1/26
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
wat zijn veronderstellingen in het AV-AA schema?
consumptie en belastingen zijn (deels) afhankelijk van het inkomen
internationale handel: geen wisselkoers verschillen
andere binnenlandse bestedingen zijn autonoom (constant)
invloed van monetair beleid op geldmarkt: rente en vraag en aanbod op de geldmarkt kunnen wijzigen
het algemeen prijspeil kan wijzigen
internationale handel: autonome export en import
wat doet de AV-curve?
De aggregatieve vraag of av-curve toont het verband tussen de macro-economische vraag naar goederen en diensten en het algemeen prijspeil.
Het betreft hier niet de vraag op één bepaalde productmarkt, maar de totale binnenlandse vraag van zowel de gezinnen, de ondernemingen, de overheid als het buitenland
wat gebeurt er als de prijspeil toeneemt?
Als het algemeen prijspeil toeneemt (inflatie, wat leidt tot geldontwaarding), nemen de binnenlandse bestedingen af, omdat:
de koopkracht van de gezinnen en hun consumptie afnemen
de binnenlandse prijzen hoger worden ten opzichte van de prijzen in het buitenland, waardoor de export afneemt en de import toeneemt
op de geldmarkt de reële waarde van het geldaanbod afneemt waardoor de rentevoet toeneemt en de investeringen afnemen.
wat gebeurt er wanneer de prijspeil afneemt?
Bij een daling van het prijspeil (deflatie) is dat omgekeerd.
Dit negatieve verband verklaart het dalend verloop van de aggregatieve vraagcurve.
Merk ook op dat zowel de goederenmarkt als de geldmarkt een invloed hebben op de aggregatieve vraag
wanneer verschuift de AV-curve naar rechts?
Op de goederenmarkt zorgt een wijziging van de belastingen, consumptie, investeringen, overheidsbestedingen, export of import (ceteris paribus) voor een verschuiving van de aggregatieve vraagcurve.
Als de effectieve vraag toeneemt, verschuift de av-curve naar rechts, in het andere geval naar links
wanneer verschuift de AV-curve naar rechts en links?
Op de geldmarkt stimuleert een toename van de geldhoeveelheid of een rentedaling de consumptie en de investeringen waardoor de av-curve naar rechts verschuift.
Een verkrapping van de geldhoeveelheid of een rentestijging doen de consumptie, investeringen en de aggregatieve vraag afnemen, de av-curve verschuift dan naar links
de AA KT curve
Als het algemeen prijspeil toeneemt, neemt op korte termijn ook de binnenlandse productie toe.
Omdat zowel de lonen (loonstarheid) als de prijzen van grondstoffen (deze liggen vaak voor een langere periode contractueel vast) op korte termijn niet wijzigen, wordt het voor producenten relatief goedkoper om te produceren.
Deze hogere winstmarges zet hen ertoe aan de productie op te drijven.
Dit positieve verband tussen het prijspeil en de aangeboden productie verklaart het stijgend verloop van de aaKT-curve
de AA LT curve
Op lange termijn is het aggregatieve aanbod niet afhankelijk van het prijspeil en kunnen alle productiefactoren volledig benut worden.
Het aggregatief aanbod op lange termijn is met andere woorden gelijk aan de totale productiecapaciteit of het potentiële bbp (Y*) van het land.
Dat is de waarde van de totale productie als alle productiefactoren normaal benut worden.
Omdat het potentiële bbp niet afhankelijk is van het prijspeil, is de aaLT-curve een verticale curve.
wat is het verschil tussen een evenwicht op KT en een evenwicht op LT?
Ook is er een onderscheid tussen een evenwicht op korte termijn en een evenwicht op lange termijn:
er ontstaat een kortetermijnevenwicht als de av-curve en de aaKT-curve elkaar snijden omdat dan op korte termijn de aggregatieve vraag en het aggregatief aanbod aan mekaar gelijk zijn
er ontstaat een langetermijnevenwicht als daarnaast ook het verwachte prijspeil gelijk is aan het effectieve prijspeil en het huidige bbp (Y) gelijk is aan het potentiële bbp (Y*).
Een economie evolueert (in theorie) steeds naar het langetermijn- evenwicht.
wanneer is er sprake van een vraagschok?
Als er zich aan de vraagzijde van de economie (av-curve) plotse gebeurtenissen voordoen die het kortetermijnevenwicht beïnvloeden, is er sprake van een vraagschok.
Vraagschokken kunnen ontstaan op zowel de goederenmarkt (onderdelen van de aggregatieve vraag) als de geldmarkt (monetaire gebeurtenissen die de onderdelen van de aggregatieve vraag beïnvloeden)
wanneer heb je een positieve en een negatieve vraagschok?
Verschuift de av-curve plots naar rechts, dan is dat een positieve vraagschok
verschuift ze naar links, dan is dat een negatieve vraagschok.
geef een paar historische voorbeelden van vraagschokken
De beurscrash van Wall Street en de Grote Depressie
Eenmaking van Europa
Dot-Com zeepbel
COVID19-pandemie
het ceteris paribus ivm een vraagschok
Bij de analyse van een vraagschok wordt steeds gestart vanuit een langetermijnevenwicht en is het ceteris paribus-principe van kracht:
er doet zich slechts één schok voor en er wordt bestudeerd hoe de economie zich opnieuw naar het langetermijnevenwicht begeeft
wat zijn de gevolgen van een negatieve vraagschok op KT en LT?
Een negatieve vraagschok leidt op korte termijn tot een daling van het prijspeil en een daling van de output.
Op lange termijn blijft het prijspeil permanent laag, maar komt de output weer op het oorspronkelijke niveau.
Bij een positieve vraagschok is dat omgekeerd.
vraagschokken en hun invloed op de conjunctuur
Vraagschokken beïnvloeden slechts tijdelijk de conjunctuur en door een aanpassing van het prijspeil keert de economische activiteit automatisch terug naar het langetermijnevenwicht.
Het aggregatieve aanbod op lange termijn en het potentiële bbp wijzigen niet tijdens dit proces.
wanneer is er sprake van een aanbodschok?
Bij plotse veranderingen die een langdurige of permanente invloed hebben op de productiekosten van ondernemingen, is er sprake van een aanbodschok
wanneer is een aanbodschok positief of negatief?
Deze kan zowel positief als negatief zijn. Verschuift de aaKT-curve plots naar rechts, dan is er sprake van een positieve aanbodschok, verschuift ze naar links, dan gaat het over een negatieve aanbodschok.
kan je enkele historische voorbeelden geven van aanbodschokken?
Oliecrisis ( jaren 1970)
COVID19-pandemie
aanbodschok ivm het ceteris paribus principe
Ook bij de analyse van een aanbodschok wordt steeds gestart vanuit een langetermijnevenwicht en geldt het ceteris paribus-principe
wat zijn de gevolgen van een positieve aanbodschok?
Een positieve aanbodschok leidt op korte termijn tot een daling van het algemeen prijspeil en een toename van de output.
Op lange termijn wordt de daling van het prijspeil en de toename van de output verdergezet en breidt de productiecapaciteit uit zodat deze aan de nieuwe realiteit is aangepast.
wat zijn de gevolgen van een negatieve aanbodschok?
In tegenstelling tot een vraagschok, wijzigt bij een aanbodschok het aggregatieve aanbod op lange termijn (het potentiële bbp) wel.
Bij een negatieve aanbodschok is dat problematisch omdat dan het potentiële bbp afneemt
wat is een anticyclisch conjunctuurbeleid?
wat doet men dan in een periode van hoog en laagconjunctuur?
Een anticyclisch budgettair of monetair beleid vlakt de conjunctuurgolf af zodat de nadelen van hoog- of laagconjunctuur beperkt worden.
In een periode van hoogconjunctuur (positieve outputkloof ) wordt een restrictief beleid gevoerd,
in een periode van laagconjunctuur (negatieve outputkloof ) een expansief beleid.
Wat heb je nodig om goede beslissingen te kunnen nemen bij budgettair en monetair beleid?
Om dat te kunnen realiseren, is de beschikbaarheid van goede conjunctuurindicatoren essentieel
Waarom is het nemen van maatregelen moeilijker wanneer de oorzaken van een conjunctuurschommeling in het buitenland liggen?
Als de oorzaken van een conjunctuurschommeling in het buitenland liggen, is het nemen van maatregelen moeilijker.
Welk effect kan een expansief budgettair beleid hebben, en wat gebeurt er als dit effect getemperd moet worden?
Zo kan een expansief budgettair beleid bijvoorbeeld de inflatie doen toenemen.
Als dat getemperd moet worden met een rentestijging, gaan de gevolgen van het expansieve budgettaire beleid deels verloren.
Welke Europese regels beperken de mogelijkheden van de overheid om een monetair en budgettair beleid te voeren?
Strenge Europese regels rond het aanhouden van kasreserves, de opbouw van overheidsschulden en het beperken van begrotingstekorten beperken de mogelijkheden van de overheid om een monetair en budgettair beleid te voeren.
Waarom kan de ECB niet onbeperkt haar beleidsrente verlagen, en waarom botsen fiscale maatregelen soms op weerstand?
De ecb kan ook niet onbeperkt haar beleidsrente verlagen om bijvoorbeeld een sterke negatieve vraagschok op te vangen.
Fiscale maatregelen worden vaak niet gesmaakt door de bevolking en botsen op weerstand.