Frans woordenschat (I-L)

Dico de Base

hier

ici

ideaal

idéal - idéale

idee

idée (f)

identificeren

identifier

identificatie

identification (f)

identiek, gelijk

identique - identique

identiteit

identité (f)

idioot

idiot - idiote

niet kennen, niet weten

ignorer

eiland

île (f)

illegaal, onwettelijk

illégal - illégale

illusie

illusion (f)

illustratie, tekening,

illustration (f)

illustreren

illustrer

beeld, afbeelding

image (f)

verbeelding

imagination (f)

inbeelden

imaginer

imitatie, nabootsing

imitation (f)

imiteren, nadoen

imiter

onmiddellijk

immédiat - immédiate

onmiddellijk

immédiatement

immens, zeer groot

immense - immense

onbeweeglijk

immobile - immobile

oneven

impair - impaire

ongeduldig

impatient - impatiente

regenjas

imperméable (m)

onpersoonlijk

impersonnel - impersonnelle

onbeleefd

impoli - impolie

belang

importance (f)

belangrijk

important - importante

opleggen

imposer

onmogelijk

impossible - impossible

onmogelijkheid

impossibilité (f)

onnauwkeurig

imprécis - imprécise

indruk

impression (f)

onvoorzien

imprévu - imprévue

printer

imprimante (f)

drukken

imprimer

drukkerij

imprimerie (f)

onwaarschijnlijk

improbable - improbable

onvoorzichtig

imprudent - imprudente

onaanvaardbaar

inacceptable - inacceptable

inactief

inactif - inactive

onverwacht

inattendu - inattendue

onbekwaam; niet in staat

incapable - incapable

brand

incendie (m)

onzeker

incertain - incertaine

voorval, incident

incident (m)

aanzetten, aansporen (tot)

inciter (à)

bevatten, omvatten

inclure

ingesloten; inbegrepen

inclus - incluse

onbekend

inconnu - inconnue

fout

incorrect - incorrecte

ongelooflijk

incroyable - incroyable

onbepaald

indéfini - indéfinie

onafhankelijkheid;

indépendance (f)

zelfstandige

indépendant (m)

zelfstandige

indépendante (f)

zelfstandig, onafhankelijk

indépendant - indépendante

aanwijzing

indication (f)

onverschillig

indifférent - indifférente

indigestie

indigestion (f)

aanduiden, aanwijzen

indiquer

onrechtstreeks

indirect - indirecte

individu

individu (m)

individueel

individuel - individuelle

industrie

industrie (f)

onjuist

inexact - inexacte

onvermijdelijk

inévitable - inévitable

hartinfarct

infarctus (m)

lager, minder

inférieur - inférieure

verpleegkundige

infirmier (m)

verpleegkundige

infirmière (f)

invloed

influence (f)

beïnvloeden

influencer

informatie

information (f)

informatica

informatique (f)

informaticus

informaticien (m)

informaticus

informaticienne (f)

informeren, inlichtingen

informer

ingenieur

ingénieur (m)

ingenieur

ingénieure (f)

ingrediënt

ingrédient (m)

oneerlijk, onrechtvaardig

injuste - injuste

onrecht

injustice (f)

onschuldig

innocent - innocente

ongerust

inquiet - inquiète

verontrustend

inquiétant - inquiétante

zich zorgen maken (over)

s'inquiéter (de)

inschrijving

inscription (f)

zich inschrijven (voor)

s'inscrire (à)

insect

insecte (m)

onzekerheid

insécurité (f)

de nadruk leggen (op),

insister (sur)

inspecteur

inspecteur (m)

inspectrice

inspectrice (f)

inspiratie

inspiration (f)

inspireren

inspirer

installeren, inrichten

installer

installatie, inrichting

installation (f)