Kaarten: Introduction to Soil Science - SGL11303 | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/210

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

211 Terms

1
New cards

Culturele diensten

Genoegens die mensen putten uit ecosystemen door geestelijke verrijking (esthetische waarden).

2
New cards

Ondersteunende diensten

Diensten die noodzakelijk zijn voor de productie van alle overige ecosyteemdiensten (biomassaproductie, productie van atmosferische zuurstof, waterkringloop)

3
New cards

Waarom verdwijnen stikstof-arme standplaatsen?

Door luchtverontreiniging onder invloed van intensieve landbouw slaat stikstof uit de lucht neer

4
New cards

Bufferfunctie bodem

Het reguleren van de chemische omstandigheden in het bodemvocht en neerwaarts bewegend water.

5
New cards

Regeneratie-functie bodem

Vrijmaken van nutriënten en water bij de afbraak van resten van planten/dieren/afvalstoffen.

6
New cards

Filterfunctie bodem

Bodem als filter van neerwaarts bewegend water.

7
New cards

Wat is een gevolg van versnelde oppervlakkige afvoer van regenwater?

Leidt tot minder opslag van water in het bodemprofiel en grondwater, waardoor de grondwaterstand lager staat (veen kan gaan oxideren).

8
New cards

Wat kan een gevolg zijn van ontwatering?

Door ontwatering wordt de bodem droog. Een droge bodem heeft een betere draagkracht dan een natte bodem.

9
New cards

Waarom zijn sterk kleihoudende gronden moeilijk te bewerken?

Een droge kleigrond verkruimelt niet door ploegen (grote cohesie tussen kleideeltjes).
Een natte kleigrond is plastisch en versmeert waardoor grote kluiten ontstaan.

10
New cards

Inzijging

Door het onttrekken van water uit diepe lagen ontstaat een stijghoogteverschil -> ondiep water verplaatst zich door de tussenliggende slechtere watervoerende pakketten naar een dieper watervoerend pakket.

11
New cards

Kwel

In een dieper watervoerend pakket kan een overdruk aanwezig zijn t.o.v. een ondieper watervoerend pakket -> water beweegt tegen de zwaartekracht omhoog door de slechtdoorlatende laag.

12
New cards

Hoe worden opgeloste stoffen in water verspreid?

Stoffen die oplossen in water spoelen uit en worden in de bodem meegevoerd met de waterstroom. Als de stoffen in het grondwater komen vindt verdere verspreiding plaats.

13
New cards

Hoe is de oceanische korst ontstaan?

Waar magma van grote diepte opstijgt wordt nieuwe korst gevormd. De door stolling ontstane korst drijft uiteen.

14
New cards

Oceanische korst (kenmerken)

5-10 km dik, rijk aan ijzer en magnesium, arm aan kwarts, basalt.

15
New cards

Continentale korst (kenmerken)

5-50 km dik, rijk aan kwarts, arm aan ijzer en magnesium (vandaar lichtere kleur), graniet

16
New cards

Toevoerdiensten

Producten die uit ecosystemen worden verkregen (voedsel, zoet water)

17
New cards

Regulerende diensten

Voordelen die worden verkregen uit de regulering van ecosysteemprocessen (regulering van klimaat en water)

18
New cards

Stollingsgesteenten

Gesteenten die ontstaan na stolling van magma.

19
New cards

Sedimentgesteenten

Door verwering en erosie aan het aardoppervlak ontstaan nieuwe gesteenten.

20
New cards

Metamorfe gesteenten

Gesteenten die diep in de aardkorst onder hoge druk staan en aan hoge temperaturen worden blootgesteld.

21
New cards

Dieptegesteenten

Intrusie van magma -> langzame afkoeling -> gesteenten ontstaan.
- alle mineralen even groot en zichtbaar.
- geen holtes in gesteente.

22
New cards

3 voorbeelden van dieptegesteenten

Graniet, dioriet, gabbro.

23
New cards

Vulkanische gesteenten

Intrusie van magma tot aan het aardoppervlak -> snelle afkoeling -> vulkaan ontstaat.
- amorf (geen zichtbare mineralen).
- fenokristen aanwezig.
- holtes in het gesteente door gassen.

24
New cards

3 voorbeelden van vulkanische gesteenten

Rhyoliet, andesiet, basalt.

25
New cards

Fenokristen

De eerstgevormde kristallen na stolling van magma, gevormd vóór de vulkaanuitbarsting (vulkanisch gesteente).

26
New cards

Fysische verwering

Mechanisch proces (uiteenrukken van gesteenten door ijsvorming of wortelgroei)

27
New cards

Chemische verwering

Proces waarbij elementen met elkaar reageren (oplossen van kalksteen door zure regen, vorming van roest).

28
New cards

Erosie

Door water, wind, ijs en de zwaartekracht kunnen verweringsproducten worden verplaatst.

29
New cards

Klastische sedimenten

Bestaan uit vaste fragmenten van gesteenten, zoals brokjes steen en delen van mineralen (niet verkit).

30
New cards

Biochemische sedimenten

Worden gevormd door biochemische processen (schelpdieren vormen kalkskeletten door opname van kalk -> als zij doodgaan zakken ze naar de bodem waar de kalkskeletten grote sedimentlagen vormen).

31
New cards

Hoe vindt verkitting plaats?

In grondwater opgeloste stoffen, zoals kalk/ijzer/silicium, slaan neer tussen de korrels van sediment -> vast gesteente ontstaat.

32
New cards

Waarom heeft zandsteen een gele of rode kleur?

Door verkitting met ijzeroxiden.

33
New cards

Waarom kan gesteente een grijs-blauwe kleur hebben?

Door verkitting met klei.

34
New cards

Hoe noem je klei als het verkit is?

Schalie

35
New cards

Hoe noem je zand als het verkit is?

Zandsteen

36
New cards

Hoe noem je grind als het verkit is?

Conglomeraat

37
New cards

Metamorfose

Onder invloed van een hoge druk en temperatuur raken gesteenten in een instabiele toestand -> elementen vormen nieuwe, stabiele mineralen die aangepast zijn aan de nieuwe omstandigheden.

38
New cards

Tot welk soort mineralen worden kleimineralen gemetamorfoseerd?

Mica's

39
New cards

Mica's

Mineralen die bestaan uit dunne gestapelde plaatjes, loodrecht op de drukrichting.

40
New cards

Schisteus gesteente

Gesteente dat goed in 1 bepaalde richting splijt.

41
New cards

Kenmerkende mineralen/gesteenten voor zwakke metamorfose

Mica's, leisteen.

42
New cards

Kenmerkende mineralen/gesteenten voor sterke metamorfose

Veldspaten en donkere mineralen, gneis

43
New cards

Marmer

Gerekristalliseerd zandsteen, niet schisteus.

44
New cards

Bodemvorming

Vorm van erosie dat vanaf het oppervlak naar beneden plaatsvindt.

45
New cards

Wat is de drijvende kracht achter bewegingen van de aardkorst?

Convectiestromen onder de aardkorst; opwellende stromen brengen warm mantelmateriaal naar de oppervlakte waar afkoeling plaatsvindt -> mantelmateriaal koelt af, wordt zwaarder en zinkt weer naar de diepte.

46
New cards

Mid-oceanische rug

Onderzeese bergketen, gevormd door opstijgend magma ter plaatse van uiteendrijvende oceanische aardkorsten.

47
New cards

Diepzeetrog

Aardkorstplaten drijven tegen elkaar en de zwaarste plaat duikt onder de andere -> bij het wegzakken ontstaat tussen de platen een diepe kloof; diepzeetrog.

48
New cards

Gebergtevorming

Als een oceanische en continentale plaat botsen wordt de zwaardere oceanische plaat naar beneden geduwd en de rand van de continentale plaat in elkaar gedrukt -> gebergte ontstaat

49
New cards

Vulkanisme door gebergtevorming

Als de oceanische plaat wegzakt (gebergtevorming) gaat de temperatuur van het gesteente omhoog waardoor het gedeeltelijk wegsmelt. Dit nieuw gevormd magma stijgt op langs zwaktezones in de korst, waardoor vulkanisme optreedt.

50
New cards

Waarom komt vulkanisme vrijwel niet voor bij botsing van twee continentale platen?

Bij twee continentale platen is het moeilijker om platen onder te duwen omdat ze dezelfde kenmerken hebben; er vindt dus geen temperatuurverhoging van gesteente plaats en dus ook geen smelt.

51
New cards

Schild

Het oudste deel van de aardkorst, zeer star en kristallijn.

52
New cards

Plooiing

Een gesteentepakket wordt gedeformeerd tot gebogen vormen zonder breuken. Gesteente moet voldoende plastisch zijn.

53
New cards

Anticlinaal

Omhoog gebogen vorm in een plooi.

54
New cards

Synclinaal

Omlaag gebogen vorm in een plooi.

55
New cards

Breuk

Vlak waarlangs een verschuiving heeft plaatsgevonden, gesteente is onvoldoende plastisch.

56
New cards

Diaklaas

Barst in gesteente waarlangs geen verschuiving heeft plaatsgevonden; netwerk van barsten die elkaar kunnen snijden.

57
New cards

Hoe ontstaat dun-vloeibaar magma? (basaltisch vulkanisme)

Ontstaat door gedeeltelijke opsmelting van vast mantelmateriaal; mogelijk wanneer rek in de aardkorst de opstijging van magma uit de mantel naar het oppervlak mogelijk maakt.

58
New cards

Schildvulkaan

Zeer brede basis, geringe hellingshoek, zelden explosief

59
New cards

Slakkenkegels

Flodders vloeibaar magma worden uitgeworpen en stollen in de lucht tot grillige, poreuze brokken steen (kegelvormig vulkaanlichaam).

60
New cards

Andesitisch magma (andesitisch vulkanisme)

Gas kan minder makkelijk ontsnappen -> heftigere erupties.

61
New cards

3 verschijnselen die kunnen optreden bij andesitisch vulkanisme

1. bij lage gasdruk vloeien lavastromen uit, bij hoge gasdruk wordt veel pyroclastica uitgeworpen; resulterend gesteente is andesiet.
2. als een kratermeer wordt uitgeworpen, als de eruptie op een besneeuwde vulkaan plaatsvindt, of als zware regenbuien optreden, kunnen vulkanische modderstromen voorkomen.
3. vorming van pyroclastische stromen (mengsel van hete gassen en fijne gasdeeltjes).

62
New cards

Stratovulkaan

Fraaie kegelvorm, lichte concave helling

63
New cards

Rhyolitisch magma (rhyolitisch vulkanisme)

Zuur en viskeus magma, gas kan moeilijk ontsnappen.

64
New cards

2 verschijnselen die kunnen optreden bij rhyolitisch vulkanisme

1. als de gasdruk niet te hoog is, stolt het magma in de kraterpijp en ontstaat er een dome (koepelvormige uitstulping).
2. als de gasdruk hoog is, kan de gehele magmakamer explosief worden geleegd waarbij gasrijk pyroclastisch materiaal over de omgeving verspreidt; ook ontstaat een caldera (grote holte onder het vulkaanlichaam waarin de hele kegel wegzakt).

65
New cards

Waarom zijn in vulkanische gebieden de gronden zeer vruchtbaar?

Vulkanisch as bevat veel plantenvoedende stoffen die makkelijk vrij kunnen komen.

66
New cards

Erosieve zone

Netto erosie is groter dan de sedimentatie. V-vormige dalen, hard gesteente.

67
New cards

Transportzone

Overgangszone waarin erosie en sedimentatie in evenwicht zijn.

68
New cards

Accumulatiezone

Alluviale vlakte (los sediment afgezet door rivieren) waarin sedimentatie overheerst.

69
New cards

Waardoor wordt verticale erosie veroorzaakt?

Wordt veroorzaakt door de uitslijpende werking van meegevoerd sediment (schoon water erodeert nauwelijks).

70
New cards

Denudatie

Het samenspel van verwering, erosie en hellingprocessen die voor ontbloting van het gesteente zorgen.

71
New cards

Vlechtende rivieren

Vertonen meerdere ondiepe geulen, gescheiden door grindbanken met weinig bochten.

72
New cards

Meanderende rivieren

Rivier loopt in 1 diepe stroomgeul, vormt grote lussen met bochten van 180 graden.

73
New cards

Verval

Absolute hoogteverschil tussen twee punten langs de rivier.

74
New cards

Verhang/gradiënt

Hoogteverschil per lengte-eenheid.

75
New cards

Wat is het ideale lengteprofiel van een rivier?

Concaaf verloop; verhang wordt steeds kleiner.

76
New cards

Erosiebasis

Het eindpunt tot waar een rivier een landschap kan eroderen.

77
New cards

Wat zijn de twee functies van een rivier?

1. Afvoer van water.
2. Afvoer van erosieproducten.

78
New cards

In wat voor gebieden komen voornamelijk vlechtende rivieren voor?

Droge gebieden met weinig vegetatie; grond wordt niet beschermd tegen oppervlakkige afspoeling waardoor veel erosiemateriaal naar de rivier wordt gevoerd.

79
New cards

Hoe ontstaan vlechtende rivieren?

Rivier verstopt zijn eigen geulen door het transporteren van sediment en gaat om de barrière heen stromen -> nieuwe geul wordt gevormd, die ook weer verstopt raakt.

80
New cards

Hoe ontstaan meanderende rivieren?

Worden gevormd bij regelmatige afvoer van water en aanvoer van fijn sediment.

81
New cards

Progressieve sortering

Grofste componenten worden het langzaamst getransporteerd. Door botsingen met andere deeltjes worden de grofste componenten kleiner en afgeronder.

82
New cards

Waardoor verplaatsen meanderlussen zich steeds verder naar buiten?

In de buitenbocht van de rivier vindt erosie plaats en in de binnenbocht vindt sedimentatie plaats.

83
New cards

Waarom ligt er naast een stroomgeul van een meanderende rivier vaak een zandvlakte?

Als de rivier buiten zijn oevers treedt neemt de stroomsnelheid af en kan de zandfractie bezinken, waardoor een lage wal naast de geul gevormd wordt. Dit wordt een oeverwal genoemd.

84
New cards

Hoe ontstaan de kommen?

Ver van de geul blijft het water tot lange tijd na overstroming staan (stroomsnelheid is 0), waardoor de kleifractie kan bezinken en een dik kleipakket ontstaat.

85
New cards

Waarom is in oude verlaten rivierloper het verschil tussen oeverwallen en geulen vervaagd?

Oude geulen worden opgevuld met nieuw sediment terwijl in de hogere delen (oeverwallen) erosie optreedt.

86
New cards

Hoefijzermeer

Erosie in de buitenbocht leidt tot afsnijding van een meanderbocht.

87
New cards

Sedimentwaaier

Een oeverwal breekt bij hoge waterstand plotseling door, achter de doorbraak ontstaat een sedimentwaaier.

88
New cards

Puinwaaier

Komen voor op plaatsen waar bergstromen in een breed, vlak dal uitmonden. Door de vermindering van gradiënt kan de rivier niet al het sediment afvoeren en verstopt zijn eigen bedding met grind en probeert eromheen te stromen.

89
New cards

Waarom worden komgronden als grasland gebruikt?

Komgronden bestaan uit zware klei.
- klei bij natte omstandigheden: slecht waterdoorlatend, moeilijk bewerkbaar.
- klei bij droge omstandigheden: grond wordt zeer hard en krimpscheuren ontstaan.

90
New cards

Hoe ontstaan rivierterrassen?

In koude perioden is er geen vegetatie, veel erosiemateriaal wordt vervoerd -> in warme perioden is er wel vegetatie, rivier gaat insnijden -> door stijging van de zeespiegel of tektonische opheffingen kan terrasvorming optreden.

91
New cards

Horsten en slenken

Horst = zones die hoger liggen na tektonische beweging.
Slenk = zones die sneller dalen dan omliggende gebieden na tektonische beweging.

92
New cards

Firn

Bestaat uit zwak samengedrukte sneeuw, die bolletjes ijs vormen waar nog lucht tussen zicht.

93
New cards

Landijskappen

Als het klimaat zo koud wordt dat er op de polen grote massa's sneeuw ophopen en er dikke pakketten ijs ontstaan = permanente ijslagen.

94
New cards

Glaciale erosie

Fysisch proces van schuren en slijpen (= abrasie) waarbij gesteentedeeltjes worden vrijgemaakt.

95
New cards

Wat is een verschil tussen fluviatiele erosie en glaciale erosie?

Gletsjers eroderen U-vormige dalen en kunnen ook hellingopwaarts stromen.
Fluviatiele erosie zorgt voor V-vormige dalen en er is geen hellingopwaartse stroming.

96
New cards

Cirques

Komvormige erosie-bekkens met een steile achterwand.

97
New cards

Horn

Op de plaats waar uitgesleten achterwanden (cirques) elkaar raken ontstaat een puntige bergtop.

98
New cards

Grondmorenen

Afzettingen die direct door ijs zijn afgezet; stenen, zand, klei, silt. Zijn door abrasie in het ijs gekomen en onder de gletsjer afgezet.

99
New cards

Zijmorenen

Afzettingen die direct door ijs zijn afgezet; ontstaan door puin dat van de dalwanden op de zijkanten van de gletsjer valt.

100
New cards

Eindmorene

Afzettingen die direct door ijs zijn afgezet; ontstaat aan het eind van de gletsjertong waar het ijs afsmelt en het puin wordt afgezet.