Vocabulaire 2 Frans-Nederlands

migrer

migreren

une migration

een migratie

un migrant/une migrante

een migrant

un réfugié/une réfugiée

een vluchteling

un expatrié/une expatriée (expat)

een expat

un repatrié/une repatriée (repat)

een repatriër

un titre de séjour

een verblijfingsvergunning

un visa

een visum

un permis de travail

een werkvergunning

un retour au pays

een terugkeer naar het land

s’installer (dans un pays)

zich vestigen (in een land)

quitter son pays

verlaat je land

retrouver ses racines

vind je wortels (roots)

faire carrière

carrière maken

une expérience professionnelle

een professionele ervaring

une opportunité

een kans

réussir

slagen

une réussite financière

een financieel succes

un revenu

een inkomen

le rythme de travail

het werkritme

un projet professionnel

een professioneel project

décider de…

besluit om…

envisager de…

overwegen…

avoir l’intention de…

van plan zijn…

penser à…

denk na over…

avoir envie de…

wil…

être prêt(e) à…

wees klaar om…

vouloir…

willen…

ça ne me va pas de

het staat mij niet

ça ne me plaît pas de

ik vind het niet leuk

j’en ai marre de

ik heb er genoeg van

ce n’est pas mon truc

het is niet mijn ding

ce n’est pas suffisant

het is niet genoeg

je n’en peux plus de

Ik kan het niet meer aan

j’en ai assez de

ik heb er genoeg van

la recherche du bonheur

de zoektocht naar geluk

le bien-être

het welzijn

l’espérance de vie

de levensverwachting

la santé

de gezondheid

le soutien social

de sociale ondersteuning

la liberté de faire des choix

de vrijheid om keuzes te maken

la générosité

de vrijgevigheid

la confiance

het vertrouwen

se sentir étranger

voel je een vreemde

l’équilibre vie professionnelle / vie personnelle

balans tussen werk en privé

être heureux(se)

gelukkig zijn

être épanoui(e)

tot bloei komen (gelukkig en tevreden zijn)

une langue étrangère

een vreemde taal

parler une langue

een taal spreken

les habitudes culturelles

de culturele gewoonten

les différences culturelles

de culturele verschillen

les difficultés d’adaptation

de aanpassingsproblemen

s’intégrer

integreren

s’habituer à

wennen aan

découvrir une nouvelle culture

ontdek een nieuwe cultuur

une coutume

een gewoonte

un mode de vie

een manier van leven

un choc culturel

een cultuurschok

la généalogie

de genealogie

un arbre généalogique

een stamboom

une génération

een generatie

un(e) ancêtre

een voorouder

un(e) descendant(e)

een afstammeling

un lien de parenté

een familieband

l’ADN

de DNA

une analyse génétique

een genetische analyse

des données personnelles

de persoonlijke gegevens

un conjoint / une conjointe

een echtgenoot

une filiation

een afstemming

une lignée

een afstamming

les archives

de archieven

faire des recherches

onderzoek doen

la numérisation des documents

de documenten scannen

retracer son histoire familiale

iemands familiegeschiedenis traceren