KC les 2

兼 (jiān)

兼 (jiān)

TV: twee of meer dingen tegelijkertijd hebben, combineren

bw: tegelijkertijd, zonder onderscheid, universeel

愛 (ài)

TV: liefhebben, gierig zijn

墨子 (Mòzǐ)

de naam van het werk van de filosoof Mozi, die leefde in de 4e eeuw BCE

聖 (shèng)

SV: wijs, bovennatuurlijke kracht bezitten

zn: een wijze

亂 (luàn)

TV: in wanorde brengen

SV: in wanorde zijn

zn: wanorde

自 (zì)

TV: volgen, komen uit (van/voor/uit) zichzelf

起 (qǐ)

IV: rechtstaan

譬 (pì)

TV: vergelijken

醫 (yī)

TV: een ziekte behandelen

zn: geneeskunde, een geneesheer

攻 (gōng)

TV: hard werken, aanvallen

弗 (fú)

partikel van negatie voor een TV + object

臣 (chén)

zn: dienaar, minister (nederige manier om naar jezelf te verwijzen) ik, uw (nederige) dienaar

孝 (xiào)

TV: goed handelen tov iemand die je als een soort vaderfiguur beschouwt

IV: ouderlievend zijn

利 (lì)

zn: winst, opbrengst

SV: scherp

虧 (kuī)

TV: iemand schade toebrengen, verlies doen lijden

IV: verlies lijden

弟 (dì)

zn: jongere broer

兄 (xiōng)

zn: oudere broer

慈 (cí)

TV: liefhebben (zoals een ouder tov een kind)

盜 (dào)

TV: stelen

zn: dief

賊 (zéi)

TV: stelen (en tegelijkertijd ook fysieke schade toebrengen)

zn: bandiet, roofmoordenaar

室 (shì)

zn: kamer, huis, thuis, familie

異 (yì)

IV: verschillend, vreemd, raar, buitenlands

竊 (qiè)

TV: (be)roven, (be)stelen, zo vrij zijn te

bw: steels, heimelijk, clandestien

大夫 (dà-fū)

zn: een belangrijke ambtenaar

諸 (zhū)

alle (met distributieve betekenis: één voor één)

侯 (hóu)

zn: het doel waarop men schiet, prins, markies (tweede rang die je van de koning kan krijgen)

諸侯 (zhū- hóu)

alle ambtenaren

各 (gè)

elk (zowel bijwoordelijk als bijvoeglijk gebruikt)

具 (jù)

TV: voorzien van, voorzieningen treffen

IT: voorzien zijn

zn: voorzieningen

惡 (wū)

vraagwoord: waar? hoe? [=何於]

施 (shī)

TV: geven, tonen, tentoonstellen, verspreiden, etaleren

亡 (wáng)

TV: niet hebben [=無]

禁 (jìn)

TV: verbieden (ken een pivot inleiden)

惡 (wù)

TV: haten, verafschuwen, een afkeer hebben van

惡 (è)

SV: slecht, verfoeilijk, verachtelijk, weerzinwekkend

勸 (quàn)

TV: aansporen (kan een pivot inleiden)

交 (jiāo)

TV: kruisen, contact hebben met

zn: relaties

bw: uitwisselbaar, verwisselbaar