1/24
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Klimaat
Het gemiddelde weer in een gebied over een periode van dertig jaar.
Weer
De toestand van de atmosfeer op een bepaalde plaats op een bepaald moment.
Weerelementen
Temperatuur, neerslag, luchtdruk, wind en bewolking.
Nuttige neerslag
Hoeveelheid neerslag minus de hoeveelheid verdamping.
Neerslagintensiteit
Hoeveelheid neerslag per tijdseenheid.
Stuwing neerslag
Neerslag die ontstaat bij een berg.
Frontale neerslag
Neerslag die ontstaat wanneer een warmtefront botst met een koudefront.
Stijgingsneerslag
Neerslag die ontstaat bij hele warme gebieden.
Hoge luchtdruk
Wordt geassocieerd met droog/helder weer.
Lage luchtdruk
Wordt geassocieerd met bewolking.
Wind
Bewegende lucht over het aardoppervlak.
Landwind
Wind die van land naar zee waait.
Zeewind
Wind die van zee naar land waait; verkoelend in de zomer, verzachtend in de winter.
Hoogteligging
De hoogte ten opzichte van de zeespiegel.
Breedteligging
Plek ten opzichte van de evenaar, oorzaak van de invalshoek van de zon.
Tropisch regenwoudklimaat
Hele jaar neerslag, temperatuur altijd gemiddeld hoger dan 18 graden, dicht bij de evenaar.
Savanneklimaat
Droge periode, temperatuur altijd gemiddeld hoger dan 18 graden.
Steppeklimaat
Grote verschillen tussen dag- en nachttemperatuur, kort regenseizoen.
Woestijnklimaat
Grote verschillen tussen dag- en nachttemperatuur.
Gematigd zeeklimaat
Neerslag in alle seizoenen, niet heel warm, niet heel koud.
Middellandse zeeklimaat
Droge, warme zomers.
Landklimaat
Warme zomers en koude winters, geen invloed van zee, droge winters.
Toendraklimaat
Er groeit nog mos, in de zomer iets boven het vriespunt.
Poolklimaat
Geen planten, gemiddeld iedere maand onder het vriespunt.
Hooggebergteklimaat
Zelfde als poolklimaat, alleen hoog in de bergen.