (conjonction, à utiliser auprès d'un verbe) (ex. je vous appelle en ce qui concerne...)
wat betreft
concernant (adjectif/participe présent, à utiliser auprès d'un substantif) (ex. le rapport concernant...)
wat betreft
aborder un sujet
een onderwerp aansnijden
il s'agit de (ex. dans le film, il s'agit de...)
het gaat over
débuter, commencer par
beginnen met
passer au point suivant
overgaan naar het volgende punt
résumer
samenvatten
récapituler
herhalen
conclure
afsluiten, besluiten
terminer
beëindigen
communiquer
meedelen, communiceren
renseigner sur, informer
inlichtingen geven over
mentionner
vermelden, noemen
indiquer
aangeven
préciser
bepalen
signaler
laten weten, wijzen op
annoncer
aankondigen
rappeler que
eraan herinneren dat
définir
bepalen
signifier
betekenen
faire le tour de la question
iets grondig bekijken, uitvoerig debatteren over
faire le point
de stand van zaken opmaken
aller à l'essentiel
tot de kern komen, ter zake komen
insister sur
de nadruk leggen op
remarquer
opmerken
se limiter à
zich beperken tot
tenir compte de
rekening houden met
dépendre de
afhangen van
consulter (qqc, qqn)
raadplegen, bekijken
relativiser
relativeren
chercher, trouver un compromis
een compromis zoeken/vinden
résoudre
oplossen
la solution
de oplossing
se mettre d'accord/être d'accord sur
akkoord gaan met
améliorer
verbeteren (in kwaliteit)
rectifier
rechtzetten, verbeteren (een fout)
optimiser
optimaliseren
obtenir
verkrijgen, bereiken
contribuer à
bijdragen aan
assumer (ex. les risques, la responsabilité)
aanvaarden, op zich nemen (bvb de risico's)
organiser
organiseren
planifier
plannen
effectuer, exécuter
uitvoeren
opter pour qqc, choisir qqc
kiezen voor
faire des démarches
stappen ondernemen
inciter à
aansporen om, tot
utiliser, employer
gebruiken
disposer de
beschikken over
se composer de
samengesteld zijn uit
contenir
bevatten
s'équiper de
zich voorzien, zich uitrusten met
s'entourer de
zich omringen met
correspondre à qqc
overeenkomen met iets
actualiser, mettre à jour
bijwerken, updaten
servir à qqc
dienen voor iets
se servir de
gebruik maken van
augmenter
verhogen
diminuer
verminderen
assurer
waarborgen, verzekeren, zorgen voor
s'assurer de
zich verzekeren van
cocher
aanvinken
souligner
onderlijnen
noter, prendre note
notities maken
entendre
horen
écouter
luisteren
deviner
raden
apprécier
waarderen
suivre
volgen
réfléchir à
nadenken over
penser à
denken aan
espérer
hopen
tolérer
dulden, toestaan
se mettre en colère, se fâcher
boos worden
stresser
stressen
avoir la pression
onder druk staan
s'excuser (de qqc)
zich verontschuldigen (voor iets)
parler plus fort/plus doucement - plus haut/plus bas
harder/zachter praten
élever/baisser la voix
de stem verheffen/ zachter praten
couper la parole, interrompre
onderbreken, in de rede vallen