connaître
kennen
paraître
lijken, verschijnen
arriver
aankomen
sentir
voelen, ruiken
attendre
wachten(op)
vivre
leven
chercher
zoeken
sortir
naar buiten gaan, uitgaan
comprendre
begrijpen
porter
dragen
devenir
worden
entrer
binnengaan, binnenkomen
revenir
terugkomen
écrire
schrijven
appeler
noemen, roepen, opbellen
tomber
vallen
reprendre
terugnemen, hernemen
commencer
beginnen
suivre
volgen
montrer
tonen
partir
vertrekken
mourir
sterven
ouvrir
openen
lire
lezen
arrêter
(doen) stoppen
servir
(be)dienen
jeter
gooien
recevoir
krijgen, ontvangen
monter
stijgen, naar boven gaan
lever
opheffen
agir// il s’agit de
handelen// het gaat over/om, het betreft
perdre
verliezen