Cursus 5 Methodologie en statistiek

Kalibreren

Kalibreren

Vergelijken van systeem of apparaat met een standaard om de eigenschappen vast te stellen

Justeren

Het in- of afstellen van een apparaat na het kalibreren

Validiteit

meet je wat je wil meten

Reproduceerbaarheid

Geeft meting onder dezelfde omstandigheden dezelfde uitslagen

Modus

Getal dat het vaakste voorkomt

Mediaan

Middelste waarneming

Standaardafwijking

De gemiddelde spreiding van het gemiddelde

Variatiebreedte/range

Het verschil tussen de minimum en maximumscore

Interkwartielafstand

Middelste 50% van je uitkomsten

Nominaal

Benoemen/etiket, kan je niet mee rekenen

Dichotoom

Nominaal met maar twee opties (bijvoorbeeld man/vrouw)

Ordinaal

ordenen in categorieën, maar kan je niet mee rekenen

Interval

Gelijke intervallen, kan je mee rekenen

Ratio

Interval met absoluut 0 punt

Kappa

Bij nominale data

Cohen’s Kappa

Bij meerdere categorische data

Spearman

Bij ordinale data

Pearsons/ICC

Bij kwantitatieve data

Crohnbach’s alpha

Bij interne consistentie

Pearsons correlatiecoefficient

Tussen -1 en 1, waarbij -1 en 1 100% is, en 0 is geen overeenkomst

ICC correlaticoefficiënt

Tussen 0 en 1, waarbij 1 100% overeenkomst is en 0 geen overeenkomst

Absolute frequentie

De absolute frequentie is hoe vaak een waarde voorkomt

Relatieve frequentie

De relatieve frequentie is het percentage hoe vaak een waarde voorkomt ten opzichte van het geheel

Cummulatieve frequentie

De som van de absolute frequentie tot een bepaalde gebeurtenis

Intra beoordeling

Twee metingen door dezelfde onderzoeker

Inter beoordeling

Twee metingen door twee verschillende onderzoekers