engels unit 1 deel 2

uidelen, verspreiden

distribute

gespreid,uitgereikt

distributed

beheersen, overheersen

dominate

in dienst hebben, gebruiken

employ

activeren, aanzetten, werkzaam maken

enable

in dienst nemen, engageren

engage

genot

enjoyment

verzekeren, garanderen

ensure

omgeving, milieu, omtrek

environment

gelijk, evenaren

equal

vestigen, oprichten, vastleggen

establish

overtreffen, overstijgen

exceed

directeur, leidinggevend personeel

executive

uitzetten, zich uitbereiden

expand

deskundigheid, vakkenkennis

expertise

verkennen

explore

uitvoerbaarheid, bruikbaarheid

feasibility

financieel

financial

controleur, opzichter

controller

vroeger, vorige

former

oprichten, stichten, invoeren

found

ten uitvoer brengen, vervullen

fulfil

algemeen directeur 2

general manager

personeelszaken

human resources

leidinggevend personeelslid, manager

manager

buiten beschouwing laten, negeren

ignore

factuur

invoice

twistpunt, kwestie, geschil

issue

tillen, optillen optrekken

lift

logistiek, materiaalbeheer

logistics

onderhoud, in stand houden

maintain

belangrijk, hoofd-

major

meerderheid

majority

commissie, bestuur

committee

beheren, sturing

managing

directeur, directrice

director

fabrikant, producent

manufacturer

materie, aangelegenheid

matter

betekenen

matter

producten die verband houden met een populaire film, zanger

merchandising

koopwaar, handelswaar

merchandise

minderheid

minority

plicht, verplichting, verbintenis

obligation

aanbieden, geven, aangeven

offer